Posts tonen met het label Joris en Jasper. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Joris en Jasper. Alle posts tonen

maandag 20 juni 2016

De boze bostrol.

Hallo Jasper, ik mag met de familie mee kamperen. Dat schijnt heel leuk te zijn. Slapen op een wiebelend luchtbed en maar hopen dat hij niet lek is, plassen in een emmertje of tegen een boom en eten koken op een vreemde stalen pan die op een gasfles staat. ’s Morgens je tanden poetsen op een rij bij de wasbakken met een handvol andere kamperende mensen die je overigens niet kent en dan op een wankele stoel relaxed een boek lezen. Ondertussen sla je muggen naar het hiernamaals en wordt je gebeten door rode bosmieren. Ze zijn hier helemaal enthousiast.

En dan sta je opeens op de camping met een tent in een hagelbui. Best gezellig inderdaad het tikken van de hagelstenen tegen het tentdak. Voor mij hebben ze een speciaal bed gemaakt. In een keukenkast. Ik slaap in een keukenkast! De meeste mensen willen geen muizen in hun keukenkast, maar in dit gezin kan een heleboel niet gek genoeg. De eerste nacht hoorde ik gesnuif en gesnuf. Nadat ik van de eerste angst bekomen was, ging ik heel voorzichtig buiten kijken. Daar zat een kleine bostrol. Een hele lelijke kleine bostrol. Dit mag je eigenlijk niet zeggen, maar bostrollen zijn altijd lelijk. Dat hoort zo, anders zijn het geen bostrollen.

Terwijl ik voorzichtig naar buiten liep, in de richting van de bostrol, zag ik dat het een ondeugende bostrol was. Hij haalde bij alle tenten de haringen uit de grond. Snel rende hij van de ene tent naar de andere tent. Tsjak-tsjak-tsjak vlogen de haringen door de rondte. ‘Wat ben jij aan het doen?’ Vroeg ik hem. Hij schrok zich een apehoedje en wilde het op een rennen zetten. Toen hij zag dat ik het was en niet een boze campingeigenaar, en ook geen:  ’s nachts naar het toiletgebouw om te plassen kamperende gast was, stond hij stil. ‘Ik haal iedere nacht alle haringen los.’ ‘Dat zie ik ook wel, maar waarom?’ ‘Omdat al deze mensen in mijn tuin staan. Ik ga toch ook niet zomaar bij iemand in de tuin staan met mijn huis?’ ‘Waar is jouw huis dan?’ Vroeg ik hem. ‘Daar. Dat is mijn huis.’ Hij wees naar een boom in het midden van het veld. De mooiste van het veld. De boom die voor schaduw zorgt als het heel warm is, de boom die geruststellend ruist in de wind en de boom die beschutting biedt tijdens harde regenbuien. De boom waar grote mensen mee knuffelen als ze het ook allemaal niet meer weten. ‘Dat is mijn huis, ik woon daar al mijn hele leven en dan opeens wordt je op een ochtend wakker en sta je midden op een camping! En hebben ze hier iets aan mij gevraagd? Ben je mal, natuurlijk niet! Ik moet alles zo maar goedvinden en nu is het gedaan met mijn rust.’

‘Dat is natuurlijk allemaal heel vervelend, maar om dan maar tenten te saboteren, is toch ook de oplossing niet.  De camping gaat niet zomaar weg, dus we moeten op zoek naar een ander huis voor je waar je weer helemaal tot rust kunt komen.’ ‘Ik ga niet verhuizen! De camping gaat maar weer verhuizen!’ ‘Dat lukt je niet, de camping is hier nu en gaat voorlopig niet meer weg, kost allemaal veel te veel geld en in de grote mensen wereld draait zo ongeveer alles om geld.’ ‘Verhuizen! Maffe muis! Ik ga helemaal niet verhuizen!’

De bostrol liep boos weg en kroop weer in zijn boom, de hele dag hoorde je een licht snurken uit de boomstam komen, alleen hoorbaar voor diegenen die geloven in bostrollen.

De volgende nacht werd ik weer wakker van het geluid van rondvliegende tentharingen. Tsjak-tsjak-tsjak. Begint hij nu weer? Mompelde ik in mezelf en ik kroop mijn warme keukenkast weer uit. Voorzichtig ritste ik de tent open en jawel, daar liep de boze bostrol weer de haringen uit de tenten te trekken. Tsjak-tsjak-tsjak. “Is het nu afgelopen? Je schiet hier echt helemaal niets mee op. Je gaat verhuizen. Naar een locatie waar je als bostrol ook nog nuttig werk kan verrichten.’ ‘Ik wil niet weg, ik woon hier.’ Tsjak-tsjak-tsjak.  

‘Kom mee, vandaag zijn we met alle kinderen naar het bos geweest en daar vonden we een vennetje. Een  prachtig bosven, waar de herten ’s morgens komen drinken en waar de everzwijnen de boel regelmatig omploegen. Maar er is 1 klein probleem. De kikkervisjes.’ ‘Kikkervisjes? Hoe kunnen die nu een probleem zijn?’ De boze bostrol was gestopt met het uittrekken van de haringen. ‘Alle kinderen die meewaren, werden als een magneet aangetrokken tot het water. Allemaal wilden ze die kikkervisjes van dichtbij zien. En kinderen met een bosmeer, dat is geen goede combinatie. Als ze er in vallen, komen ze er niet zo makkelijk meer uit. Jouw nieuwe taak is dan ook de kinderen bang maken als ze te dicht bij de waterkant komen. Dan roep je heel hard boe!, of bah!, of iets anders. Als ze maar schrikken en snel terugrennen naar de camping.’

De bostrol zat me met 1 oog aan te kijken. De andere zat dicht, dan kon hij beter denken. ‘Boe of bah. Of iets anders. Snoeptomaat. Mag ik dat ook roepen? Snoeptomaat! Of wilde wasbeer? Chocotoffee! Dat vind ik een leuk woord. Chocotoffee! Ik doe het. Maar dan moet ik wel ergens wonen. In de buurt van dat vennetje. Dat is natuurlijk handiger.’


Hij was helemaal enthousiast Jasper. Dus liepen we samen door het donkere bos in de richting van het vennetje. En weet je wat we vonden? Een echt bostrollen hol! Kijk maar op de foto. Zo verhuisde de bostrol naar zijn nieuwe onderkomen in de buurt van het vennetje. Af en toe hoorden de kamperende mensen dwars door het bos: Chocotoffee! Of Snoeptomaat! En niemand die begreep waar dat vandaan kwam. Behalve de bange kinderen  die heel hard terug kwamen rennen en de kikkervisjes de rest van de vakantie met rust lieten.  



woensdag 11 februari 2015

Joris in het ziekenhuis.

Jasper, vorige week voelde ik me niet zo goed. Ik werd iedere dag een beetje zieker. Uiteindelijk werd ik zelfs ’s morgens heel vreemd wakker en viel ik telkens om. Gelukkig kwam er iemand bij me op de koffie en die vond het maar vreemd dat ik telkens lag te slapen en geen antwoord gaf. Zij belde de ambulance. Het bleek dat ik heel ziek was en zelfs mee moest naar het ziekenhuis!!

Daar werd ik op een bed gelegd, we hadden daar wel met 100 muizen kunnen liggen! De kussens waren zo zacht dat ik er helemaal in verdween. Dat was wel heel handig, want dan kwam er een zuster en dan zag ze me niet! Hahhahaha! Kon ze ook geen pleisters plakken. Er lagen nog 3 andere mensen bij mij op de kamer. Dat was wel gezellig, maar iedere keer ging er een naar huis en dan kwam er een andere meneer of mevrouw voor in de plaats. Het leek eigenlijk wel een soort hotel. Sommige mensen bleven 1 nachtje, anderen een paar nachtjes. Ik moest uiteindelijk 8 nachten blijven!

Er kwam iedere dag wel iemand op visite, dat was helemaal gezellig! Ze namen van alles mee. Bloemen en lekkere zeepjes en tijdschriften en boeken. En ze namen vrolijkheid mee, want om maar een beetje in het ziekenhuis te liggen, daar is echt helemaal niets aan! Naast mij lag een mevrouw. Die had allemaal infusen in haar armen. Door die infusen kreeg ze dan voldoende vocht en medicijnen binnen. Maar als die mevrouw een stukje wilde gaan lopen, dan moest ze eerst de stekkers uit het stopcontact halen. Soms vergat ze dat. Dan ging ze op pad en trok ze bijna de stekkers uit de muur vandaan! Ook zag ze midden in de nacht rode auto’s door de zaal rijden. Dat hadden wij eerst niet door, want wij sliepen natuurlijk. Maar toen ze begon te zwaaien naar die auto, met infuus en al dus, maakte dat zo’n lawaai dat we allemaal wakker werden en haar in het donker zagen zwaaien naar een rode auto die wij niet zagen!

De tweede nacht dat die mevrouw er was, maakte ze het helemaal bont! Ze zag een spook op zich af komen. En op het moment dat het witte spook zich over haar heen boog, begon ze te gillen. De hele afdeling was in rep en roer. Een gillende mevrouw en een gillende zuster. Het spook was uiteraard geen spook, maar gewoon een zuster die het infuus kwam controleren. We hebben wat meegemaakt met die mevrouw. Zij is ook naar huis gegaan. En ik mocht haar ballon hebben. Een helium ballon. Dat zijn van die prachtige ballonnen die als je ze los laat zomaar de lucht in gaan. Ik pakte de ballon dankbaar van haar aan, want er stond een prachtige koe op. Maar dat had ik misschien beter niet kunnen doen. De foto die ik bij deze brief stop, is genomen precies op het moment dat ik zo de wijde wereld weer in vloog.

We spreken elkaar snel weer!! (Als ik ergens ben geland)


Groeten van Joris.

woensdag 26 november 2014

Jasper en de Pietenontmoeting.

Hallo Joris, je krijgt nu een keer een kaart van mij. Want ook op school zitten we niet stil. De kinderen leren nog steeds hoe je van blokken een toren bouwt, en altijd is er wel een kindje die de toren dan een tik geeft, zodat met luid geraas de blokken op de grond kletteren. De kinderen leren ook nog hoe ze met een schaar kunnen knippen en dat het anders aanvoelt als je in verschillende materialen knipt. Dat is dus allemaal niet zo veel veranderd. Maar wat er nu toch allemaal aan de hand is in de klas:

Het begon allemaal toen de kinderen ’s morgens begonnen te praten over een stoomboot en over Pieten die in het water waren gesprongen, omdat ze dachten dat de boot zonk. Maar er was een wijze oude meneer, die noemen ze Sinterklaas en een wijze Piet, die noemen ze de  Huis Piet en die draaiden gewoon de badkamerkraan dicht. In ieder geval, op die Stoomboot liggen pakjes voor de kinderen. En niet alleen voor de kinderen in onze klas, nee voor alle kinderen in het land! Echt waar. Voor ALLE kinderen in het land. En misschien ook wel voor alle muizen, maar dat weet ik niet zeker.

Sindsdien komen er iedere dag 1 of meerdere kinderen als Piet naar school. Dan hebben ze over hun kleding nog een Pietenpak aan. En sportschoenen er onder. Want dat hoort. Pieten hebben sportschoenen. Dan kunnen ze beter over de daken lopen, en dan kunnen ze razendsnel van de ene winkel naar de andere en van jouw huis naar het mijne. Nu vraag jij je natuurlijk af waarom die Pieten bij je thuis moeten zijn. Nou, dan brengen ze cadeautjes. De pakjes van de boot die gelukkig gewoon door kon varen naar Gouda en niet naar de zeebodem zonk.  En die pakjes brengen de Pieten rond.

Vorige week mochten alle kinderen op school een schoen knutselen. Alle schoentjes werden netjes neergezet in de klassen en de kinderen gingen liedjes zingen. Dat was heel gezellig. Iets minder gezellig was dat er midden in de nacht opeens mensen in de klas liepen. Dat vond ik wel een heel klein beetje eng, tot ik ze herkende. Het waren gewoon de kinderen uit de klas, maar dan een paar maten groter! Het waren namelijk de Pieten van Sinterklaas die in iedere schoen een lolly deden. Maar er zijn natuurlijk heel veel scholen in ons dorp en de Pieten hadden geen tijd om op onze school alle schoenen te vullen. En zo stond er in sommige klassen een extra zak met lolly’s. Ik kreeg trouwens een paar pepernoten van de Pieten toen ze zagen dat ik wakker was geworden.

De volgende morgen kwamen de kinderen één voor één de klas in. Ze waren heel blij met hun chocolade lolly, en heel verbaasd toen ze zagen dat er nog een extra zak in de klas stond. Die mochten ze als echte hulp Pieten naar de andere klassen brengen. Het is ontzettend gezellig op school Joris, maandag kwamen er zelfs muziek Pieten! Allemaal vrolijke liedjes werden er gespeeld, de kleuterjuffen gingen dansen en alle kinderen mochten extra lang buiten op het schoolplein blijven, want de meesters en juffen deden dat ook. Zelfs de directeur bleef lekker buiten staan. Nadat de kinderen allemaal netjes in de klas aan het werk waren, kwamen de muziekpieten zelfs in de klassen langs om iedere klas een cadeau te geven! Hoe leuk is dat? En dan schijnt Sinterklaas zelf ook nog te komen, maar dat weet ik nog niet zeker. Zijn stoel staat in ieder geval wel al in de grote zaal klaar, dus wie weet.


Hele grote pepernoot groet van je broer Jasper.

Hulppiet in actie.

vrijdag 6 juni 2014

Joris loopt de avond 4 daagse.

Pfft, wat ik nu toch weer heb meegemaakt! De kinderen van mijn gezin gingen lopen. Leuk! Dacht ik, want dat doen ze wel vaker. Dan nemen we drinken mee en lekkere broodjes, en zien we de meest leuke plekjes. Ik wilde dus erg graag mee. Of ik dat zeker wist, vroegen de kinderen nog aan mij. Ja, natuurlijk weet ik dat zeker! Ik mag ook altijd een stukje kaas en zelfs een stukje van de koekjes. Ik loop mee zei ik dus enthousiast.

Maar, jullie raden het al, het was helemaal geen ontspannen looptocht. Het was een soort volksverhuizing van zingende en huilende kinderen, van kletsende ouders, van op de stoep lopen en er dan van af vallen en van continue op iemands hielen staan. Ik ben gewoon 3 keer een schoen verloren omdat er een groot mens op mijn hiel trapte. En dit doen ze dan voor hun lol! De avond 4 daagse heet het. Moet je dus 4 dagen achter elkaar in een rij lopen en halverwege krijg je limonade met een snoepje. Ik vond het maar gek allemaal. De kinderen hadden snoepjes mee en ik kreeg van alle kinderen een stukje. Van lopen val je normaal gesproken af, maar ik ben deze week gewoon een kilo gegroeid!

De eerste 3 dagen liep ik mee met de jongste 2 kinderen van het gezin. Zij liepen de 5 kilometer. Kijk maar op de foto. Hier staan we te wachten voor de start. Die 5 kilometer is natuurlijk een peulenschil voor ons, maar door die enorme files op de route was het toch nog best wel zwaar. Ook moet je telkens goed uitkijken dat je wel bij de juiste groep blijft lopen. Voor je het weet loop je opeens bij de verkeerde school. Halverwege stond er een kraam van school en daar kregen we limonade. Dat was echt heel lekker! En we kregen een snoepje. Normaal krijg je dat natuurlijk nooit op school, dus het was echt feest.


Op de laatste avond liep ik met de oudste zoon mee. Hij liep de 10 kilometer. Dat was een stuk beter te doen. Er liepen veel minder mensen op de route, dus je kon je eigen tempo bepalen. We liepen met zijn zessen. Heel gezellig. We aten snoepjes, zongen liedjes, gingen hele stukken hardlopen en kregen als toegift een enorme wolkbreuk over ons heen. Door het slechte weer zagen wij niet dat iedereen ging schuilen onder een viaduct. Wij liepen gewoon verder en werden helemaal nat! Het was net of we in onze broek hadden geplast. Dat was natuurlijk niet zo, maar zo leek het wel.

De tas die we mee hadden was best heel zwaar. Er zat heel veel drinken in, en eten en een EHBO tasje. De tas was bijna niet te tillen, dus ik heb ook aangeboden om hem een stuk te dragen. Dat zie je op de tweede foto. En dan zien jullie ook meteen dat het niet helemaal lukte. De tas was te zwaar voor me. Of ik was misschien wel te klein. Afijn, aan het einde van de route stonden er bloemen klaar en kregen de kinderen een medaille. We hebben het weer gehad voor dit jaar. Maar ik hoop wel dat we de volgende keer weer gewoon zelf gaan lopen. Zonder al die andere mensen er omheen. Wat een drukte en wat een lawaai. Nu ga ik buiten in de tuin liggen. Misschien kleur ik zelfs nog wat bij.



Groet, Joris Muis.

maandag 2 juni 2014

Joris in Zweden.

Jasper, ik ben nu in een land met heel veel bomen en meren en hele rare dieren. Ze zijn wereldberoemd hier in Zweden. Ze zijn nog veel bekender als Dirk Kuijt en Johan Cruijff. Ze heten elanden en je komt ze overal tegen. Langs de kant van de weg op grote borden, in de winkels op petten, op kaarten, op vlaggen, als pasta, als koekje, als voetenveegmat. Overal waar je maar kijkt zie je ze. Niet in het wild. In de natuur schijnen grote kuddes te leven, maar ik heb er maar 1 gezien. Wel een hele grote, en ik werd een klein beetje bang voor zijn gebrom. Uiteindelijk liep hij gewoon weer dieper het bos in, gelukkig maken de kinderen waar ik nog steeds bij woon zo’n lawaai tijdens het wandelen, dat die elanden al lang en breed gevlucht zijn voor wij er aan komen.

Het is hier heel mooi weer en de kinderen willen telkens in de meren zwemmen. De pappa en mamma niet hoor. Alleen de kinderen. Dan gaan ze gewoon in hun onderbroeken het water in! De Zweden zelf gaan nog helemaal het water niet in. Het ijs is net weg zeggen ze en ze kijken hoofdschuddend naar de 3 Nederlandse kinderen die de grootste lol hebben. 1 keer kwam er nog een meneer om te zwemmen. Hij liep in zijn onderbroek vanuit zijn huis naar het water. Een handdoek onder zijn armen en vlak voor hij er in lipe, trok hij zijn onderbroek uit! Hij ging dus gewoon helemaal poedelbloot zwemmen! De kinderen gingen snel het water uit, maar dat schijnt vrij normaal te zijn hier.

We wonen in een rood huisje met witte kozijnen en er is vooral heel veel groen. Geen buren, geen telefoon, geen televisie, wel een grote trampoline, een enorm voetbalveld, een spoordijk om op te spelen, er rijden toch geen treinen meer en wel 50 bomen om in te klimmen. Wij zijn hard bezig geweest om bomen te snoeien, dan knip je allemaal takken van de boom af. Er is nu tussen en onder een grote groep bomen een hut ontstaan. Een hut waar alleen de kinderen en ik in kunnen en de pappa en mamma niet. Dit gaat ons huis worden in de zomervakantie. En dan gaan we ook nog een boomhut timmeren. Hartstikke leuk. En ik mag dan helpen. Het is eigenlijk net zoiets als de timmertafel in de klas, maar dan ietsje groter.
Groeten van Joris!!

Ps: onderstaande tekst stuurde ik naar school op een kaart. Heb je die al gezien?
Hallo Juf A.
Kent u mij nog? Inmiddels ben ik al een paar jaar van school af, maar ik denk nog vaak aan jullie. OP dit moment zit ik in Zweden. Het is een prachtig land met heel veel meren en bossen. De meest gekke avonturen beleef ik hier! Mensen die zomaar in hun blootje gaan zwemmen en elanden (een soort groot hert) die op alle wegen voorrang hebben! Ik woon in zo’n huisje als op de kaart, maar dan zonder mos op het dak.
Groeten Van Joris Muis!!


Goed, Jasper, ik schrijf snel weer. We zijn namelijk ook nog naar een plek geweest waar alles van lego was gebouwd. Heel vreemd allemaal.
Hier hang ik in een paasboom. Ze hangen allemaal gekleurde veertjes in bomen om het voorjaar te verwelkomen.

maandag 14 april 2014

Joris in de Efteling!

Hoi Joris!

Het avontuur wat ik nu weer heb beleefd is wel heel erg gek. Weet je nog dat ik me in Alkmaar liet insluiten in een vrachtauto? Met die auto reed ik Alkmaar uit. We reden en reden en af en toe stopten we even. Dan gingen de deuren open en werden er kazen uitgehaald. En helemaal aan het einde was de laadruimte bijna leeg. Er lagen nog maar een paar kazen . Op het moment dat de deuren voor de laatste keer open gingen, ben ik uit de auto gerend. De chauffeur zag mij en probeerde me nog te pakken, maar ik schoot snel weg. In dat dorp was het heel druk met wandelende mensen. En allemaal liepen ze 1 bepaalde kant op. Uiteraard was ik nieuwsgierig en ben ik met ze meegewandeld.

Na een wandeling langs allemaal stilstaande auto’s, met daarin nog veel meer mensen, kwamen we aan bij een tuin met hekken. En alle mensen gingen daar kaartjes kopen. Voor heel veel geld, ik natuurlijk niet. Ik sloop gewoon door de tralies. En toen stond ik in een soort park. Of een speeltuin. En wat ik daar allemaal zag, dat ga je echt nooit geloven! Maar alles wat ik nu ga vertellen is echt waar!

In het park waren heel veel rijen mensen. Die liepen langs ijzeren hekjes en dat ging heel erg langzaam. Zelf keek ik gewoon even waar de ingang was en dan trippelde ik daar naar toe. En als je dan vooraan stond, dan kwam er een bakje, of een bootje en daar ging je dan inzitten. Een paar waren heel erg leuk. Je hoefde helemaal niets te doen, helemaal automatisch kwam je langs elfjes en kabouters en zingende theekopjes. Die waren heel erg leuk. Maar er waren ook hele enge banen. Bij die banen ging je eerst rustig weg en opeens gingen ze heel hard! En dan sloeg je over de kop en werd er water over je heen gegooid en kwam je helemaal bang en misselijk bij het einde. Dat waren de niet leuke attracties. 1 was er naar mij vernoemd. Joris en de Draak! Ik ben dus al helemaal een beetje bekend. Maar ik durfde er niet meer in. Straks werd ik weer natgemaakt en gingen we weer over de kop!

Er was ook een bos. In dat bos woonden allemaal sprookjesfiguren! En nu denk jij natuurlijk dat sprookjesfiguren nep zijn, maar ik heb ze in het echt gezien! Ik heb Assepoester gezien en roodkapje. Ridders, draken en prinsessen. Een pratende boom en een meneer die hele bolle wangen had en de hele tijd riep: dank u wel! Als iemand hem eten gaf! Ik gaf hem een appel. Want hij moet een beetje om zijn lijn denken. Die boom was trouwens heel slim. Hij kende heel veel verhalen! En iedereen bleef luisteren. Met open mond. Zelfs de eekhoorntjes. En een dikke spin. Die zat verstopt in de haren van de boom.

Een heel klein stukje verder zag ik iets wat ik mijn hele leven nooit meer zal vergeten! Een blote keizer!!! Echt waar!! Zo warm was het nog helemaal niet, maar er was een keizer en die kreeg nieuwe kleren. Waar het precies verkeerd is gegaan weet ik niet, maar hij had ze echt niet aan! Ik heb een foto gemaakt. Die stuur ik je ook toe. Helemaal in zijn aller-aller blootst liep hij door zijn paleistuinen! En iedereen kon zomaar zijn blote billen zien!

Jasper, ik heb een gezin gevonden waar ik een tijdje bij ga wonen. Dat weten ze nog niet, maar die mensen beleven net als mij ook altijd van alles. Ze hebben 3 kinderen. Twee jongens en een meisje. En als ik dan bij ze ga wonen, beleef ik gewoon nog meer avonturen! Tot ik een nieuw gezin heb gevonden. Een hele prettige dag nog! En de groeten aan alle kinderen op school!


Joris.
Kijk! De keizer zonder kleren!

maandag 7 april 2014

In het theater


Oké Jasper, ik moet je nu toch zo iets vreemds vertellen. Vlak bij de school waar we woonden, en jij natuurlijk nog steeds woont, staat een theater. Dat is een heel luxe woord voor een groot gebouw met rode stoelen. In dat theater heb je allemaal zalen en gangen en trappen en er lopen best wel vreemde mensen rond. Die staan dan op stelten, net als de kinderen op het schoolplein, maar dan zijn het grote mensen. Of ze hebben maskers voor. En met die stelten of maskers gaan ze dan op een podium staan. Dat is dan weer een duur woord voor houten verhoging. Daarna gaan ze zingen of dansen of zelfs allebei. En de mensen in de zaal gaan dan klappen. Heel grappig allemaal. Soms komen er breakdansers. Dat zijn mensen van elastiek. Die kunnen hele rare dingen met hun lichaam. Ik heb het ook even geprobeerd, maar na 3 knopen in mijn staart en een krul in mijn linkersnorhaar ben ik gestopt.

Maar goed, vandaag liep ik onder de stoelen om kruimels te zoeken. Vlak bij het theater heb je namelijk een bioscoop. Daar ligt allemaal lekker eten onder de stoelen op de grond. En ik hoopte dat die kruimels ook in het theater zouden zijn. Niet dus! Terwijl ik zo onder die stoelen doorschoof, gebeurde er iets wonderlijks! Er kwamen bekende kinderen de zaal in!!! Hoe leuk is dat! En die kinderen gingen met een heleboel andere kinderen in die hele mooie zachte rode stoelen zitten. Op het pluche noemen ze dat hier in het theater met een nog duurder woord. Het is gewoon katoen hoor. De kinderen kwamen kijken naar een kindervoorstelling. Ik was natuurlijk direct benieuwd en ging op een stapel stoelverhogers zitten. Die zijn van plastic. Kneiterhard plastic. Je wordt dus gewoon dubbel gestraft: ten eerste ben je eigenlijk te klein voor het theater en ten tweede kom je dan op een harde halve doos te zitten.

De voorstelling was wonderlijk. Het ging over een dode toneelmeester die helemaal niet dood was, behalve aan het einde door een explosie. En het ging over een prinses en een boer. Die boer ging naar het andere einde van de wereld, gevolgd door de ontsnapte prinses. Het vreemde van alles was, dat de prinses en de boer dezelfde persoon waren! En hij of zij had een pruik op, want die ging aan het einde van de voorstelling af. Hielden ze die lange haren gewoon in hun handen! Zo vreemd allemaal. En het aller gekste was nog wel dat ze op een trap klommen die een klif was waar ze dan vanaf sprongen. Boem Stilte. Maar de kinderen waren natuurlijk helemaal niet meer stil. Die wilden een explosie en ze stonden en ze floten, want dat mocht niet en kinderen zijn kinderen dus doen ze heel vaak dingen die eigenlijk niet mogen. Waarop die meneer die dood was en toch niet en toen toch weer wel riep dat ze in het theater zaten en niet in een voetbalstadion! Iedereen zag wel dat ze niet in het stadion zaten! Er was toch helemaal nergens een bal te zien!

Jasper, de wereld steekt echt heel vreemd in elkaar. In zit nu in de fietstas van een meefietsende moeder. Ik had namelijk gehoord dat ze woensdag naar de bioscoop gaat met andere kinderen. En in die bioscoop heb je heel veel eten onder de stoelen. Daar ga ik mijn buik dus vol eten. Maar nu ga ik slapen. Het is een wonderlijke wereld die wereld buiten school.


Je broer Joris!
Hier zit ik op de stapel stoel verhogers. 

vrijdag 4 april 2014

Joris in Alkmaar.

Op een mooie zondag in april komt er een kaart binnen op school. Voor Jasper staat er op. De kaart gaat van klas naar klas en zo komt hij uiteindelijk in de kleuterklas. De klas met het muizenhuis. De klas met Jasper in het muizenhuis.

‘Hoi Jasper, het is alweer een paar weken geleden dat we elkaar voor het laatst zagen. Nadat ik een rondje door de school had gedaan kon ik de volgende morgen wegglippen terwijl alle kinderen juist naar binnen kwamen. Dat was nog wel even spannend, want alle kinderen stonden te dringen bij de deur. En als het dan even rustig was, klapte de deur dicht. Sindsdien is mijn staart een klein stukje dunner. Ik was simpelweg niet snel genoeg.’

‘Bij de kruising ben ik naar het Zuiden gegaan. Richting de zon dus. Dat was een hele saaie route. Langs een fietspad met aan de ene kant een drukke weg en aan de andere kant gras en een sloot. En blaffende honden. Er wonen heel veel blaffende honden bij de school.’

‘Na een hele dag wandelen kwam ik in een stad uit. De stad heet Alkmaar. En ze doen iets met kaas. Het was er heel druk. Nog veel drukker dan in de klas tijdens speelgoedmiddag. Overal stonden bussen en overal liepen mensen. Heel veel mensen en je moest uitkijken dat je niet vertrapt werd. Maar ik ben natuurlijk superslim, dus ben ik meegelift in de broekspijp van een Japanse meneer. Er waren heel veel Japanse mensen! Wel 5 bussen vol! In die broekspijp had ik een prachtig uitzicht. We liepen allemaal naar een plein in het midden van de stad. Daar keek ik mijn ogen uit!!’

‘Ik was namelijk in de muizenhemel beland! Overal lag kaas. Grote ronde kazen. De kazen werden aangevoerd met boten en daarna werden ze op een soort slee gelegd. Dan gingen mannen met strooien hoeden een rondje lopen. 1 man voor, 1 man achter en dan die slee met kaas tussen hun in. Ik heb geproefd tot ik bijna niet meer kon lopen. Dat mocht, want zelf deden ze dat ook. Ze gingen van al die kazen een stukje proeven. En iedere keer gingen ze in hun handen klappen, maar zonder te dansen. Dat was wel een beetje een vreemd gezicht. Allemaal klapperende mannen. De eerste paar keer dacht ik dat ik betrapt was. Dat was niet zo. Ze klapten gewoon zomaar met elkaar. Rare mensen die mensen.’

‘Aan het einde van de dag heb ik mezelf met een kaas in een vrachtauto laten dragen. Daar ben ik in slaap gevallen, maar eerst heb ik uiteraard nog een paar muizenhapjes genomen van alle kazen. Goed, Jasper, dit was mijn eerste kaart. Ik mis je wel hoor. Het zou nog veel leuker zijn als je er ook bij was. Als ik weer eens in de buurt ben, kom ik langs. Waar ik met de vrachtauto naar toe gereden ben bewaar ik voor de volgende kaart. Ook dat was een avontuur op zich.’

‘Doe iedereen daar de groeten.’

Joris.

zondag 30 maart 2014

Jasper en Joris beleven hun eerste avontuur.

OP een viersprong van wegen staat een school. En in die school hebben ze iets bijzonders. Ze hebben muizen. Ieeeee! Hoor ik u nu zeggen. Wat een onhygiënische school. Dat is precies wat ik in eerste instantie  dacht. Maar het steekt iets anders in elkaar. Die muizen wonen in een muizenhuis. Een muizenhuis in de klas.

Dit is het verhaal van Jasper en Joris. Zo heten de muisjes. Jasper en Joris muis.

Jasper en Joris wonen in een huisje waar ze de hele dag naar de spelende kinderen kunnen kijken. En de kinderen naar hun. Het is altijd gezellig in de klas. De muisjes krijgen kruimeltjes van de schoolkoekjes en stukjes appel. Ze hebben het erg naar hun zin. ’s Nachts is het rustig en kunnen ze slapen. Diep slapen. Dat doen muisjes. En dan verstijven ze een beetje. Zo sparen ze energie. Net als een spaarlamp. Alleen geven ze geen licht. Dat zou wel gek zijn. Een lichtgevende muis.

Heel lang gaat dat goed. Overdag komen de kinderen en spelen ze samen. Ze delen de koekjes en het fruit en ’s nachts zijn ze helemaal alleen. In de morgen komt de juf de klas in en zet alles klaar voor de dag. Zo ging het dag in, dag uit. Tot vandaag.

De deur van het lokaal zwaait open en de juf komt vrolijk binnen stappen. ‘Goedemorgen Jasper, goedemorgen Joris.’ Maar Jasper geeft geen antwoord en Joris ook al niet. Ze loopt naar het muizenhuis en ziet tot haar schrik twee verstijfde muisjes liggen. ‘Oei, oei. Wat nu? Twee dode muisjes is niet zo’n goede start voor de kleuterkindjes.’ Snel pakt ze een blik en schuift de muisjes op het blik. Voorzichtig voelt ze aan de muisjes. Niets. Totaal geen reactie. De muisjes zijn dood. Ze loopt naar het keukentje en laat de muisjes in de vuilnisbak vallen. ‘Zo. Opgeruimd staat netjes.’ In de klas vertelt ze de kinderen dat de muisjes overleden zijn en dat ze naar de muizenhemel zijn gegaan. De kinderen lopen allemaal even langs het lege muizenhuis en eten allemaal hun eigen koekjes op. Ze zijn er een klein beetje stil van, maar tijdens het buiten spelen zijn de muisjes al helemaal vergeten. Zo gaat dat met kinderen.

Ondertussen ontwaken Jasper en Joris in de vuilnisbak. Ze zijn namelijk helemaal niet dood, maar gister hadden ze iets te weinig gegeten. En daardoor vielen ze in een hele diepe slaap. Maar nu worden ze wakker in een vreemde omgeving. Het stinkt een beetje en het is donker. ‘Waar zijn we nu?’ ‘Geen idee, maar die juf mag best het licht aandoen. En de bak verschonen. Het ruikt een beetje vreemd.’ ‘Daar ben ik het helemaal mee eens.’ ‘En het plakt.’ ‘Wat plakt?’ ‘Geen idee. Iets plakt aan mijn staart.’ Langzaam wennen ze aan de duisternis en kunnen ze een beetje meer zien van hun omgeving. ‘Weet je wat ik denk? We zitten in de vuilnisbak.’’In de vuilnisbak? ‘Zijn ze hier op school gek geworden? Waarom zitten we in de vuilnisbak?’’ Kom, we gaan proberen om er uit te klimmen. Dan gaan we een rondje door de school lopen. En als we de school hebben bekeken glippen we naar buiten en gaan we de wereld ontdekken.’ ‘De wereld ontdekken? Dat durf ik helemaal niet’ piept Jasper met een klein stemmetje. ‘Jawel, dat durf jij. We beginnen met de tuin. Die kunnen we zien vanuit ons muizenhuis.’’ Maar daar vliegen van die klapwiek dingen met scherpe klauwen.’ ‘Welnee, dat zijn gewoon vogels en die doen ons niets.’

Samen proberen ze een trappetje te maken van de lege melkpakjes, de klokhuizen en de sinaasappelschillen. 1 keer zijn ze bijna boven als ze vanuit het niets een zak op hun hoofd krijgen. Zwarte, nog warme koffieprut druipt van hun hoofd. Jasper kijkt naar Joris en hij begint hard te lachen.’ Je hebt een pruik! Een zwarte pruik op je hoofd!’ Joris vind het helemaal niet leuk, want het trappetje is door hun val ingestort. Ze zullen opnieuw moeten beginnen.

De hele dag proberen ze om uit de vuilnisbak te klimmen. Een paar keer lukt het bijna. Bijna, maar net niet helemaal. Na de koffieprut komt er een kiwi, gevolgd door een leeg doosje pleisters, daarna nog een klokhuis en een paar korsten brood. Jasper eet zijn buik vol, maar Joris is vastberaden om te ontsnappen. Hij wil de wijde wereld in. Hij wordt ontdekkingsmuis. De eerste ontdekkingsmuis. En dan komt hij in de geschiedenisboeken die de kinderen in de klas lezen. Dan leren ze over zijn avonturen. HIJ! Joris de ontdekkingsmuis. Jasper is niet zo enthousiast. Oké, de school wil hij wel zien. Gewoon een rondje door de school en dan weer veilig naar zijn muizenhuis. Aan het einde van de dag als iedereen al naar huis is, en er dus geen vuilnis meer op hun hoofd kan vallen, lukt het de beide muisjes eindelijk om uit de bak te ontsnappen.

Joris neemt direct de benen een lange lege gang in. Maar Jasper twijfelt. Hij twijfelt net iets te lang, want terwijl zijn broer al bijna om de bocht is, komt de directeur van school met grote stappen de keuken in. Hij zet zijn broodtrommel met broodkorst op de grond. Jasper twijfelt. Heel even maar. Zijn broer zwaait om de hoek naar hem. ‘Kom je? Dan gaan we samen de wereld ontdekken.’ Jasper zwaait terug. ‘Nee, ga jij maar. Ga jij maar avonturen beleven. Ik blijf liever hier bij de kinderen. Ver weg van alle gevaren in die buitenwereld. Als je maar belooft dat je af en toe een kaartje stuurt.’ Dat belooft Joris. Nog 1 keer zwaaien de broers naar elkaar. Dan hupt Jasper in de trommel en verdwijnt Joris om de hoek.


De volgende morgen zien de kleuterkinderen opeens dat 1 van de muisjes weer terug is in huis. Hij is wel een beetje vies. Achter zijn oren hangt een schil van een kiwi en op zijn hoofd ligt nog wat koffieprut.  Van de tweede muis wordt nooit meer iets vernomen. Niets meer? Toch wel. Zo om de zoveel tijd worden er ansichtkaarten bezorgd op school. Voor Jasper van Joris. En die kaarten komen vanuit de meest gekke plekken op aarde. Joris beschrijft de avonturen die hij beleeft. De kaarten worden netjes op een muur geplakt. Niemand op school weet meer wie Joris was. En niemand weet voor welke Jasper de kaarten bestemd zijn. Niemand, behalve wij. Gelukkig worden de kaarten wel voorgelezen in de klas en Jasper glimt van trots als hij naar de avonturen luistert die zijn broer beleeft. En in zijn muizenhuis in die school aan die viersprong beleeft hij de avonturen mee terwijl hij knabbelt aan een schoolkoekje.