woensdag 25 juni 2014

Kijken vanuit een ander perspectief.

Van de school van mijn kinderen mocht ik een boek lenen over kunstprojecten/ of kunstvorming binnen het basisonderwijs. Het boek bracht me niet de verdieping die ik er in dacht te vinden. Het bracht me wel iets anders. Een inzicht in mezelf. Best verhelderend om te lezen dat ik mijn gezin helemaal niet hoef te verdedigen tegenover de buitenwereld. Wij hebben nu eenmaal een andere kijk op het leven. Op de maatschappij. En dat is juist goed lees ik in dat boek.

Het is heel verfrissend om vanuit een ander perspectief naar dingen te kijken. Helaas werkt de huidige maatschappij nog niet erg mee met betrekking tot het anders kijken. Het anders handelen van mij en mijn kinderen op zaken die dagelijks gebeuren.

Zo zitten de oudste 2 op musical les. (Niet aan school verbonden) In een aantal middagen werden ze klaargestoomd om een musical neer te zetten. Tijdens 1 van die middagen zat ik met mijn laptop in dezelfde ruimte te werken als waar de repetitie was. 1 enorme chaos was het. De docent had de groep totaal niet in de hand, en rende al schreeuwend en dansend in de rondte , terwijl ze het volume van de muziek nog iets opschroefde in de hoop dat de groep dan rustiger werd. Het tegenovergestelde was uiteraard het geval. Tijdens 1 van die momenten, terwijl ze wederom het volume van de muziek bijstelde, vertrouwde ze mij iets toe. ‘Er zitten 3 kinderen in deze groep waar helemaal niets mee te beginnen is.’ Rare drukke kinderen waren het, die nergens naar luisterden en die vooral ook hun eigen inbreng hadden. Daar was duidelijk geen ruimte voor. Stel je voor: een musical voor en door kinderen, waarbij de kinderen ook nog hun eigen inbreng dachten te hebben! Het kan natuurlijk ook te gek. (Ziet u de ironie, die ik ook direct zag?)

Afijn, ze noemde de namen van de 3 kinderen. En één van die namen was die van mijn oudste zoon. En dan had die ook nog eens een zus. Geen land mee te bezeilen. Ik was totaal verbijsterd vanwege het feit dat ze als musicaldocent zo onprofessioneel was, dat ik op dat moment niet eens kon reageren. Wel liet ik na afloop duidelijk blijken dat 2 van de 3 genoemde kinderen van mij waren. Vol liefde gaf ik ze een extra kus. Daarmee was de kous echter nog niet afgedaan. Zoon moest tijdens de uitvoering een bruine broek aan met een beige overhemd. Nu weet ik niet wat beige is, dus dat werd al snel een wit overhemd. Die bruine broek werd wel even een issue thuis. Zoon heeft hele duidelijke voorkeuren met betrekking tot zijn kleding. Onder andere: een bruine broek trek ik niet aan. Een bruine broek aantrekken is voor hem net zoiets als een bord haggis voor mij. Niet aan beginnen.

Waar de juf totaal geen blijk gaf van enig inlevingsvermogen in de leefwereld van haar leerlingen, had zoon dat uiteindelijk wel. Het heeft ons een week gekost, maar tijdens de musical had hij een bruine broek aan. Van zijn vader. Over zijn eigen broek heen, dan hoefde hij de rare gladde stof in ieder geval niet op zijn benen te voelen. Na de eerste scènes, dook hij achter de coulissen en trok snel de bruine broek uit. Een enorme overwinning voor hem. En dat zette mij aan het denken. Want normaal ga ik direct in de verdediging als mijn kinderen iets doen wat door de buitenwereld als gek wordt bevonden. Leg dan uit dat oudste zoon bijvoorbeeld een ASS heeft en dat hij daardoor anders tegen de wereld aankijkt. Waarom eigenlijk vroeg ik me gister af.

Een moeder die een ADHD kind heeft gaat toch ook niet vertellen dat haar kind op tafel staat of met stoelen gooit omdat hij zo druk is in zijn hoofd? Een ouder met een ADD kind gaat ook niet aan een ieder vertellen dat de spanningsboog niet de hele tijd strak gespannen staat. Waarom verdedig ik mezelf dan wel continue? Ik schrijf nu mezelf, want de kinderen hebben geen last van de blik van de buitenwereld. Ik eigenlijk ook niet. En toch betrap ik me er op dat ik (bijvoorbeeld) ga uitleggen dat zoon geen bruine broek aantrekt omdat hij een Ass kind is. Dit keer deed ik dat niet, omdat ik in 1 ogenblik besloot niet met deze docent samen te werken. En de situatie loste zichzelf op. Zoon had een bruine broek aan en ik zat trots in het publiek. De juf was nog net zo onwetend als daarvoor.

Mijn kinderen kijken anders naar het leven. Willen op vrije dagen naar een museum. Willen heel graag nog een keer terug naar het Kröller Müller. Vanwege de fantastische kunstwerken die er buiten liggen. Kunstwerken die een plek hebben in de omgeving. En daardoor voelen mijn kinderen zich daar misschien wel zo thuis. Ze zijn daar ook gewoon een deel van de omgeving. Zijn wie ze zijn. En daar kan ik als moeder dan weer iets van leren. Je mag gewoon zijn wie je bent. Mijn kinderen houden van boeken, houden van kunst, houden van lange wandelingen in de Zweedse natuur. Dat ze daarnaast heel vaak vragen waarom iets is zoals iets is en rustig eindeloos de discussie met je aangaan:  ‘Ja maar..’ is voor mij uiterst vermoeiend. ‘Je gaat nu naar school omdat ik dat zeg! Je gaat nu naar bed omdat ik dat wil! Je gaat nu je vlees opeten omdat ik zeg dat je dat moet doen.’ ‘Ja maar…..’

Als kinderen op een andere manier naar gebeurtenissen kijken, is dat voor mij dan wel vermoeiend,  ze ontwikkelen op die manier wel hun creatieve brein las ik in het boek. En laat ik dat nu de allergrootste rijkdom vinden. Creativiteit bij kinderen. Ik heb me voorgenomen om niet meer continue mijn kinderen te gaan verdedigen, maar om van ze te blijven genieten. Van hun aparte blik op de wereld, en als er dan een docent opstaat die niets van ze begrijpt,wens ik hem of haar veel sterkte en wijsheid. En zal ik de tip geven om vooral goed naar mijn kinderen te kijken. Kan hij of zij nog heel wat leren. Ik leer in ieder geval dagelijks bij. Behalve als ik te moe ben, stuur ik ze evengoed gewoon op tijd naar bed, omdat ik dat zeg!
p.s. Uiteraard hebben de mensen uit onze directe omgeving, mensen met wij we vaker te maken hebben, wel de informatie die nodig is om samen met de kinderen en met ons tot een samenwerking te komen. De docenten op de basisschool zijn allemaal leerkrachten met het hart op de juiste plaats en zullen altijd naar het individuele kind blijven kijken. Of dat nu 1 van mijn kinderen is, of een andere leerling. Ieder kind is uniek.

vrijdag 20 juni 2014

Simon en Annie gaan samen op de brommer.

We schrijven 1960. Een klein dorpje in Noord-Holland. Een dorpje met nog een echte dorpsagent. Met een hoed en zijn voornaamste taak bestaat uit het gevangen zetten van de dorpsjeugd die weer eens met propjes schoot op voorbijgaande buren. Dorpsjeugd die zonder te betalen een plakje worst bij de slager wegkaapte. Dan kwam meneer agent om de hoek en hij vatte je met een ferme hand in de kraag. Daar zat je als bibberende, opeens niet meer zo stoere, 8 jarige in het gevang. Met raampjes op de hoogte van de stoep. Zodat je de hele middag alleen maar langslopende schoenen zag. Meestal mocht je met het avondeten weer naar huis. Meestal. Soms werd je vergeten door meneer de agent. Hij liep statig naar huis en tikte bij iedereen die hij tegenkwam even tegen zijn pet. Bij de burgemeester nam hij hem zelfs af. De aardappelen stonden op tafel bij moeders de vrouw. En daar zat je dan. Je vader kwam vanzelf kijken. Op zijn knieën op de stoep. ‘Jacob, ben jij daar?’ ‘Ja, pap. Ik wil er uit!’ ‘Tsja, jongen, dat had je dan eerder moeten bedenken. Ik laat mamma straks wel een deken brengen. Tot morgen jongen.’ ‘Maar pappa!’ Pappa was echter al weer op weg naar huis. Je hoorde zijn klompen nog een tijdje kleppen op de stoep.

Zo’n dorpje dus. Met een veldwachter, een dorpsdokter die nog zelf de bevallingen deed, een burgemeester en een slager met een plakje worst. Daar had je rond 1960 opeens een groep branieschoppers die geen 8 meer waren, die ook geen plakje worst meer meenamen, maar rondliepen in leren jassen en lange baarden. Schande werd er gesproken. De raad van wijze dorpsgenoten kwam avond na avond bij elkaar onder de grote iep op het dorpsplein. Zo ook die ene avond. De avondrust werd wreed verstoord door een hard geluid. De mannen, die allemaal de oorlog vers in hun geheugen hadden, keken angstig om zich heen. ‘De oorlog!’Mompelde de een. ‘Een vliegtuig!’ Zei een ander. ‘De nozems! De nozems komen!’ Wees de jongste wijze man. ‘De nozems komen!’ Aan het einde van de straat werden 7 motoren zichtbaar. Jongens met lange baarden, leren jassen en ijzeren helmen op het hoofd. Vrouwen stonden voor de ramen, met kroost onder de rok.

1 van de jongens stopte vlak voor de raad der wijze mannen. ‘Ha Pa! Zal ik u naar huis brengen?’ ‘Nee, hoor jongen. Voor geen goud ga ik op zo’n levensgevaarlijk vuurspuwend monster. Ik loop. Dat doe ik al mijn leven lang.’ De jongen stapte weer op zijn machine en reed met luid kabaal weg. De mannen liepen al hoofdschuddend naar huis, waar de kinderen weer onder de rokken vandaan waren gekomen. Simon liep ook terug met een grote grijns op zijn gezicht. Die zoon van mij, dat is me der eentje. Maar van mijn levensdagen ga ik niet op zijn helse machine.

Dat liep anders. Een aantal jaar later waren motoren en brommers ingeburgerd in het pittoreske plattelandsdorpje. En Simon kwam vol trots thuis uit zijn werk. ‘Kijk eens Annie, wat ik hier nu heb!’ Op het achterpleintje stond een zwarte brommer. Laten we hem een Zundapp noemen. Alleen maar omdat ik dat zo’n mooi woord vind. Zundapp. Oma Annie kwam naar buiten en bekeek de wonderlijke fiets. ‘Wat moeten we daar nu mee?’ ‘Ritjes maken. We gaan samen ritjes maken. Vanavond al. Gaan we samen op de brommer naar je zus.’ ‘En waar zit ik dan?’ ‘Hier.’ En opa Simon wees naar twee ijzeren stangen.

Zo kwam het dat Opa Simon en oma Annie samen van huis gingen. Simon voorop. Annie achterop. Bij de treinbaan stopten ze even. In de verte kwam de trein. Oma Annie stapte af. Die stangen deden zeer. Ze zat niet echt heel comfortabel. Nadat de trein voorbij was, wilde ze weer opstappen, maar tot haar verbazing gaf Simon een dot gas en stoof er vandoor. Deels omdat hij zijn machine nog niet helemaal onder controle had, deels omdat hij opeens een stuk lichter was. Verbijsterd bleef Annie staan. Ze zwaaide nog en ze riep zelfs nog naar haar in de verte verdwijnende man. ‘Joehoe! Simon! Ik sta nog hier!’ Maar Simon merkte niets. Annie begon te lopen en werd met iedere stap bozer en bozer. Bij de eerste boerderij die ze tegenkwam ging ze naar binnen. Ze riep nog even ‘Volk!’ En stapte over de drempel. Daar deed ze haar verhaal. Met een beker warme melk in haar handen keek ze in de opkamer door de raampjes om te zien of Simon al terugkwam. En warempel, na een half uur zag ze in de verte een brommer verschijnen. Het was Simon. Simon die pas bij zijn zwager en schoonzus na de eerste kop koffie, bemerkte dat hij zijn vrachtje onderweg verloren was.


Oma Annie was boos. Heel boos. Nooit heeft ze meer achterop gezeten. En vanaf dat moment had ze altijd een kussentje onder de bagagedrager van haar fiets. Want het zou haar niet gebeuren dat ze een passagier verliezen zou.  Ik erfde haar fiets en gister haalde ik oudste zoon op bij zijn DJ Cursus. Bij een heuveltje sprong hij van de bagagedrager af, omdat zijn billen zeer deden op die harde ijzeren stangen. Ook ik fietste vrolijk door. (Hoewel ik wel in de gaten had dat ik hem kwijt was) ‘Super schat! Zo fiets ik soepel!’ Een lachende zoon kwam achter me aan en opperde dat een kussentje onder de snelbinders geen overbodige luxe zou zijn. Er is in een halve eeuw echt niet zoveel veranderd in Nederland. Alleen die kwajongens worden niet meer opgesloten in het schavot.

dinsdag 17 juni 2014

De gouden kroon van koning Sverker.

‘Mam, mogen wij ook dennenbomen zoals in het bos? Dan is het of het altijd kerst is in de tuin.’ ‘Ja hoor. Dat is prima. Maar hoe komen we nu zo snel aan kerstbomen? Er zijn vast heel veel kwekerijen, maar ik zou er hier niet zo snel 1 kunnen vinden.’ ‘Dan spitten we ze toch langs de spoordijk uit de grond en dan plaatsen we ze in de achtertuin. Op de spoordijk staan heel veel kerstbomen en daar zorgen ze er alleen maar voor dat het heel donker is langs de dijk, zodat we er bijna nooit op kunnen spelen.’ Rune en Nisse stonden achter hun zus klaar met scheppen. Waren al overtuigd van het goede idee van Julia en wisten zelfs al wat mamma ging zeggen. ‘Oké, zei mamma en de jongens renden naar de dijk. ‘Niet rennen met een schep!’ Riep mamma nog. Julia huppelde achter haar broers aan en liet her en der een stuk speelgoed vallen. ‘Hier en hier en hier en hier.’ Een vrolijk pad van gekleurd speelgoed sierde de voortuin. ‘Ho, ho, dat doen we dus niet dame. Alleen in de achtertuin. Ik wil wel graag ’s avonds naar de ondergaande zon boven de berg blijven kijken. De voortuin blijft vrij van hoge bomen.’ Julia haalde haar schouders op en huppelde vrolijk verder.

De kinderen waren driftig bomen aan het uitspitten. Na een uur spitten en zweten was er nog geen boom uit de grond. Ze hielden even werkoverleg. ‘Dit gaat wel een hele vakantie duren voor we een paar bomen in de achtertuin hebben.’’Ja, dit moet toch anders kunnen.’ ‘Zullen we gewoon een paar van die baby boompjes uitspitten? Dat gaat volgens mij een stuk sneller.’ Daar waren ze het over eens en ze gingen verder met de baby boompjes. Dat ging inderdaad een stuk sneller. In nog geen kwartier tijd hadden ze 4 baby bomen en vonden ze het eigenlijk wel genoeg. ‘Dit is best zwaar werk.’’Ja, ik denk dat ik later toch maar geen bosbouwer word.’ ‘Waar gaan we ze planten?’ ’Ik heb allemaal speelgoed in de tuin gestrooid en op die plekken gaan we de bomen planten. Net als bij Klein Duimpje.’ ‘Die ging toch helemaal geen bomen planten?’ ‘Nee! Maar die liet wel een spoor achter en dat heb ik ook gedaan.’

‘Maar eerst is er drinken voor de harde werkers!’ Pappa en mamma zaten al in de zon met een tafel vol lekkers. ‘Zal ik ondertussen een mooi verhaal vertellen?’ Pappa zat met een dik boek in zijn handen. Een boek over machtige strijders in Zweden. ‘In het gebied waar wij wonen, leefde heel, heel erg vroeger een Koning. Koning Sverker. Sverker was een grote koning en hij had wel 7 kinderen! Sverker bouwde het allereerste klooster en voerde heel graag oorlog. Hij won ze allemaal! Niemand kon de grote koning verslaan. Tot hij met Kerstmis naar de nachtelijke mis wilde gaan. Hij stapte op zijn paard en werd overvallen en vermoord door zijn eigen stalmeester! Hij werd slechts 26 jaar, maar in die 26 jaar had hij wel grote rijkdommen vergaard. Kelders vol goud en diamanten. Van al die schatten is nooit iets terug gevonden. De legende gaat dat de kelders leeggeroofd zijn en dat de daders; arme boeren uit de omgeving allemaal in het veen zijn weggezakt. Ze waren door het vele goud veel te zwaar geworden om over het veen te kunnen ontsnappen. Het veen waar wij op wonen! En zo verdwenen er met de dood van Sverker, niet alleen de schatten uit de kelders, maar ook vele arme boeren. Hun vrouwen bleven alleen achter met de kinderschare.’

Rune, Nisse en Julia zaten met open mond te luisteren naar het verhaal van pappa. ‘Hebben ze de koning wel terug gevonden?’ ‘Ja, de koning is begraven in Alvastra. In de ruïnes van dat klooster gaan wij altijd picknicken.’’Kunnen we hem zien?’ ‘Nee, er is een soort huis gebouwd boven zijn kist. Dat huis kunnen we vanavond na het eten wel gaan bekijken.’ ‘En de schatten? Is daar echt nooit meer iets van terug gevonden?’ ‘Nee. Er is werkelijk nooit meer iets terug gevonden. Hoewel, een aantal jaar geleden vond een visser in zijn netten wel een zwaard ingelegd met edelstenen waarvan beweerd wordt dat die afkomstig is uit de schatkamers van de Koning.’ ‘Maar dan zijn de boeren toch niet in het veen verdwenen. Dan zijn ze misschien met boten naar het eiland gevaren en wonen ze daar nu.’ ‘Nee, natuurlijk niet. Ze laten toch niet zomaar hun vrouwen en kinderen achter? Dat doet toch geen enkele vader?’ Dat was Julia. Die keek eens naar haar vader en ze kon zich niet voorstellen dat haar vader opeens met de schat van de koning er vandoor ging en zijn kinderen nooit meer kwam ophalen terwijl hij lekker met zijn voeten in de zee zat op een onbewoond eiland. ‘Nee, dat kan gewoon niet. De schat moet hier nog liggen. Begraven in het veen. Gaan we nu de bomen in de grond zetten?’

Nog licht onder de indruk van het verhaal stonden de kinderen op en liepen naar het eerste stuk speelgoed dat ze tegenkwamen. ‘Hier planten we de kleinste boom. Die kunnen we dan goed in de gaten houden. Kijken of hij wel goed groeit.’ En voor de zoveelste keer die dag begonnen ze te graven. Al snel hadden ze een gat waar de boom precies in paste. ‘Zo, dat is 1. Nog 3 te gaan.’ ‘Nu 1 bij de voetbal!’ En er werd weer een gat gegraven waar de boom precies in ging. ‘Nu bij het luchtbed!’ De scheppen gingen de grond in. ‘Dit gat moet wel iets dieper, want deze heeft langere wortels. Die moeten wel genoeg ruimte hebben.’’Waarom?’ ‘Omdat hij anders te krap in zijn bed ligt. Jij wilt toch ook niet in een ledikant slapen?’ ‘Oké, maar jij doet helemaal niets en wij moeten het zware werk doen. Ga dan zelf maar eens een gat graven.’ Rune gooide zijn schep weg. Hij was moe en boos op zijn zus die altijd alles beter wist, maar zelf helemaal niets deed. Alleen maar zeggen wat hij moest doen.

Julia pakte de schep en begon te graven. Ze liet zich niet kennen. Ze kon net zo goed scheppen als haar broers. Echt wel. Ze was zo driftig aan het scheppen dat ze helemaal niet doorhad dat Nisse inmiddels al gestopt was. ‘We zijn al diep genoeg hoor. We hoeven toch geen bomen te planten in China?’ Julia hoorde hem niet en schepte en schepte en schepte. Toink. Julia keek op. Toink? Hoezo Toink? Welke veenplag deed er nu toink? ‘De schat!’ Riep Rune. ‘De verdwenen schat!’ Brulde Nisse. ‘Doe niet zo dom.’ Antwoordde hun zus.  Er bestaat helemaal geen verdwenen schat. ‘Wel! Echt wel! Er is wel een verdwenen schat, pappa heeft het toch net zelf verteld?’ Nisse en Rune zaten op hun knieën op de rand van het gat en begonnen met hun handen te graven. Julia stond toe te kijken. En opeens begon zij ook te graven met haar handen. ‘De schat! Pappa en mamma! We hebben de schat gevonden!’ Onder de grond had ze iets zien glinsteren.

Lachend kwamen pappa en mamma aangelopen. ‘Het was maar een verhaal hoor. Er is vast geen schat geweest. Je weet hoe dat gaat. Iemand vertelt een verhaal en die vertelt het verhaal weer aan iemand anders, dat verhaal wordt steeds groter. De schat was vast ooit een gouden dukaat en nu denken de mensen dat er een museum gev……’ Pappa stond aan de rand van de kuil naar beneden te staren. ‘Krijg nu toch ezelsoren!’ Voorzichtig haalden de kinderen een kroon naar boven. Een prachtige gouden kroon, met groene en rode diamanten. ‘De koningskroon! We hebben de kroon van Koning Sverker gevonden!’’Zullen we hem vanavond meteen naar de Koning terug brengen? Dan kan hij weer lekker slapen met zijn koningskroon.’ ‘Nee, dat lijkt mij geen goed idee. Laten we maar eens naar een museum gaan bellen. Daar hoort deze kroon thuis. Niet in een graf waar niemand hem kan zien.’ ‘Komt de koning van nu hem dan ophalen?’ ‘Ja leuk! Neemt hij dan zijn prinsesje mee? Dan kunnen we samen spelen.’ ‘Dat denk ik ook niet, maar waarschijnlijk komen er nu wel andere mensen bij ons in de tuin graven om te zien of er nog meer schatten liggen.’ ‘En onze Kerstbomen dan?’ ‘Geen probleem. We zeggen gewoon dat ze best naar de gouden schat mogen graven, maar dat we er wel Kerstbomen voor in de plaats willen krijgen.’ ‘Denkt u dat ze dat willen doen?’ ‘Ik denk het wel. De mensen willen graag een grote verdwenen Koningsschat willen ruilen voor een paar Kerstbomen.’


‘Hoe is het nu toch weer mogelijk.’ Mompelt pappa als hij naar binnen loopt om zijn telefoon te halen. ‘Een verdwenen Koningsschat. Mijn kinderen moeten weer een Koningsschat opgraven.’ ‘Gelukkig hebben jullie de kroon gevonden.’Zegt mamma opgelucht. ‘Dan mogen de Archeologen de arme verdwenen boeren wel terugvinden. Kom, dan gaan we nu gehaktballetjes eten.’

maandag 16 juni 2014

Wolven.

Achter ons huis is een bos van de gemeente. Dat bos is daar vanwege de turfafgraving. Die is namelijk weer achter het bos. De weg voor ons huis is een toeristenweg, maar erg toeristisch is een turfafgraving natuurlijk niet. De afgraving zelf is heel gevaarlijk, want als je naar beneden valt, kom je nooit meer op een veilige ondergrond. De afwateringssloot waar je inrolt is vies, diep,  en blubberig. Je wordt vastgezogen in een substantie waar je helemaal niet in wil worden vastgezogen. En zodoende is het bos achter ons huis verboden gebied.

Dat vinden wij helemaal niet zo erg, want er lopen wolven. Wij hebben ze nog nooit gezien, maar pappa en mamma wel. Zeggen ze. We horen ze soms wel. Als we met het hele gezin door het bos lopen, horen we soms zomaar een gek geluid. Een wolvenhuil. We kijken dan allemaal tegelijk naar mamma, en die kijkt dan verschrikt om zich heen. Ik trap daar natuurlijk niet meer in, maar Rune en Julia nog wel. Die klimmen op de nek van pappa en hangen aan het been van mamma. Wolven! Ik denk dus niet dat ze achter het huis wonen,  maar toch durf ik niet alleen het bos in te lopen.

Dat komt ook omdat de afgraving er gewoon heel eng uitziet. Het is een groot stil gebied, met bergen zwarte grond en daartussen gegraven sloten voor de afwatering. En je hoort de hele dag auto’s rijden in het gebied, maar je ziet ze nooit. Spookauto’s zijn het. De zwarte grond is Veengrond. Eeuwenoud veen en in veen vinden ze af en toe veenlijken. Mij dus niet gezien. Rondom het huis staan genoeg bomen om in te klimmen, of om boomhutten te bouwen. De tuin is groot genoeg om in te spelen. We hebben dus helemaal niets bij de afgraving te zoeken. Er hoeven dus helemaal geen verhalen verzonnen te worden over wolven.

Hoewel, vorige week begon ik toch even te twijfelen. Aan de rand van het bos achter ons huis staat een Utedas. Dat is het Zweedse woord voor buitentoilet. Die hebben ze hier op veel plaatsen. Die van ons gebruiken we niet meer. Er staan tuinstoelen in, en nog meer overbodige rommel. We weten eigenlijk niet eens precies wat er in staat. De deur gaat niet meer open. Mamma is bang dat er allemaal slangenfamilies wonen en dat ze haar dan aanvallen.

Van de week waren we aan het voetballen en de bal rolde achter de Utedas. Ik ging hem halen. Hij lag vlak tegen het toiletgebouwtje aan. Er was vers in de aarde gewroet en een aantal planken waren aan de onderkant aangevreten. Het was duidelijk te zien dat 1 of ander beest zijn intrek had genomen in ons toilet.


Ik wilde gaan kijken, maar toen ik vlak bij stond, kwam er een luid gesnuif onder de Utedas vandaan. Snel pakte ik de bal en rende weer terug naar Rune en mamma. De rest van de week durfde ik niet meer bij de bosrand te komen. Tot vanmorgen. Ik hoorde pappa en mamma met elkaar praten. Dat er waarschijnlijk een das onder de Utedas zat. Maar dat ze aan ons zouden vertellen dat er een wolf met haar jongen zat. Hahahaha! Maar ik speel het spelletje gewoon mee hoor! Ik geloof namelijk ook niet dat ik een das tegen wil komen.
De afgraving. Met links het gemeentebos en in het midden de sloot die je aan je enkels naar beneden zuigt.

vrijdag 6 juni 2014

Joris loopt de avond 4 daagse.

Pfft, wat ik nu toch weer heb meegemaakt! De kinderen van mijn gezin gingen lopen. Leuk! Dacht ik, want dat doen ze wel vaker. Dan nemen we drinken mee en lekkere broodjes, en zien we de meest leuke plekjes. Ik wilde dus erg graag mee. Of ik dat zeker wist, vroegen de kinderen nog aan mij. Ja, natuurlijk weet ik dat zeker! Ik mag ook altijd een stukje kaas en zelfs een stukje van de koekjes. Ik loop mee zei ik dus enthousiast.

Maar, jullie raden het al, het was helemaal geen ontspannen looptocht. Het was een soort volksverhuizing van zingende en huilende kinderen, van kletsende ouders, van op de stoep lopen en er dan van af vallen en van continue op iemands hielen staan. Ik ben gewoon 3 keer een schoen verloren omdat er een groot mens op mijn hiel trapte. En dit doen ze dan voor hun lol! De avond 4 daagse heet het. Moet je dus 4 dagen achter elkaar in een rij lopen en halverwege krijg je limonade met een snoepje. Ik vond het maar gek allemaal. De kinderen hadden snoepjes mee en ik kreeg van alle kinderen een stukje. Van lopen val je normaal gesproken af, maar ik ben deze week gewoon een kilo gegroeid!

De eerste 3 dagen liep ik mee met de jongste 2 kinderen van het gezin. Zij liepen de 5 kilometer. Kijk maar op de foto. Hier staan we te wachten voor de start. Die 5 kilometer is natuurlijk een peulenschil voor ons, maar door die enorme files op de route was het toch nog best wel zwaar. Ook moet je telkens goed uitkijken dat je wel bij de juiste groep blijft lopen. Voor je het weet loop je opeens bij de verkeerde school. Halverwege stond er een kraam van school en daar kregen we limonade. Dat was echt heel lekker! En we kregen een snoepje. Normaal krijg je dat natuurlijk nooit op school, dus het was echt feest.


Op de laatste avond liep ik met de oudste zoon mee. Hij liep de 10 kilometer. Dat was een stuk beter te doen. Er liepen veel minder mensen op de route, dus je kon je eigen tempo bepalen. We liepen met zijn zessen. Heel gezellig. We aten snoepjes, zongen liedjes, gingen hele stukken hardlopen en kregen als toegift een enorme wolkbreuk over ons heen. Door het slechte weer zagen wij niet dat iedereen ging schuilen onder een viaduct. Wij liepen gewoon verder en werden helemaal nat! Het was net of we in onze broek hadden geplast. Dat was natuurlijk niet zo, maar zo leek het wel.

De tas die we mee hadden was best heel zwaar. Er zat heel veel drinken in, en eten en een EHBO tasje. De tas was bijna niet te tillen, dus ik heb ook aangeboden om hem een stuk te dragen. Dat zie je op de tweede foto. En dan zien jullie ook meteen dat het niet helemaal lukte. De tas was te zwaar voor me. Of ik was misschien wel te klein. Afijn, aan het einde van de route stonden er bloemen klaar en kregen de kinderen een medaille. We hebben het weer gehad voor dit jaar. Maar ik hoop wel dat we de volgende keer weer gewoon zelf gaan lopen. Zonder al die andere mensen er omheen. Wat een drukte en wat een lawaai. Nu ga ik buiten in de tuin liggen. Misschien kleur ik zelfs nog wat bij.



Groet, Joris Muis.

maandag 2 juni 2014

Joris in Zweden.

Jasper, ik ben nu in een land met heel veel bomen en meren en hele rare dieren. Ze zijn wereldberoemd hier in Zweden. Ze zijn nog veel bekender als Dirk Kuijt en Johan Cruijff. Ze heten elanden en je komt ze overal tegen. Langs de kant van de weg op grote borden, in de winkels op petten, op kaarten, op vlaggen, als pasta, als koekje, als voetenveegmat. Overal waar je maar kijkt zie je ze. Niet in het wild. In de natuur schijnen grote kuddes te leven, maar ik heb er maar 1 gezien. Wel een hele grote, en ik werd een klein beetje bang voor zijn gebrom. Uiteindelijk liep hij gewoon weer dieper het bos in, gelukkig maken de kinderen waar ik nog steeds bij woon zo’n lawaai tijdens het wandelen, dat die elanden al lang en breed gevlucht zijn voor wij er aan komen.

Het is hier heel mooi weer en de kinderen willen telkens in de meren zwemmen. De pappa en mamma niet hoor. Alleen de kinderen. Dan gaan ze gewoon in hun onderbroeken het water in! De Zweden zelf gaan nog helemaal het water niet in. Het ijs is net weg zeggen ze en ze kijken hoofdschuddend naar de 3 Nederlandse kinderen die de grootste lol hebben. 1 keer kwam er nog een meneer om te zwemmen. Hij liep in zijn onderbroek vanuit zijn huis naar het water. Een handdoek onder zijn armen en vlak voor hij er in lipe, trok hij zijn onderbroek uit! Hij ging dus gewoon helemaal poedelbloot zwemmen! De kinderen gingen snel het water uit, maar dat schijnt vrij normaal te zijn hier.

We wonen in een rood huisje met witte kozijnen en er is vooral heel veel groen. Geen buren, geen telefoon, geen televisie, wel een grote trampoline, een enorm voetbalveld, een spoordijk om op te spelen, er rijden toch geen treinen meer en wel 50 bomen om in te klimmen. Wij zijn hard bezig geweest om bomen te snoeien, dan knip je allemaal takken van de boom af. Er is nu tussen en onder een grote groep bomen een hut ontstaan. Een hut waar alleen de kinderen en ik in kunnen en de pappa en mamma niet. Dit gaat ons huis worden in de zomervakantie. En dan gaan we ook nog een boomhut timmeren. Hartstikke leuk. En ik mag dan helpen. Het is eigenlijk net zoiets als de timmertafel in de klas, maar dan ietsje groter.
Groeten van Joris!!

Ps: onderstaande tekst stuurde ik naar school op een kaart. Heb je die al gezien?
Hallo Juf A.
Kent u mij nog? Inmiddels ben ik al een paar jaar van school af, maar ik denk nog vaak aan jullie. OP dit moment zit ik in Zweden. Het is een prachtig land met heel veel meren en bossen. De meest gekke avonturen beleef ik hier! Mensen die zomaar in hun blootje gaan zwemmen en elanden (een soort groot hert) die op alle wegen voorrang hebben! Ik woon in zo’n huisje als op de kaart, maar dan zonder mos op het dak.
Groeten Van Joris Muis!!


Goed, Jasper, ik schrijf snel weer. We zijn namelijk ook nog naar een plek geweest waar alles van lego was gebouwd. Heel vreemd allemaal.
Hier hang ik in een paasboom. Ze hangen allemaal gekleurde veertjes in bomen om het voorjaar te verwelkomen.