‘Mam, vandaag
ben ik geen Sinterklaas meer, maar Piet. Ik wil profpiet zijn.’ ‘Prima jongen.
Trek je wel gewoon je broek aan?’ ‘Echt niet! Een Piet heeft geen broek.’ Finn
komt naar beneden met akelig dunne beentjes. Dunne witte beentjes. Buiten is
het miezerig en koud. ‘Zo ga jij dus niet naar school.’ ‘Heeft u wel eens een
Piet gezien met een broek onder zijn broek?’ ‘Nee, maar wel een Piet met een
maillot onder zijn broek. Dus trek jij nu een maillot aan van je zus.’ ‘Echt
niet! Met roze bloemetjes zeker?’ ‘Nee met groene.’ Prof Piet Finn kijkt mij
boos aan. ‘U krijgt van mij niets in uw schoen morgenochtend!’ ‘Kijk Prof Piet
, je zus heeft ook gewoon zwarte maillots.’ ‘Evengoed krijgt u niets in uw
schoen.’
‘Loop ik nu
niet een beetje voor gek?’ ‘Welnee. Vroeger droegen de mannen ook gewoon
jurken.’ Bij Finn rollen de tranen van het lachen over zijn wangen. ‘Jurken, nou
die trek ik echt niet aan. Een man in een jurk, dat kan dus echt niet.’ Als hij
na het tandenpoetsen beneden komt en zijn vader ziet lopen begint hij weer
hardop te lachen. ‘Wat is er?’ Vraagt zijn vader. ‘Zijn er ook foto’s dat u
vroeger in een jurk liep?’ Ben kijkt heel verbaasd naar Finn en vervolgens heel
boos naar mij. ‘Wat heb je die jongen nu weer op de mouw gespeld?’ ‘Niets.
Helemaal niets. Finn, met vroeger bedoel ik een tijd dat pappa en mamma nog
niet geboren waren. En opa en oma niet en hun ouders ook niet. In een tijd dat
de mensen in berenvellen liepen en in huizen leefden van klei, takken en
stront. In de steentijd.’ ‘Dat wil ik dan wel eens zien. Vanmiddag ga ik met de
tijdmachine naar de steentijd. Maar ik trek wel gewoon een broek aan.’
En zo komt
het dat de tijdmachine weer buiten staat, er een mand met proviand aan boord
gesleept wordt, Finn met broek en dikke jas plaats neemt in de machine en een
handvol knijpers mee neemt. ‘Waar heb je die voor nodig?’ ‘Voor als ik
uitgenodigd wordt in zo’n huis van stront. Kan ik een knijper op mijn neus
zetten.’ Het jaartal is ingesteld op 3500 voor Christus. Finn reist af naar de
nieuwe steentijd. Naar het huidige Denemarken om precies te zijn. Bestemming:
Skarp Salling.
Na een
rustige reis door tijd en ruimte komt Finn in een prachtig bosrijk gebied. Hij
ziet pluimpjes rook uit huizen komen, en overal lopen mensen met houten
stokken. Als Finn dichterbij komt, ziet hij dat het stokken zijn met scherpe
stenen er aan bevestigd. ‘Hallo, ik ben Finn en ik kom eens bij jullie op
bezoek.’ Overal komen mannen met stokken vandaan, die in een cirkel om hem heen
gaan staan. ‘Ik doe jullie geen kwaad. Kijk, ik heb eten bij me.’Finn laat de
mand met eten zien, pakt er een stuk brood uit en neemt een hap. Vervolgens zet
hij de mand op de grond en wijst naar de mannen. ‘Voor jullie en voor jullie
gezinnen. Er zit ook chocolade in, maar ik denk dat jullie dat niet kennen.’ De
dapperste man van het stel, heeft intussen al een Lions uit de mand gepakt en
zet er zijn tanden in. Snel spuugt hij de hap weer uit. De speren worden weer
op Finn gericht. ‘Nee, kijk zo. Het zit nog ingepakt.’ Finn
wikkelt het papiertje van een nuts en begint smakelijk te eten. ‘Nu jullie,
anders eet ik straks alles op.’ Als de
mannen door hebben dat Finn geen ruzie komt maken, laten ze de speren zakken en
lopen ze met de mand naar de hut die in het midden staat. Daar hebben alle
vrouwen en kinderen zich verzameld. ‘Fien.’Bromt 1 van de mannen en wijst naar
Finn. ‘Nee, Finn. Mijn naam is Finn. Jag heter Finn. Dat is Zweeds, maar
misschien verstaan jullie dat wel.’
Als de
vrouwen zien wat er in de mand zit en hoe dat werkt met het ingepakte eten,
beginnen ze het vuur in een kuil in het
middelste van de hut op te stoken. Er gaat gekookt worden. Lekker, denkt Finn.
Hij heeft best honger gekregen. Tot zijn verbazing ziet hij dat de mannen
binnen komen met een heel varken. Het varken wordt boven het vuur gehangen en
de vrouwen gaan aan de slag met stenen potten en handen vol graan. De vrouwen
en kinderen slaan er met een steen op en zo werd het graan steeds een stukje
fijner. Uiteindelijk blijven er een soort platte koeken over. Het varken ruikt
heerlijk en de koeken smaken prima. Na de maaltijd geeft Finn te kennen dat hij
eigenlijk wel moe is. Tegen de wanden van de hut liggen stapels zand en huiden
van dieren. Hij wikkelt zich in en valt
als een blok in slaap.
De volgende
morgen is iedereen al vroeg wakker en bedrijvig in de weer met van alles en nog
wat. De mannen gaan op jacht, de kinderen verzorgen de dieren die aan de rand
van het dorp staan in een soort weiland, en de vrouwen gaan met klei in de
weer. ‘Leuk! Mag ik meedoen? We hebben laatst op school ook met klei gewerkt.
Toen heb ik een gezicht gemaakt. Wat maken jullie?’ Potten. De vrouwen maken
potten. Prachtige potten die als ze klaar zijn, versierd worden met mooie
tekeningen. Finn is onder de indruk dat ze met zo weinig spullen, toch potten
kunnen maken.
Ik dacht altijd
dat de mensen in de steentijd de hele tijd op jacht waren en van de ene plek
naar de andere reisden, maar jullie hebben hier een soort dorp gebouwd. Knap
hoor. Dat scheelt een heleboel energie. Wat me vooral verbaast is dat jullie
ook een veld met graan hebben geplant. Die koeken van gister waren erg lekker.
Je kunt er ook brood van bakken. En het is wel handig om schapen te houden. Die
geven melk en jullie kunnen ze scheren. Dan haal je de wol van ze af. Kunnen
jullie weer mooie kleren van maken. Jullie snappen helemaal niets van wat ik
allemaal vertel he? Geeft niet hoor. Ik spreek geen steentijds, en jullie geen
Nederlands.’ Finn ratelt aan 1 stuk door. Maar dan ziet hij de mannen uit het
bos komen. Ze huilen en kijken heel verdrietig.
Eén van de
mannen uit het dorp heeft de jacht met de dood moeten bekopen. In stilte
beginnen de mannen met het graven van een kuil. De vrouwen en kinderen
verzamelen hun mooiste spullen om mee te kunnen geven aan de dappere jager. 1
van de potten, met de mooiste versieringen, wordt gevuld met graan. Als de kuil
diep genoeg is, leggen de mannen hun overleden vriend in de kuil, zetten de
geschenken er bij, naast de pot gaan er handbijlen en de speren van de gedode
jager mee het graf in. De man wordt toegedekt met een dierenhuid. Terwijl de
vrouwen en kinderen in een grote kring rond het graf staan, beginnen de overige
mannen grond in het graf te scheppen. En zelfs als de kuil dicht is, scheppen
de mannen verder. Finn pakt ook een schep en schept zwijgend mee. Er verrijst
een behoorlijke berg. Een grafheuvel weet Finn, die heeft hij al eerder gezien.
Als alle
dorpsbewoners zich afzonderen in hun hutten om hun verdriet te verwerken, loopt
Finn terug naar zijn tijdmachine. Het is tijd om weer naar huis te gaan.
‘Mam, als we
weer in Denemarken zijn, moeten we naar Skarp Salling. Daar ligt in een
grafheuvel een prachtig bewerkte pot in een graf van een jager. Het is een van
de mooiste potten die ik ooit heb gezien.’’Skarp Salling? Laten we eens op
internet kijken.’ Mamma toetst in: Skarp Salling pot Denemarken en dan
verschijnt groot in beeld: een foto van een werkelijk schitterend bewerkte pot.
Finn is een klein beetje verdrietig dat zijn grafheuvel en zijn pot al gevonden
zijn, maar als hij leest dat de jager nog steeds in zijn graf rust en de pot
een ere plaats heeft in het Nationaal museum in Denemarken en zelfs een plek
heeft op een Deens bankbiljet is hij gerustgesteld. Het was een leerzame reis.
Wat een mooi verhaal. Zo wordt de geschiedenis ineens een stuk inzichtelijker! Waar ik nu wel heel benieuwd naar ben, is waar die jager aan is overleden. Jachtongelukje? ;-)
BeantwoordenVerwijderenIk zie het helemaal voor me, het hele verhaal. Zo wordt geschiedenis een stuk leuker... Het zou toch wel mooi zijn als we allemaal zo'n tijdmachine hadden. Ik wil er wel een hoor...
BeantwoordenVerwijderenIk wens je een fijne avond,
Liefs,
Mirjam
Wat een leuk stukje geschiedenis! Heeft Finn nu de mannen in jurken gezien?
BeantwoordenVerwijderenDat is nog eens een leuke manier van terug in de tijd reizen. Heerlijk verhaal heb je er weer van gemaakt. Groetjes,
BeantwoordenVerwijderen