woensdag 31 oktober 2018

Uitwisseling.


Oudste gaat op uitwisseling naar Italië. Volgende week. Eerst drie dagen naar Pisa en Florence. Daarna door naar gastgezin in Rome. Dat ophalen door het gastgezin gaat volgens zeer uitbundig pratende geschiedenisleraar als volgt: leerlingen uit Nederland staan op een rijtje klaar. Koffers voor zich op de grond. Romeinse auto’s komen aanrijden. Aan Italiaanse auto’s heb ik persoonlijk de volgende herinnering: Kleine koekblikjes volgestouwd met mensen. Opa’s, oma’s, neven, nichten, ooms, tantes, stapels kinderen en aan het eind komen er nog een hond, een schildpad en een eekhoorn uit. Die laatste heb ik overigens nog nooit uit een Italiaanse auto zien komen, maar ik blijf hoop houden. Iedere zomervakantie verbaasde ik me over de inhoud van een Italiaanse auto. Ik zat met broertje op de achterbank en nog voor we op de snelweg zaten, waren we elkaar in de haren gevlogen.

Goed, we dwalen af. Die auto’s komen aanrijden. Nederlandse leerling wordt aan juiste Italiaanse auto gekoppeld en Nederlandse leerling verdwijnt op de achterbank van die auto. Die van mij is 1.86. Gelukkig wel mager. Neemt in de breedte dus maar 1 plaats in, of eigenlijk zelfs maar een halve. In de lengte echter….. gelukkig zit hij in het midden en kunnen benen recht naar voren. Over de handrem op het dashboardkastje. Eekhoorn, schildpad, hond, stapels kinderen, tantes, ooms, nichten, neven, oma’s en opa’s stappen ook in. Koffer blijft staan. Iedereen weer uit de auto. Opa’s, oma’s, neven, nichten, ooms, tantes, stapels kinderen, de hond, de schildpad en de eekhoorn. Koffer wordt op dak gebonden. Mijn kind blijft zitten, Nederlandse puber. En benen zitten klem tussen handrem en voorstoelen. Iedereen stapt weer in. Ik neem aan dat u de volgorde van in- en uitstappen inmiddels door heeft.

Er gaan 20? leerlingen mee. 20? auto’s. 20? keer dit tafereel. Gelukkig ga ik niet als begeleider mee, zou inmiddels met acute kaakkramp over de grond rollen.

Auto’s met Nederlandse leerling en compleet nieuwe familie gaan vervolgens rondjes rijden door Rome. Romeinen zijn trots op hun stad. Laten leerling alle mooie plekken zien. Leerling ziet niets, vanwege zijn plek op de achterbank en zijn enorme lengte, staart hij een uur lang naar zichzelf in de achteruitkijkspiegel. Om zich heen luid enthousiast gekakel van Romeinen. In het Italiaans! Ik zal zoon leren om vriendelijk te lachen en af en toe te knikken. Vriendelijk lachen kan hij tijdens autorit door Rome oefenen in die achteruitkijkspiegel.

Dit tafereel zie ik dus voor me: 20? auto’s met Nederlandse leerlingen rijden opgewonden door Rome. Die koekblikken rijden namelijk altijd opgewonden! Er is iets mis met de fabrieksinstellingen. Claxon blijft continue hangen net als gaspedaal. 20? auto’s die elkaar tegenkomen op stadspleinen, in smalle straatjes, soort Mario kart real live. Uitgeput komt leerling dan eindelijk bij gastgezin thuis. Waar uitgebreid geknuffeld moet worden met pappa, mamma, opa, oma, andere opa en oma, ooms, tantes, neven, nichten, stapels kinderen, zelfs met de schildpad. Thuis knuffelt puber niet meer. Er komt hoogstens een soort gebrom uit kind als je zegt dat je van hem houdt. Leerling wil nu eigenlijk wel naar bed, maar er wacht een maaltijd. Dat is dan hopelijk het moment dat leerling doorheeft dat er al een paar dagen een kilo pepernoten, een chocoladeletter, stroopwafels, tulpenbollen, een ronde kaas en een kaasschaaf in de tas zitten. Kan ook zijn dat leerlingen hun ouders dankbaar waren voor lekkernijen in koffer tijdens 3 dagen Florence en alleen nog een kaasschaaf overhandigen aan gastgezin. Het zijn Nederlandse pubers in de groei.

In maart komt Italiaanse uitwisselingsstudent bij ons. Er wordt van ons ongeveer hetzelfde verwacht. Bij deze doe ik een oproep: wie heeft er een Italiaanse auto te leen? (Ik rij in een Duitse bus) Wie wil als familie fungeren? Ik ben op zoek naar 2 opa’s, 2 oma’s, een stapel kinderen, een paar neven en een paar nichten en dan nog enkele ooms en tantes. Ook hebben we geen schildpad, geen eekhoorn en geen hond. Wel een kat. En een konijn. Ik zoek dan ook naar een dorp of stad waar we luid toeterend een paar rondjes over een plein mogen rijden. Ik help persoonlijk om de terrassen van te voren aan de kant te schuiven. Het zou ook leuk zijn voor de sfeerimpressie als we die terrassen gaan bevolken met mensen. U kunt zich bij mij dan ook aanmelden als figurant of rekwisiet. (Als het uw eerste productie is, kan ik me voorstellen dat een hoofdrol als stapel kinderen te spannend is)

Met een beetje geluk krijgen we dan ’s avonds bij het avondeten ook onze kaasschaaf weer terug.



zaterdag 27 oktober 2018

Halloween.


Kent u die mensen die voor hun plezier een pompoen uithollen? En als ze dan klaar zijn en hun handen geurvrij hebben gewassen het geduld nog hebben om er kunstige tafereeltjes uit te snijden? Die mensen die het voor elkaar krijgen dat de bovenkant van pompoen na alle kunstnijverheid nog steeds passend is? Die er dan lichtjes inzetten zodat er een kijkdoos effect ontstaat? Pompoenen met lichtjes worden in de vensterbank gezet of bij de voordeur. Staat gezellig, pompoen roept naar een ieder die langsloopt: WELKOM! Ik bedenk me altijd 2 keer voor ik bij zo’n huis aanbel, mensen hebben vast te veel vrije tijd. Gaan dan uitgebreid vertellen over kunstclubjes en dan nip jij aan je thee, knik je af en toe alsof je gesprek begrijpt, zittend op een schone bank zonder broodkruimels. Ik krijg dan altijd flashbacks aan Hyacinth Bucket. Kent u die nog? Ik ben dan die buurvrouw die haar trillende stress handen niet stil kan krijgen en mijn thee in een tuimelbeker krijg.

Dochter wil ook opeens dolgraag een pompoen uithollen. ‘Weet u nog toen ik klein was mam, toen gingen we samen een pompoen uithollen en er figuurtjes uit snijden. Deden we er thuis een lichtje in en hadden we er heel lang plezier van.’ Ik weet het nog inderdaad. Als de dag van gisteren. Kinderen deden mee aan een workshop bij het tuincentrum. Ik dacht koffie te gaan drinken in het restaurant, maar stond na 5 minuten al met veel te klein lepeltje voor mijn enorme knuisten viezigheid uit pompoen te scheppen. Mijn handen zagen 5 dagen oranje. Ze stonken net zo lang. Kinderen sneden poppetjes uit pompoen en we kregen stinkding mee naar huis. Met een waxinelichtje. Na 2 dagen was mijn huis vergeven van een zure stank. Heeft me nog 2 dagen gekost voor ik doorhad waar stank vandaan kwam. Uit het binnenste van de pompoen. Onder teruggezet niet passend dak tierde de schimmel welig. Ik heb er die avond een vers waxinelichtje ingezet. Het schouwspel was feeëriek. De schimmeldraden zorgden voor een waar spektakel op de witte muren. Dochter was verrukt en heeft dit al die jaren in haar geheugen meegedragen. Het schouwspel, niet de stinkende schimmels. Idyllisch jeugdsentiment.

Ondertussen werd ik met de dag grijzer. Grijs bij mij ziet er niet uit. Een beetje als de boze Halloween heks. Met bezem en een puntmuts. 

U heeft in de afgelopen jaren reeds vele malen mee kunnen lezen met de soap: Anna Marie kleurt haar haren. Dit keer was ik goed voorbereid. Alles klaargezet; haarkleurmiddel Mahonie, oude handdoeken van de stapel en mixen maar! Het goedje werd een soort roze. (Kan ook oranje zijn geweest) In ieder geval een kleur die ik nog nooit gezien had. Zo ziet mahonie er dus uit. Verf zorgvuldig in mijn haar gesmeerd, gemorste vlekken op hoofdhuid direct weggeveegd met babyzalf en met handdoek om mijn nek naar beneden. W.egmisbruikers kijken. Klok van mijn telefoon onder handbereik. Ook geleerd, niet te lang in het haar laten zitten. Deed ik dus wel, want ik keek naar achtervolging, las een krantenartikel op telefoon, dronk veel te dure witte thee met aardbeien en vergat de tijd.

Mijn haar is klaar voor Halloween. Ideaal. We hoeven geen pompoenen uit te hollen, niet in de stinkende stank te zitten. Ik ga gewoon zelf voor het raam zitten met een waxinelichtje in mijn handen. Of bij de voordeur staan als heks. Met bezem. Zonder puntmuts, zonde van het kleuren anders.



dinsdag 23 oktober 2018

Spuitsneeuw


 Sinds enige tijd heb ik een schouder die niet doet wat hij zou moeten doen. Ik schrijf hij, want lichaamsdelen die niet mee willen werken zijn standaard mannelijk. We hebben er al van alles aan gedaan. Ben zelfs door de beste chirurg geopereerd, maar tot nu toe niet met het door mij gewenste resultaat: een werkende schouder.

Om die schouder in werking te krijgen zodat ik straks weer zelf de bedden kan verschonen, bezoek ik een fysiotherapeut. Deze fysiotherapeut heeft het zwaar met mij te stellen. Een ieder die mij kent weet hoe koppig, halsstarrig, eigenwijs en stroef ik kan zijn. (Uiteraard naast lief en grappig en behulpzaam en  al die andere leuke vrolijke bijvoeglijk naamwoorden.) Ik ben vooral dat leuke allemaal. Maar niet als ik bij de fysio binnenstap. Op het moment dat ik de deur open, is daar direct een poppetje in mijn hoofd dat continue fluistert: het komt niet meer goed, het komt niet meer goed, duurt te lang, duurt te lang. Ik luister niet. En dan raakt poppetje geïrriteerd: wie heeft er pijn? Wie kan er niet slapen? Wie kan helemaal niets? En zo krijgt mijn fysiotherapeut iedere week de volle lading chagrijnige ik. Mijn schouder doet zeer. Dag en nacht. Ik slaap niet, heb continue vreemde steken in mijn bovenarm, in mijn pols, uit zichzelf piano spelende vingers en ik kan mijn huishouden niet bijhouden. Stik chagrijnig word ik daar van. En Fysio krijgt de stortvloed over zich heen. Meestal lach ik er wel vriendelijk bij. Dat scheelt.


Vorige week had ik geoefend. Ik zou stemmetje negeren en zeggen dat het goed ging. Echt de hele week geoefend! Zelfs toen ik op de foto ging bij de schoolfotograaf, riep ik in plaats van patatjes!: “HET GAAT GOED!” Fotograaf vond dat maar raar. Ik kan op de een of andere manier bij de fysio geen toneelspel spelen. Dus op de vraag: “hoe gaat het met je”: riep het gemene poppetje: Slecht! Had ik een hele week voor niets geoefend. Kan het erger? Ja, een afspraak kan nog erger. Weken en weken, maanden zelfs hoefde ik niets uit te trekken. Iedere week stond ik met veel moeite mijn oksel te ontharen, want fysio is dus serieus leuk, iedere week knappe bh aan en nieuw hemd, allemaal voor niets, want behandeling ging met T-shirt aan. Of trui, of blouse, of wat ik ook aan had. Winterjas had ook gekund.

Zaterdagochtend was ik moe en geïrriteerd. Zware week achter de rug, amper geslapen en had ik vooral pijn. Ik probeerde mijn oksels onder de douche bij te werken. Halfslachtig bij te werken, want arm kan dus niet omhoog, vervolgens trok ik een bh uit de kast. Gewoon de eerste die ik tegenkwam, pakte een hemd van de grond, de eerste die ik zag liggen op de stapel ondergoed, bij het trekken aan eerder genoemde bh, waren er ook een stapel onderbroeken en 2 hemden meegekomen. Ik trok ook dit hemd aan, raapte de rest van de stapel van de grond, propte de stapel terug in de kast en liep naar de keuken voor deodorant. Naar de keuken inderdaad. In een cadeau doos zat een bus deodorant. Gratis gekregen. Van een goed merk. N.ivea. Pssssst deed ik onder oksels en mijn hemd en ik waren bedolven onder een lading witte spuitsneeuw. Kent u die bussen? U kunt ze kopen bij uw tuincentrum. Zo rond kerst. Kunt u uw L.emax huisjes mee versieren voor een echt winters tafereel. Of uw kerstbomen mee inspuiten. Heeft u een besneeuwde boom in huis. Die troep zat nu onder mijn arm, op mijn hemd en zelfs op de keukenvloer.

Geeft niets, hoef geen schoon hemd aan te trekken, niemand die iets ziet. En zo stond ik de ergste spuitsneeuw troep van me af te kloppen, trok mijn nieuwe blouse aan (geen witte dit keer, note to myself: nooit meer een witte aan naar de fysiotherapeut) en ging op weg naar de behandeling. 

Gemeen stemmetje herhaalde: hahahahahaha, wacht maar af, wacht maar af. De hele F.ucking weg! Nog zwaarder geïrriteerd als anders stapte ik binnen bij die serieus leuke fysiotherapeut.

Alle ellende komt in drieën. Niet alleen was er een bus spuitsneeuw onder mijn armen ontploft en kon ik mijn zorgvuldig geoefende zin: “het gaat goed” niet uitspreken, nu moest ik opeens ook mijn blouse uittrekken!! Ik zweer het! Al die maanden kon ik als een poolbeer deelnemen aan de pogingen beweging te krijgen in schouder en nu, precies NU moest ik in mijn hemd gaan staan. Letterlijk en figuurlijk in mijn hemd gaan staan. In de categorie kan het nog beroerder? Nee. Dat kan dus niet. Heel even heb ik overwogen om weg te gaan, gewoon weer op de fiets naar huis, uiteraard deed ik dat niet. Iedere week hoop ik namelijk dat precies die week de doorgang naar een pijnvrije nacht is. En zo stond ik daar. In mijn standaard basic bh van de H.ema, in mijn niet nieuwe hemd met spuitsneeuw onder mijn oksels te doen alsof mijn neus bloedde.

Al het goede komt ook in drieën. Mijn fysiotherapeut is vast bijziend, kon in ieder geval zijn gezicht keurig in de plooi houden. Ik rook wel lekker met die gratis bus N.ivea en jongste zoon had niet alleen heel veel lol door dit verhaal, hij wilde ook graag de bus van me hebben. Kon hij zijn lego huizen voorzien van een laag sneeuw. “Sneeuw maakt alles altijd zoveel mooier mam.”

Die zin nam ik mee. Ik had gewoon op een doordeweekse zaterdag in oktober op mijn allermooist voor de fysiotherapeut gestaan. Ik was als Kerstboom. 


dinsdag 2 oktober 2018

Zitkussens



Iets wat je niet ziet, dat is er niet. Ik ben het niet met deze uitspraak eens, want als ik iets niet zie, dan kan ik het wel ruiken, of horen, of voelen. En als ik iets voel, maar niet zie, dan is het er toch wel? Waarschijnlijk wordt er bedoeld: iets wat je niet ervaart is er niet.

Vanmorgen was de uitspraak echter: iets wat je niet ziet, dat is er inderdaad niet. We waren de zitkussens van jongste zoon kwijt. We in deze zin kunt u lezen als: ik. Ik was de zitkussens kwijt. Niet een ander gezinslid, maar ik was ze kwijt. Oudste zoon lag tot  10.00 te slapen, de vader van de kinderen was naar zijn werk, dochter werd om 8.05 wakker, rende om 8.15 de deur uit om op haar fiets te springen. Zonder ontbijt, maar wel aangekleed. School begint om 8.30 en het is een kwartier fietsen. Zo’n ochtend. Jongste zoon lag op de bank. In pyjama filmpjes te kijken. Lekker onder een dekbed.

En ik liep zwetend door het huis. Want waar in hemelsnaam liggen de zitkussens? Niet op hun plek, dat was wel duidelijk. Na de eerste keer kijken lagen ze er niet en ook niet bij de tweede keer, de derde, de vierde en de vijfde keer. U zult het allemaal herkennen. Je bent iets kwijt en dan blijkt opeens dat het toch al die tijd op zijn plaats lag! Niet de zitkussens. Ook niet in de auto, niet in een verkeerde tas, niet onder de bank, niet in de badkamer, niet op het toilet, niet helemaal nergens.

Ondertussen probeerde ik jongste zoon zover te krijgen dat hij zich ging aankleden. ‘Dat hoeft dus niet, want zonder zitkussens ga ik niet naar school.’ ‘Kleed je toch maar aan. Ik vind ze straks vast wel.’ Ondertussen probeerde ik hem zijn tanden te laten poetsen. ‘Dat hoeft dus niet, want zonder zitkussens ga ik niet naar school.’ ‘In de vakantie ga je ook niet naar school, maar poets je toch je tanden. Ik vind ze wel’, riep ik terwijl ik door de regen rende naar de fietsenschuur. Geen zitkussens. Wat zouden ze daar ook moeten doen? Maar ondertussen keek ik ook op het toilet en onder mijn bed. Ondertussen probeerde ik jongste ook zover te krijgen dat hij een borstel door zijn haar haalde. ‘Hoeft niet, want..’ ‘IK VIND ZE WEL!!’ ‘Jee, ik wilde alleen zeggen dat het buiten regent en dat mijn haar dan toch verregend.’

Uiteindelijk stond zoon klaar, op blote voeten, en had ik geen zitkussens. ‘Nou, dan trek ik nu mijn pyjama weer aan. Ik ga dus niet op een stoel zitten zonder zitkussens, voel ik de hele tijd die houten stoel tegen mijn botten tikken, en die leuning is me dan de hele ochtend aan het duwen en ik kan niet terugduwen, want dan duw ik de stoel onder mijn kont vandaan’. ‘We gaan gewoon naar school en dan kijken we of school misschien ook een zitkussen heeft die we kunnen lenen.’ ‘Nee! Bent u gek? Die zitten vol bacteriën. Ik ga niet op de bacteriën van iemand anders zitten. Ik kan me niet concentreren als er bacteriën van iemand anders over mijn lichaam lopen.’ Op dit soort momenten moet je als moeder weten dat je toch echt je mond moet houden. Het is niet noodzakelijk om kind te vertellen over bacteriën op tafels, op vloeren, op deurklinken, op trapleuningen, op kapstokken, op alles eigenlijk. Kijk! Ook dit is er zo 1: Iets wat je niet ziet, is er niet. Toch wel! Bacteriën zijn overal. Niet zeggen, niet zeggen, niet zeggen.

De hele tijd was ik mijn hoofd aan het pijnigen. Wat was er vrijdag anders dan op alle andere vrijdagen? Het afscheid van de juf. Eureka! We troffen de juf, onder aan de andere trap. En ik had twee tassen in mijn hand, een jas van jongste, een cadeau voor de juf en een stapel zitkussens. Wat heb ik met die zitkussens gedaan? Even aan de kant gelegd boven op de kapstok. ‘Ik weet waar ik ze heb neergelegd! Op de kapstok aan de andere kant van de school.’ ‘Jee mam, kunt u misschien ook een keer opletten? Nu kom ik dus te laat op school, omdat u mijn zitkussens maar overal zo neerlegt.’ En even voor uw beeld: zoon is niet brutaal. In de ogen van zoon regel ik zijn zitkussens. Altijd en overal. En ben ik eindverantwoordelijk. Zoals ik overal eindverantwoordelijk voor ben. Eindelijk fietsen we naar school. Zoon op zijn dooie akkertje, ik op hete kolen. Want, als de kussens er niet meer liggen, dan maakt zoon rechtsomkeert. Een stoel die terugduwt en tegen je billen klopt, dat is hel op aarde. Dus zien ouders mij door de al bijna lege gangen stuiven terwijl zoon zijn fiets op slot zet. Op zijn dooie akkertje. Door de klapdeuren zie ik ze al liggen. Gebroederlijk naast elkaar op de grond onder de kapstok. Onder natte jassen en op een vloer met zand. Maar er zijn 2 kussens!

En dan begint er nog meer gemopper, dat ik beter op moet letten, dat spullen niet voor niets een vaste plaats hebben, dat ik echt beter mijn taken moet gaan uitvoeren, omdat hij anders op zoek moet naar een andere hulp en dat ik door zijn toedoen nu te laat ben. Ik knik en luister en adem uit. Ondertussen klop ik kussens tegen mijn billen en bovenbenen. Zand moet er uit, bacteriën en huidschilfers. Ik veeg en tik alles tegen mijn broek. Ik heb niets tegen bacteriën. Ik zie ze toch niet.

Als dan eindelijk zoon de klas binnenloopt, vertrek ik terug naar huis. Koffie, heel veel kopen koffie. En een schone broek. Voor de zekerheid. Want wat je niet ziet, is er niet altijd niet.