zaterdag 21 december 2019

Verstrooid


Verstrooid.


Nee, het gaat dit keer niet over mijn verstandelijke status. Die staat op: emotioneel en oververmoeid. We gaan het hebben over opa. Mijn opa. Weet u nog? Hij ging vandaag precies 7 jaar geleden naar Mexico City. Op reis. Voorgoed. Nu blijkt hij de afgelopen jaren niet verder te zijn gekomen als het dressoir van zijn ene dochter, de vloer naast een plant bij de andere dochter en nog een paar woonkamers van kinderen. Opa hopte van huis naar huis. Geen wonder dat ik nooit een kaartje kreeg. Groeten uit Mexico City.

Vandaag was het tijd om hem echt de vrijheid te geven. Ik heb het daar moeilijk mee. Mis hem daadwerkelijk nog steeds. Mijn jongste zoon gaat naar een school langs de Bergerweg. 4 dagen in de week rij ik naar Bergen en bedenk me zelfs na 7 jaar regelmatig dat ik bij opa op de koffie kan. Niet dus. Of wel, maar de nieuwe bewoner vindt het vast vreemd als ik daar weer in de tuin zit met thermosfles en picknick kleed. Ik hoor opa nog lachen en zie hem zitten op zijn stoel aan de tafel voor het raam. Stralend als er mensen op de koffie kwamen. ‘Hoe gaat het met je broer? En met je man?’ Overigens mis ik mijn oma ook nog steeds. Regelmatig fiets ik naar haar graf. Praatje maken. Oma op de hoogte houden van de stand van zaken. Alleen rond mijn eigen gezin. Die is al ingewikkeld genoeg. Verder mag iedereen leven hoe ze leven willen.

Ergens heb ik altijd gedacht dat opa en oma na hun beider overlijden wel herenigd zouden worden. Zoveel liefde voor elkaar. Maar opa zat dus al 7 jaar in een pot. Opa ging ook nu niet terug naar zijn vrouw, hij kreeg zijn vrijheid. De ultieme vrijheid. En ik heb het daar moeilijk mee.

Vandaag dus. Opa werd uitgestrooid op 1 van de mooiste plekken van Noord-Holland. Ben ik het helemaal met hem eens. Net als opa gingen wij regelmatig met de kinderen naar de Honds Bossche Zeewering. Met storm; zonder storm; met regen en sneeuw. Tijdens het aanleggen van de nieuwe duinen hebben we regelmatig naar de vorderingen gekeken. Vanuit de auto. Met verse vis, broodjes en koffie. We hebben voor het laatst een bezoek gebracht aan het gezonken schip alvorens hij definitief onder het zand verdween. Precies op deze plek kwamen we vanmorgen samen. De ooms en tantes, een aantal kleinkinderen en 2 achterkleinkinderen. Opa zou genoten hebben.

Te zien hoe we daar stonden. Elkaar waarschuwend voor hondenhopen. De tas waar hij in zat. (Van de kampeer en caravan club. Hoe toepasselijk) Het deksel dat muurvast zat op het moment suprême. “Iemand een slijpschijf mee?” Tip voor een ieder die na ons gaat verstrooien: Oefen thuis even hoe het deksel open te maken.

Dan zie je de verschillen. Alle kinderen zijn anders. Strooit de een ingetogen, staat de ander bijkans dansend haar vader zijn vrijheid te geven. Het was goed. Moeilijk. Maar goed. Niemand hoefde, iedereen mocht. Ik wilde niet. Het idee om hem weg te gooien, vreselijk! Alsof je een oude krant in de container werpt. ‘Je gaat spijt krijgen. Doe het toch maar. Neem afscheid.’ Samen met mijn broer. Gelukkig wilde hij samen. Dat gaat als volgt: je ziet as. As in een pot. Net van de as die we in Zweden op de vuurplaats hadden na een kampvuur. Misschien iets lichter van kleur. Je mag een handje opa pakken. Jee, dit klinkt apart. Een handje opa. En je gooit. Ga dan inderdaad maar de wijde wereld in. Op reis. Over de zee, over land. Het was goed.

Maar dan kijk je naar je hand. Je grijze hand. Opa gaf af. En je veegt je hand af aan je jas. Je zwarte jas met grijze vegen. Opa hangt nu in mijn jas! En dat mag opa. Want ook wij gaan op reis. We rijden naar het kapelletje van Keins, halen verse vis bij de afslag en regelmatig piepers en aardbeien in de polder. Opa reist genietend met ons mee.

Kunnen we afspreken dat u af en toe nog langskomt voor koffie? Die staat bij mij altijd klaar. Gewoon binnen op de bank. Of op een picknickkleed ergens langs de kant van de weg met een thermosfles en iets lekkers. Op u. Op oma. Op familie. Op het leven. Op de vrijheid van het vrij zijn. Ik mis u nog steeds.

Anna Marie







dinsdag 5 november 2019

Klaar voor de volgende ronde(s)



 Een paar weken geleden kreeg ik een enveloppe in de bus met daarin de medische verslagen van de afgelopen 2 jaar. Het was voor mij moeilijk om te lezen dat de uiteindelijke conclusie van alle medici dezelfde was. Uitbehandeld. Blijvend gehandicapt.

Ik schreef vervolgens iets op fb over deze uitkomst. En verwijderde de post even zo snel weer. Want ik ga niet dood. Dat is het mantra die me op de been houdt. Ik lees op fb namelijk ook posten van mensen die wel dood gaan. Aan kanker, aan ALS, aan welke andere vreselijke ziekte dan ook. Volwassenen, maar ook kinderen. Ik mag van mezelf dus niet zeuren over een kapotte arm.

Maar weet u: die arm is mijn realiteit. Mijn dagelijkse worsteling. Tot 24 augustus 2017 kon ik alles en deed ik alles. En daarna niet meer. Bedrijfsongeval. De eerste maanden ga je hard aan het werk in de hoop dat met fysiotherapie en rust je arm geneest. Als dat niet gebeurt, verleg je de grens en ga je op voor een operatie. Om daarna te revalideren en sterker terug te komen. Maar mijn arm werkte niet mee. Vanaf de allereerste dag zit er geen verbetering in. Sterker nog: mijn arm ging achteruit en zal alleen nog verder achteruit gaan. Mijn gemoedsgesteldheid ging diezelfde kant op.

Wat ik me nooit heb gerealiseerd is hoeveel boosheid en woede ik in mijn systeem heb. Die woede heeft u ook. Dat is menselijk. Het is een emotie die iedereen heeft, maar meestal prima te kanaliseren valt. U hoeft niet bang te zijn dat ik auto’s ga bekrassen, of ga schelden midden op straat. De woede en boosheid zitten van binnen. Ik ben boos op mezelf. Omdat ik mijn arm niet beter kon maken. Omdat ik de hele dag moe ben van de verzengende pijn in mijn schouder en arm. Omdat ik niet meer de moeder kan zijn voor mijn kinderen die ze verdienen. Zo 1 die met thee en versgebakken koekjes thuis op ze wacht als ze uit school komen. Ik lig meestal te slapen ’s middags. Omdat mijn lichaam dood en doodmoe is.

Boos ben ik ook een beetje op de medici. Of eigenlijk niet boos; meer teleurgesteld. Hoe kan het dat we naar de maan kunnen en straks met zijn allen gezellig gaan picknicken op Mars, maar dat mijn schouder niet gerepareerd kan worden? In het voorjaar opperde mijn huisarts de pijnkliniek. En ik weigerde. De pijnkliniek? Dat is hetzelfde als de handdoek in de ring gooien en Anna Marie heeft haar hele leven nog nooit met welke handdoek dan ook gegooid. Zelfs niet nu ik zo boos ben.

Die boosheid verteert je. Maakt je labiel en vechtlustig en labiel en vechtlustig en moe. Vooral moe eigenlijk. (Vechtlustig als in: we gaan keihard trainen en komen hier bovenop.)

Ik wil niet met die boosheid leven; ik wil niet met de pijn leven; ik wil geen hulp bij het afdrogen na het douchen; bij het aankleden; bij het boodschappen doen; bij het eten koken; bij alles waar je 2 armen voor nodig hebt. Ik deed alles altijd zelf en ik wil de regie terug! En ik wil heel graag een nieuwe cv ketel, maar dat heeft dan weer niets met mijn schouder te maken.

In 1 van de medische documenten kreeg de intense pijn een naam: postoperatief pijnsyndroom. Ik kan mijn hoofd wel in het zand blijven steken, de pijn verdwijnt niet. Mijn spieren wel; aanzienlijke afname spiermassa schouder en bovenarm musculatuur links. Hoog tijd dat we de regie terug pakken. Pijnkliniek of revalidatie arts. Zodat ik ga leren accepteren dat ik gehandicapt ben aan mijn arm,  leer omgaan met de pijn en ergens in dit proces ga accepteren dat er hulpmiddelen op de markt zijn om het dagelijks leven begaanbaar te houden. Misschien zet ik binnenkort dan ’s middags wel weer thee met zelfgebakken koekjes op tafel voor de kinderen. Ik ben klaar voor de volgende ronde!



vrijdag 21 juni 2019

Work-out. Waarom ik op een bejaarde pinguïn lijk.



Na een pauze van 2 maanden ging ik met een dubbel gevoel terug naar de fysiotherapiepraktijk. Mijn arm was er in deze pauze niet beter op geworden en ik had de serieus leuke fysiotherapeut daadwerkelijk gemist. (De gesprekken, de humor en zelfs de dry needling behandelingen) Aan de andere kant had ik wél rust in mijn hoofd.

Als de fysio doodleuk constateert dat de pauze dus geen soelaas heeft geboden en we het nu over een andere boeg gaan gooien, hoop je stiekem dat je 2 keer in de week op de behandeltafel mag klimmen. Helaas. De fysio bedoelt met over een andere boeg gooien: je gaat meedraaien in 1 of ander trainingsprogramma. Onder leiding van een ernstig jonge instructeur ga je een work-out volgen in een sportzaal. Zo 1 waar mensen in strakke pakjes aan hun lichaam werken, mannen met T-shirts zonder mouwen hun okselhaar tonen aan een ieder die wil kijken. (Bah!) Een ieder vooral niet wil kijken, maar die trainingsruimtes zijn ingericht als moderne Sm ruimtes. Spiegels waar je maar kijkt. Waardoor je met je ogen dicht moet trainen omdat je hangend okselhaar nu eenmaal niet zo charmant vindt, zeker niet weerkaatst door ontelbare spiegels. Ik werd dus naar een Sm martelkelder gestuurd.  Tot zover de liefde voor mijn fysio. Wat snel kwam, gaat net zo snel voorbij.

Op de ochtend van eerste training sta je onder de douche niet alleen te klungelen om je oksels bij te werken, aangezien het buiten 25 graden is en het echt vreemd zou zijn als ik in mijn snowboard broek aan zou treden, sta ik ook onderbenen te ontharen. Treed aan met korte broek, shirt en rugtas van zoon gevuld met hardloopbroek van tig jaren her met hip synthetisch shirt met kraagje en hardloopschoenen uit het jaar kruik. Nog voor ik me kan bedenken, komt trainer de trap af. We beginnen direct. Niets omkleden, gewoon direct richting martelkamer. Martelkamer zonder spiegels en belangrijker: zonder mouwloze mannen met hangend okselhaar.

We beginnen met fietsen. Dat wil zeggen: IK begin met fietsen. Trainer gaat er gezellig naast zitten en praat. Dat is niet erg, maar hij stelt tussendoor ook vragen. Vragen waar ik antwoord op moet geven, terwijl ik fiets ook boven de 90 omwentelingen per minuut moet houden. Het zweet gutst van me af. Trainer meldt monter dat ik slechts 5 minuten hoef te fietsen gevolgd door de volgende vraag. Ik heb slechts 1 vraag: hoe lang duren 5 minuten? Ondertussen probeer ik mijn ademhaling onder controle te krijgen om niet als een vrouw in barensnood te klinken. Waar in vredesnaam is mijn conditie gebleven?

Na het fietsen mag ik op een bankje liggen.  Mooi, even uitrusten. Niets daarvan! We gaan een Dumbell press doen. Met rechts. Links doen we helemaal niets. We beginnen met een halter van 4 kilo. “Eitje toch?” Roept trainer vrolijk. Ik heb inmiddels weer praatjes en roep net zo vrolijk terug dat dit inderdaad een eitje was. We gaan een gewichtsklasse hoger. Of een paar gewichtsklassen hoger, want volgende halter is direct 10 kilo. Niet zeuren, gewoon stoten. “Eitje toch?” Roept trainer wederom. Ik antwoord al iets minder vrolijk. We sluiten af met 12 kilo. 12 kilo waarvan ik de sessie niet eens helemaal kan volbrengen. Trainer roept ook geen eitje meer. Net zo teleurgesteld in mijn kunnen als ik zelf.

Wat volgt zijn Lunges. Dat je 1 voet voor je op de grond plaatst, door je andere been naar beneden zakt en je knie de grond niet mag raken. Bij deze oefening word ik herinnerd aan een versleten knie en de pijn schiet er dan ook direct in. Maar opgeven doen we niet, we maken de sessie netjes af, hoewel ik meer op een hoogbejaarde pinguïn lijk. Gelukkig zijn er geen spiegels.


De Leg press. Top apparaat! Vond ik vroeger ook al leuk. Hoeveel ik weeg vraagt trainer. Nu heb ik helemaal geen weegschaal, maar 2 jaar geleden zat ik onder de 70 kilo en we zijn nu 2 maten groter gegroeid qua broeken. Iedere maat een paar kilo bereken ik snel. “72 kilo” hoor ik mezelf zeggen. Geen idee of dat zo is. Ik mag plaatsnemen en trappen. We beginnen met 42 kilo. “Eitje” zeg ik. Nieuw stopwoord. “Dan gaan we nu je eigen lichaamsgewicht wegtrappen.” Ik verslik me half en ben blij dat ik geen weegschaal thuis heb staan en dus niet eerlijk 80 kilo heb gezegd. “Of 110” grapt vrolijke trainer. 

Zo draaien we door de trainingsruimte en ik begin er zowaar lol in te krijgen. Tot we liggend op de grond buikspieroefeningen moeten doen. De paniek slaat toe en ik blokkeer volledig. Als ik ’s nachts in bed lig en geen muur onder mijn arm bouw met kussens, klikt mijn schouder de hele tijd tot de pijn zo hevig is dat ik naar beneden wandel om de resterende uren van de nacht op de bank door te brengen. Het beeld dat ik hier op de grond liggend mijn schouderblad ergens uit klik en dat mensen mij dan overeind moeten gaan helpen, zorgt daadwerkelijk voor paniek. Dit gaan we dus NIET doen. Toffe trainer blijft rustig, blijft praten en krijgt mij zelfs zo ver dat we oefening voortzetten op een bankje. “Eitje” roep ik al weer dapper, maar ben stiekem enorm blij dat deze sessie afgelopen is.

De afgelopen 2 dagen ben ik voornamelijk om huis gebleven. Liep namelijk alsof ik in mijn broek had geplast, bedacht me 5 keer voor ik een trap op klom en wandelde ’s nachts ook niet naar de bank, maar bleef in mijn bed zitten wachten tot het ochtend werd. Ik voelde spieren waarvan ik niet meer wist dat ze bestonden. Thuis oefenen? Kwam niet verder dan een paar baantjes zwemmen in mijn zwembad. Toch ga ik morgen gewoon weer naar de martelkamer zonder spiegels. Omdat ik het wel een kans wil geven. Omdat ik niet op voorhand de handdoek in de ring wil gooien en zo vrolijke trainer en serieus leuke fysiotherapeut teleur zal stellen*. Tegelijkertijd ga ik bedenken wat ik belangrijker vind: mijn schouder of rust in mijn hoofd.

Nu op National Geographic Channel aan het kijken hoe je als bejaarde pinguïn nog enigszins normaal voor de dag kunt komen.

Anna Marie










*: Uiteraard weet ik dat ik het hele traject alleen voor mezelf draai. Jezelf een schop onder de kont geven is alleen best lastig.

woensdag 29 mei 2019

Acceptatie?

Voor je het weet ben je een jaar verder. Een jaar geleden meldde ik me monter in het ziekenhuis, ik werd geopereerd aan mijn schouder en ik zou ’s avonds pijnvrij het ziekenhuis uitlopen. Mag ik van u in de categorie jong en naïef:….. Ik liep ’s avonds het ziekenhuis niet uit, kreeg een ademstilstand tijdens de operatie. Ook werd ik maar niet wakker. Kwam niet volledig bij. Bleef in mijn eigen droomwereld zweven. Letterlijk en figuurlijk zweven, want ik dacht een ballon te zijn. Zo’n mooie aan een touwtje. Echtgenoot heeft een filmpje van me gemaakt, die heb ik nog nooit terug durven zien. Pas de volgende dag toen ik na een nieuwe dosis morfine weer volledig wegzakte in een eigen stille wereld, of eigenlijk wegzweefde boven de hoofden van de toegesnelde artsen, kwam het besef: allergisch voor morfine. Sindsdien draag ik zo’n prachtige armband. SOS. Mijn portemonnee wordt nooit gerold. Een felgele sticker met: SOS talisman schrikt iedere slimme zakkenroller af. Hij is internationaal, dus ook in het buitenland ben ik veilig.


Niet dat ik nog in het buitenland kom, want ik kan niet meer autorijden. Uiteraard kan ik gerust naar Alkmaar of over de snelweg naar Amsterdam, mits ik daar dan rust kan houden en niet direct terug hoef. Rijden met een verkrampte en daardoor totaal nutteloze arm is ernstig gevaarlijk. Rotondes vervloek ik. De draaien aan het stuur maak ik met het zweet op mijn voorhoofd. Vroeger, reed ik iedere vakantie op en neer naar ons huis in Zweden. 1400 km heen en 1400 km terug. Fluitend. Verleden tijd.

Geeft niets. Ik kan nog veel meer niet meer. Ernstiger zaken. Mezelf uitkleden bij de huisarts voor een controle aan mijn schouder. Mijn winterjas aantrekken, een T-shirt aan? Vergeet het maar. Een blouse lukt wel. Eerst mijn linkerarm volledig in een mouw schuiven en dan mijn rechterarm, op zo’n manier dat mijn linkerarm niet te ver van mijn lichaam af beweegt. Anders krijg  ik gruwelijke pijnscheuten. Kan ik opnieuw uitkleden en onder de douche. Die puinscheuten zijn namelijk zo ontzettend heftig dat mijn lichaam drijfnat zweet uitstoot. Een soort stress reactie. Ik ruik soms alsof u in een uienveredelingsbedrijf staat. Daar bent u niet, u heeft de pech dat u naast mij bent gaan staan. Sorry daarvoor. Als ik thuis ben, ga ik weer douchen.

Verder kan ik heel veel wel. Ik kan met mijn linkerarm mijn haar shampooën. Ik kan mijn schoenen aandoen zonder schoenlepel. En ik geniet. Of althans, dat probeer ik. Want als je zelf de heg gaat snoeien, omdat je dat nu eenmaal altijd zelf hebt gedaan, dan kom je na 1 knip met de snoeischaar huilend van de ladder af. Je arm staat in de fik en die brand blijft de komende 24 uur in je schouder zitten. Dat weet je op het moment dat de schaar knip zei. Meestal heb ik slechts 20 uur per dag pijn. Valt mee toch? En ik klaag niet. U hoort mij niet klagen. Ga namelijk niet dood. Heb niet de verschrikkelijke K. ziekte, of althans dat hoop ik maar, het blijft wel de verschrikkelijke K. ziekte. Die kan zomaar sluimerend door je lichaam kruipen.

Maar goed, ik probeer dus te genieten. Ik schreef het volgende aan mijn fysiotherapeut vlak voor we 2 maanden therapiepauze namen: Ik ben bij mijn break even point aangekomen. Het is genoeg geweest. Na  anderhalf jaar kan ik zeggen dat mijn lichaam ernstig is veranderd. En het is goed. Ik heb tegenwoordig tijd voor een kop koffie met vrienden, voor een biertje op het terras, tijd om naar een concert te gaan en lekker uit eten. Tijd om door de duinen te dwalen en tijd om boeken te lezen. Tijd om van en met mijn kinderen te genieten en tijd om niets te doen. Soms moet je omarmen wat je hebt. ( Ik schreef nog meer, maar dat is privé)

Dat schreef ik dus en dat meen ik nog steeds, maar tegelijkertijd ben ik zo klaar met de pijn dat ik mijn arm het liefste onder de cirkelzaag leg. Ik heb een linkerarm met ernstige beperkingen en 20 van de 24 uur pijn. Ik heb naast al het bovenstaande vooral tijd om in te zien in wat voor gemaakte en gejaagde wereld we leven. Dat we niet meer naar het verre buitenland hoeven, maar dat zitten in eigen tuin met eigen wifi ook best luxe is. (Hoe vertel ik dit aan mijn kinderen die ernstig graag naar Italië willen?)

Het afgelopen jaar was heftig. Omgaan met je beperkingen, hoop houdend dat er verbetering zal optreden en de enorme mentale dreun toen mijn orthopedisch chirurg ons meedeelde dat ik uitbehandeld was. Uitbehandeld. Niets meer aan te doen. Uitbehandeld. Niet genezen. Leest u even mee, verzekering van de tegenpartij? Uitbehandeld. Met een arm waar de spieren langzaam verdwijnen omdat ze niet gebruikt worden of niet aangestuurd door mijn hersenen. Dat weet ik eigenlijk niet precies. Ik heb staan huilen in de gang van het ziekenhuis tot mijn jongste me terecht wees. Iedereen kon me gewoon zien huilen en dat was ernstig raar.


Laat mij dus maar genieten in mijn tuin en stralend door het leven stappen. Huil ik ’s avonds in mijn bed en overdag onder de douche. Omdat ik weliswaar inderdaad nog lang niet dood ga, maar eigenlijk toch echt 2 armen nodig hebt om het leven te omarmen.



donderdag 21 februari 2019

Niets doen.


                                                                                                                           9-2-19

Ik hou van mijn fysiotherapeut. Voor de volgers onder u is dit geen nieuws. Voor de moeders op het schoolplein ook niet. Voor alle anderen: wees niet bang. Ik hou van mijn fysiotherapeut zoals van een toastje brie, een zalmmoot, een bord risotto of een mooi glas rode wijn. Ik hou ernstig van lekker eten en sinds 2 weken van mijn fysio.

Waar ik het in hemelsnaam nu weer over heb vraagt u zich af. Vorige week kregen we beweging in schouder. Ik schrijf we, maar feitelijk doe ik geen barst. Ik lig op een soort tafel die omhoog en omlaag kan. Als een brug in een garage. De Fysiotherapeut doet ingewikkelde dingen en probeert zijn gezicht in de plooi te houden als ik weer eens een stompzinnige opmerking plaats. Dat doe ik heel- heel- heel vaak liggend op die tafel, want ik snap na anderhalf jaar nog steeds niets van schouder. Heb een prachtige anatomie plaat besteld bij een leverancier van anatomieplaten, heb dagen gestudeerd op werking én bouw van schouder. Laag na laag na laag. Heeft niets geholpen.  

Nu weet u nóg niet waar dit verhaal naar toe gaat. De fysio kreeg dus beweging in schouder. Eindelijk! Ook heb ik deze week redelijk geslapen. Het geheim? Ik kreeg als thuiswerkopdracht mee: je mag helemaal niets doen deze week. Dat kon ik! Liet mijn kinderen toiletten schoonmaken; de koelkast uitsoppen; de bedden verschonen; stofzuigen; de boodschappen doen; het konijnenhok schoon schrobben; de ramen lappen. (De 3 lekkende ramen aan de voorzijde zelfs 2 keer, want ik kon er nog steeds niet doorheen kijken) Ik lag op de bank. Met een stapel kranten, een kruik en toastjes brie. Ik keek naar Netflix en luisterde muziek. Liet de kinderen zelf naar hun rapportgesprek gaan en met hun broertje naar zorgverleners. Ideaal!  Mijn kinderen zijn een stuk minder enthousiast over mijn fysiotherapeut. Snapt u dat?

U begrijpt vast dat ik deze week huppelend naar een nieuwe afspraak ging. Met de auto. Want op de racefiets zitten zal vast niet onder de noemer niets doen vallen. Onbezweet kwam ik aan. Superrelaxed. 3 kilo zwaarder. Maar: omdenken is helemaal 2019. Een gelukkige geluksvogel krijgt gewoon 3 kilo bonus Anna. Topdeal!  Voor het eerst in anderhalf jaar heb ik pijnvrije dagen. Ik had mijn fysiotherapeut wel kunnen omhelzen vanmorgen. Dat deed ik uiteraard niet. Zou echt ernstig vreemd zijn geweest. Dus op de vraag; hoe gaat het? Antwoordde ik zittend op mijn handen: Goed.

Vandaag weer een stap gezet in herstel. Een nieuwe oefening. U kunt niet half indenken hoe trots ik was toen ook deze beweging lukte. Ik bedacht liggend op de tafel, terwijl ik ondertussen ontspannen probeerde te glimlachen, dat ik deze week wel kon gaan: ergometeren; trainen voor het pelgrimspad mét rugzak; de auto uitzuigen; het terras schoonspuiten; de bedden wederom verschonen; de muren witten; de trap eindelijk eens afschilderen en al die ontelbare klussen die zijn blijven liggen. Ook nu kreeg ik huiswerk mee. Deze week nog steeds niets doen. De kinderen zullen blij zijn met mijn lijstje.

Op straat de eerste de beste voorbijganger omhelst.




vrijdag 1 februari 2019

Sneeuwballengevecht.


Vanavond ga ik uit. “Alweeeeer?” Klaagt dochter.” Ik ben nog maar 2 keer naar een concert geweest. En u gaat gewoon 2 keer per maand ofzo?” Ze mag mee, maar kiest er voor om vooral niet in het openbaar met mamma gezien te worden. Winkelen is tot daar aan toe; handig een mamma die betaald, maar met mamma naar een optreden? Voor je het weet gaat ze dan haar oude lijf bewegen. Slaat volledig nergens op. Denken mensen dat je familie bent. Je zult familie zijn van een bejaarde die hip naar optredens gaat en dan nog beweegt ook.

Vanavond echter zal ik weinig bewegen. Vanmiddag was ik namelijk al helemaal gekapt en getafeld toen jongste zoon voorstelde om het gooi en vang spel te gaan doen. Dat is een door ons ontwikkeld spel waarbij we de motoriek van jongste verbeteren. (Of een poging doen daartoe) Het speelveld voor zoon is de trampoline en de rest van de tuin is mijn speelveld. De trampoline lag vol met sneeuw en was derhalve spiegelglad. Ik gooide de basketbal, zoon probeerde te vangen, maar schoof achterover zo de sneeuw in. Deze intens gemene moeder schaterde het uit. Ja beste buren: It was I! Niet het luchtalarm. Zoon probeerde te vangen en te gooien op spiegelgladde trampoline en mamma stond zich verkrampte kaken te lachen.

Even later had zoon controle over zijn lichaam. Hij vond de balans en wist de bal te vangen; te gooien en tussendoor sneeuwballen te rollen van de sneeuw op de trampoline. Zijn moeder is op leeftijd. Kan zich op 1 ding tegelijk concentreren. Of de basketbal, of een sneeuwbal. De basketbal komt ernstig hard aan weet ik uit ervaring, dus mijn focus lag bij de basketbal. De eerste sneeuwbal verdween in mijn nek, de tweede, de derde, de vierde wist ik te ontwijken. Even later begon sneeuwbal 1 druppelend door mijn beha naar beneden te lopen, gevolgd door sneeuwbal 2 en sneeuwbal 3. Heeft met Isaac Newton te maken. Sneeuwballen 8/9/10 en 14 waren inmiddels ook via de kraag van mijn jas kennis aan het maken met mijn lichaam. “Nu moet je stoppen” schaterde ik het uit. “Straks zit ik bij het concert en vormt er zich een plasje water onder mijn stoel van al die smeltende sneeuwballen. Denken de mensen dat ik incontinent ben.”

U begrijpt: zoon stopte direct. Hmmm, zoon is duidelijk een kind van zijn moeder. Stopte dus niet, maar gooide er een versnelling bij. Uiteindelijk wist ik bal 28 te ontwijken, maar dook daarbij achterover de taxushaag in. De taxushaag waar heel veel sneeuw in opgeslagen lag. Lag. Inderdaad. Lag als in verleden tijd. Die sneeuw zat nu in mijn jas, onder mijn (gloednieuwe) blouse, onder mijn (gloednieuwe) T-shirt, onder mijn hemd, onder mijn beha. Mijn witte blouse en  shirt waren voorzien van prachtige zand en grasvlekken. Niet alleen zit ik vanavond dus met een teiltje onder mijn stoel in de zaal, de kinderen laten me met een gerust hart gaan. “Er is echt niemand die met u wil daten. U ziet er echt zeer onverzorgd uit met die vieze vlekken.”  Kinderen en hun vader stapten vervolgens in de auto. Zij gingen gezellig uit eten. Zonder vlekken, zonder sneeuw en zonder teiltje.

dinsdag 29 januari 2019

Educatiereis.


We gaan naar Den Haag. Naar de tweede kamer. Nee, uiteraard niet om te protesteren, weet u wel hoe koud het is? Nee, we gaan op educatiereis. Bij een educatiereis stelde ik me voor om naar Finland te gaan. Dat is hip. Half onderwijsland is al in Finland geweest om bij de scholden aldaar te kijken. Zelf ben ik regelmatig op Zweedse scholen geweest, dus helemaal blanco ben ik niet mbt educatiereizen. Maar naar Den Haag? Volgens mij ben ik überhaupt nog niet eerder in Den Haag geweest.

We beginnen in Madurodam. In de leszaal. Het blijft een educatiereis. De leerlingen gaan ervaren hoe je een stad bestuurd.  Wat voor partij zijn we, welke partijpunten hebben we, welke slogan? Daarna begint het onderhandelen. Nemen we een bank? Een zwembad? Waar zetten we die neer? Er komen een politiebureau in de stad; een rechtbank én een gevangenis. Want er komt vast veel criminaliteit in de nieuw te bouwen stad. Die paar cellen in het politiebureau volstaan niet.

Er komt een sportzaal, vlak bij het grootste parkeerterrein in de stad. Want: je moet natuurlijk wel goed met de auto naar de sporthal kunnen. (Zien de kinderen vast bij hun ouders) Er komt een daklozenopvang. Aan de rand van het park. Kunnen de daklozen overdag in het park vertoeven en ’s nachts in de opvang. Er komt een dierenasiel, een ziekenhuis en een speeltuin.  Wat er niet komt? Een boerderij. Voor zuivel en vlees en eieren. Stinkt te veel volgens de andere partijen. Partij voor de dieren is boos op de motie en stemt vanaf nu dus uit principe overal tegen. Tegen het ziekenhuis, tegen het leger, tegen de speeltuin, tegen de markt, tegen alle locaties. Leerlingen kunnen duidelijk nog niet schakelen tussen emotie en verstand. Reageren heel banaal. Bijna kinderlijk. Ze zijn dan ook nog maar 11.

De leerlingen mogen moties indienen. Bij 1 van de gebouwen schiet een meisje haar vinger direct omhoog. ‘Zeg het maar, jij steekt je vinger zo fier omhoog’. Het meisje haalt haar hand naar beneden en kijkt glazig naar haar vinger. 4 vingers?? We zijn nog niet eens in de Tweede kamer en we begrijpen elkaar nu al niet. Den Haag en de polder.

Als er uiteindelijk een stad staat met gebouwen, vraagt de docent wie er allemaal in deze stad willen wonen. Niemand! Gewoon niet 1 leerling wil in de stad wonen die ze net zelf hebben gebouwd! Te saai, de stad is te saai. Schiet mij maar lek.

De opdracht in Madurodam zelf ontgaat mij volledig. De kinderen rennen rond als kippen zonder kop met een tablet in de hand. Op zoek naar een gebouw met een geel blokje. Of zo. Slaat werkelijk nergens op. Kinderen denken exact eender en leveren tablet zo snel als mogelijk in om de voetbalkooi in te duiken. Ik denk niet dat ze ook maar 1 gebouw herkend hebben.

En dan toch het binnenhof. We moeten even wachten op onze docent die ergens is gaan lunchen. Prima, leerlingen vragen de aanwezige bewapende marechaussees het hemd van het lijf. Mijn zoon loopt liever zelf een rondje. Baalt dat zijn muts en wanten in de bus zijn blijven liggen. ‘Neem ik mijn moeder mee, laat ze de tas gewoon in de bus staan!’ Zoon moppert en kijkt. Vraagt zich af waarom er een bordje hangt met de volgende tekst: Erelijst van gevallenen 1940-1950. Met daaronder niets dan een kale muur. Zijn óf geen mensen gevallen tussen 1940-1950 of de rest van het bord is in de vaatwasser. Zoon wil niet op een bord aan een muur op het binnenhof vermeld worden en ontwijkt voorzichtig platen ijs en korrelsneeuw.

We hebben uiteindelijk geen minister gezien, toch was dit mijn leukste verjaardag. Ik mocht op studiereis met de klas van jongste zoon!


maandag 21 januari 2019

Salonavond.


Alkmaar herbergt een door mij nog niet eerder ontdekt pareltje. Weggestopt in een zorgcentrum bevindt zich een kapel. Hoge plafonds, strakke witte muren en prachtig glas in lood. Daar hou ik van. Ook van kerken met beschilderde plafonds en muren, maar dan kijk ik naar al het moois, en vergeet ik mijn aandacht bij de les te houden. Dat iedereen gaat staan om te bidden en jij blijft zitten en gaat staan als iedereen weer plaats neemt. Mensen die al langer met mij meelezen zien me tegen het ritme van de kerk ingaan. Dat risico zou ik hier niet lopen. Alles wit en steriel. Rust.

Waarom ik hier zat op een vrijdag in januari? Er was een salonavond georganiseerd door De B.rouwerij. Iedere derde vrijdag van de maand krijgen beginnende en/of gevestigde namen een podium om hun kunsten te vertonen. Deze vrijdagavond stonden er 3 acts gepland. Normaal zijn de avonden in K.oekenbier aan de K.ennemerstraatweg. Nu eenmalig een uitstapje naar deze kapel.

Ik was vroeg, heel erg vroeg. Wilde namelijk niet het risico lopen dat ik vanuit Heerhugowaard zou komen fietsen over spiegelgladde fietspaden, 3 keer uit de bocht vliegend en met blauwe bloedende ellebogen tot de ontdekking komen dat alle kaartjes verkocht zijn. Ik was op tijd. Zelfs nog voor de kaartverkoop van start kon gaan. Mocht op mijn blauwe ogen plaatsnemen en later komen betalen. Even voor uw beeld: ik heb géén blauwe ogen. Heb wel betaald overigens.

Het grote voordeel van op tijd zijn: je ervaart de voorstelling alvast. De artiesten draaien proef. Als het proefdraaien zich zou voortzetten, ging ik een leuke avond tegemoet. Kijk, ik had ook thuis op de bank kunnen zitten. Verwarming aan, stapel boeken naast me. (In mijn huis liggen op verschillende plaatsen stapels boeken die ik nog wil lezen) En: een mooi glas wijn onder handbereik.  Ergens in huis huizen 3 pubers achter spelcomputers. Af en toe komen ze tevoorschijn om hun immer hongerende lichamen te voeden met de inhoud van de koelkast, maar meer dan een: ‘hebben we nog iets lekkers?’ Komt er op vrijdagavond niet uit. Nee, ik zat prima in de kapel. Zonder bank, zonder boek, zonder wijn. Met verwarming. Strategisch gekozen plaats in de zaal.

Deze avond was bijna intiem te noemen. Kleine zaal, kleine groep mensen. Geen groots social media bombardement. Gewoon alleen de echt geïnteresseerden. Nog één voordeel: een knappe eindtijd. Uur of 11 afgelopen. Hoef je bij mijn jeugdvereniging thuis niet mee aan te komen. Zij gaan tegenwoordig rond die tijd pas van huis.  Ik niet, hoor inmiddels tot de generatie die haar slaap echt nodig heeft. Die nog net niet ’s middags een middagdutje doet. (Soms wel, maar dat schrijven we uiteraard niet openbaar) Wat ik zeker niet onbestraft meer kan doen is nachten doorhalen.  Uur of 11 afgelopen, drie kwartier naar huis fietsen, precies nog dezelfde dag thuis.

Wat ik wel nog rustig had kunnen doen was thuis een kop koffie drinken. Alle haast was nergens voor nodig. Zelfs aan het einde was er voldoende plek. Met slechts 25 gasten doen we dit initiatief geen eer aan. Het was namelijk zéér de moeite waard. Het is net als met een rijsttafel. Er zit altijd iets van uw gading tussen. Ik ben een omnivoor. Heb van alle drie de optredens genoten.

Mensen, entree van  €7.50. Daar blijven we toch niet voor thuis? Nu moet ik na het schrijven van dit stuk, dus wel zorgen dat ik op tijd een kaartje kan bemachtigen voor 15 februari, dan is de volgende salonavond. Met Jan Rot en Sanne Schuhmacher. Zie ik jullie daar?

En voor de vaste volgers: u heeft allemaal gelijk. Ik hou eigenlijk helemaal niet van strak en steriel. Hou van oude panden met krakende houten vloeren, met te lage deuropeningen, scheve kozijnen en bladderende verf. Panden met karakter. Een huis moet als het leven zijn. Doorleefd, gegroefd, vol verhalen die doorverteld worden.  En toch is een steriele kerk wel zo handig voor de rust in mijn hoofd tijdens een salonavond.