‘Mam, nog
even over die tijdmachine. Kunnen wij die bouwen denkt u?’ ‘Uiteraard kunnen we
dat.’ ‘Mooi, helpt u mee?’ En Finn loopt naar buiten. Op sokken, want dat gaat
sneller. ‘We hebben hout nodig en spijkers. Een hamer heb ik al’ en Finn zwaait
met een hamer boven zijn hoofd. ‘Hout, ja we hebben wel houten planken en ook
nog ergens een houten bed.’ ‘Mooi! En we hebben een besturingssysteem nodig,
maar laten we eerst de buitenkant maar bouwen. Pakt u het hout even?’
Stapels hout
komen er achter het konijnenhok vandaan. Het houten bed blijkt van spaanplaat
te zijn en staat helemaal bol en er groeien paddenstoelen op. Het hoofdeinde is
wel goed. Met een paar klappen slaan we het hoofdeinde los van de rest van het
bed. ‘Het wordt een deur!’ Enthousiast
staat Finn heen en weer te springen.
Mamma timmert de bed delen vast aan een paar planken. ‘Het is al een
tijdmachine mam!’ Finn sleept twee tuinkratten naar de machine en slaat er met
een paar klappen spijkers door. ‘Zo, dat wordt de keuken.’ Mamma heeft
ondertussen een kapstok gevonden. Want hoe kun je nu door tijd en ruimte reizen
zonder kapstok? Een tijdinstelknop heeft Finn ook al. Die sloopt hij samen met
pappa uit een vaatwasser. Handig. Een pappa met een reparatiebedrijf aan huis.
Maar als de
machine voor de helft af is, komen we hout te kort. ‘Oei, als ik nu naar
vroeger reis, val ik er misschien wel halverwege uit, of sneeuw ik onder. Hoe
moet dit nu? Hebben we nog ergens hout?’ Finn loopt met hamer door het huis op
zoek naar meubelen die hij kan gebruiken voor zijn machine. Maar mamma vindt
dat niet goed. Ik weet wel iemand die misschien wel een pallet voor je heeft. ‘Ja,
2 mamma, want ik mis ook nog een dak.’ Ondertussen maakt Finn zijn eerste
reisplannen. ‘Ik reis naar mijn babytijd. Dan kijk ik of jullie wel goed voor
me zorgden.’ ‘En ik ga naar 1970’ zegt Sophie. ‘1970? Wat wil je daar dan doen?’
‘Dat is heel ver weg in het verleden. Was u toen al geboren?’ ‘Nee, toen was ik
nog niet geboren. Precies! Dat is dus heel ver in het verleden.’
Finn zit
inmiddels op zijn plastic stoel. Klaar voor take off. Maar dan ziet mamma iets
wat echt niet kan. ‘Gordels. We missen gordels!’ ‘Mam, als we naar het verleden
gaan, hebben we geen gordels nodig hoor. U zegt zelf altijd dat kinderen
vroeger gewoon in een rieten mand zaten. Gordels! Wie wil er nu gordels!’
‘Zonder gordels komen jullie niet van de grond! Hebben jullie dat begrepen? Ja,
mam. We bellen Ome Melchior wel. Misschien heeft hij ook wel een stuur en nog
meer knoppen.’
Ondertussen
is de eerste opdracht binnen. Er is in Zweden een ei gelegd. Door een kip. Maar
door welke kip is een raadsel. ‘Jongens, we reizen vanavond als de machine af
is naar Zweden. Naar de afgelopen nacht. Kunnen we kijken welke kip
verantwoordelijk is voor het leggen van het eerste ei. En als er iets mis gaat,
is dat niet zo heel erg, want dan lopen we maar 1 dag op achter.’
‘Zal mamma
wel door hebben dat het een speel tijdmachine is?’ ‘Ik denk het niet. De fantasie
van mamma draait weer overuren. Ga jij het tegen haar zeggen?’ ‘Nee, ik kijk
wel uit. Dan is ze straks heel verdrietig en helpt ze niet meer mee. Ik wacht
even tot de tijdmachine helemaal af is. Dan zeg ik het wel.’ ‘Maar nu is het
nog reuze handig dat ze meehelpt, want die boormachine is best wel zwaar.’