OP een
viersprong van wegen staat een school. En in die school hebben ze iets
bijzonders. Ze hebben muizen. Ieeeee! Hoor ik u nu zeggen. Wat een onhygiënische
school. Dat is precies wat ik in eerste instantie dacht. Maar het steekt iets anders in elkaar.
Die muizen wonen in een muizenhuis. Een muizenhuis in de klas.
Dit is het
verhaal van Jasper en Joris. Zo heten de muisjes. Jasper en Joris muis.
Jasper en Joris
wonen in een huisje waar ze de hele dag naar de spelende kinderen kunnen
kijken. En de kinderen naar hun. Het is altijd gezellig in de klas. De muisjes
krijgen kruimeltjes van de schoolkoekjes en stukjes appel. Ze hebben het erg
naar hun zin. ’s Nachts is het rustig en kunnen ze slapen. Diep slapen. Dat
doen muisjes. En dan verstijven ze een beetje. Zo sparen ze energie. Net als
een spaarlamp. Alleen geven ze geen licht. Dat zou wel gek zijn. Een
lichtgevende muis.
Heel lang
gaat dat goed. Overdag komen de kinderen en spelen ze samen. Ze delen de
koekjes en het fruit en ’s nachts zijn ze helemaal alleen. In de morgen komt de
juf de klas in en zet alles klaar voor de dag. Zo ging het dag in, dag uit. Tot
vandaag.
De deur van
het lokaal zwaait open en de juf komt vrolijk binnen stappen. ‘Goedemorgen
Jasper, goedemorgen Joris.’ Maar Jasper geeft geen antwoord en Joris ook al
niet. Ze loopt naar het muizenhuis en ziet tot haar schrik twee verstijfde
muisjes liggen. ‘Oei, oei. Wat nu? Twee dode muisjes is niet zo’n goede start
voor de kleuterkindjes.’ Snel pakt ze een blik en schuift de muisjes op het
blik. Voorzichtig voelt ze aan de muisjes. Niets. Totaal geen reactie. De
muisjes zijn dood. Ze loopt naar het keukentje en laat de muisjes in de
vuilnisbak vallen. ‘Zo. Opgeruimd staat netjes.’ In de klas vertelt ze de
kinderen dat de muisjes overleden zijn en dat ze naar de muizenhemel zijn
gegaan. De kinderen lopen allemaal even langs het lege muizenhuis en eten
allemaal hun eigen koekjes op. Ze zijn er een klein beetje stil van, maar
tijdens het buiten spelen zijn de muisjes al helemaal vergeten. Zo gaat dat met
kinderen.
Ondertussen
ontwaken Jasper en Joris in de vuilnisbak. Ze zijn namelijk helemaal niet dood,
maar gister hadden ze iets te weinig gegeten. En daardoor vielen ze in een hele
diepe slaap. Maar nu worden ze wakker in een vreemde omgeving. Het stinkt een
beetje en het is donker. ‘Waar zijn we nu?’ ‘Geen idee, maar die juf mag best
het licht aandoen. En de bak verschonen. Het ruikt een beetje vreemd.’ ‘Daar
ben ik het helemaal mee eens.’ ‘En het plakt.’ ‘Wat plakt?’ ‘Geen idee. Iets plakt
aan mijn staart.’ Langzaam wennen ze aan de duisternis en kunnen ze een beetje
meer zien van hun omgeving. ‘Weet je wat ik denk? We zitten in de vuilnisbak.’’In
de vuilnisbak? ‘Zijn ze hier op school gek geworden? Waarom zitten we in de
vuilnisbak?’’ Kom, we gaan proberen om er uit te klimmen. Dan gaan we een
rondje door de school lopen. En als we de school hebben bekeken glippen we naar
buiten en gaan we de wereld ontdekken.’ ‘De wereld ontdekken? Dat durf ik
helemaal niet’ piept Jasper met een klein stemmetje. ‘Jawel, dat durf jij. We
beginnen met de tuin. Die kunnen we zien vanuit ons muizenhuis.’’ Maar daar
vliegen van die klapwiek dingen met scherpe klauwen.’ ‘Welnee, dat zijn gewoon
vogels en die doen ons niets.’
Samen
proberen ze een trappetje te maken van de lege melkpakjes, de klokhuizen en de sinaasappelschillen.
1 keer zijn ze bijna boven als ze vanuit het niets een zak op hun hoofd krijgen.
Zwarte, nog warme koffieprut druipt van hun hoofd. Jasper kijkt naar Joris en
hij begint hard te lachen.’ Je hebt een pruik! Een zwarte pruik op je hoofd!’ Joris
vind het helemaal niet leuk, want het trappetje is door hun val ingestort. Ze
zullen opnieuw moeten beginnen.
De hele dag
proberen ze om uit de vuilnisbak te klimmen. Een paar keer lukt het bijna.
Bijna, maar net niet helemaal. Na de koffieprut komt er een kiwi, gevolgd door
een leeg doosje pleisters, daarna nog een klokhuis en een paar korsten brood.
Jasper eet zijn buik vol, maar Joris is vastberaden om te ontsnappen. Hij wil
de wijde wereld in. Hij wordt ontdekkingsmuis. De eerste ontdekkingsmuis. En
dan komt hij in de geschiedenisboeken die de kinderen in de klas lezen. Dan
leren ze over zijn avonturen. HIJ!
Joris de ontdekkingsmuis. Jasper is niet zo enthousiast. Oké, de school wil hij
wel zien. Gewoon een rondje door de school en dan weer veilig naar zijn
muizenhuis. Aan het einde van de dag als iedereen al naar huis is, en er dus
geen vuilnis meer op hun hoofd kan vallen, lukt het de beide muisjes eindelijk
om uit de bak te ontsnappen.
Joris neemt
direct de benen een lange lege gang in. Maar Jasper twijfelt. Hij twijfelt net
iets te lang, want terwijl zijn broer al bijna om de bocht is, komt de
directeur van school met grote stappen de keuken in. Hij zet zijn broodtrommel
met broodkorst op de grond. Jasper twijfelt. Heel even maar. Zijn broer zwaait
om de hoek naar hem. ‘Kom je? Dan gaan we samen de wereld ontdekken.’ Jasper
zwaait terug. ‘Nee, ga jij maar. Ga jij maar avonturen beleven. Ik blijf liever
hier bij de kinderen. Ver weg van alle gevaren in die buitenwereld. Als je maar
belooft dat je af en toe een kaartje stuurt.’ Dat belooft Joris. Nog 1 keer
zwaaien de broers naar elkaar. Dan hupt Jasper in de trommel en verdwijnt Joris
om de hoek.
De volgende
morgen zien de kleuterkinderen opeens dat 1 van de muisjes weer terug is in
huis. Hij is wel een beetje vies. Achter zijn oren hangt een schil van een kiwi
en op zijn hoofd ligt nog wat koffieprut.
Van de tweede muis wordt nooit meer iets vernomen. Niets meer? Toch wel.
Zo om de zoveel tijd worden er ansichtkaarten bezorgd op school. Voor Jasper
van Joris. En die kaarten komen vanuit de meest gekke plekken op aarde. Joris
beschrijft de avonturen die hij beleeft. De kaarten worden netjes op een muur
geplakt. Niemand op school weet meer wie Joris was. En niemand weet voor welke
Jasper de kaarten bestemd zijn. Niemand, behalve wij. Gelukkig worden de
kaarten wel voorgelezen in de klas en Jasper glimt van trots als hij naar de
avonturen luistert die zijn broer beleeft. En in zijn muizenhuis in die school
aan die viersprong beleeft hij de avonturen mee terwijl hij knabbelt aan een
schoolkoekje.