Met heel veel plezier en haar tong uit haar mond was een
klein meisje een kaart aan het versieren. Een kaart voor Kerstmis. Voor haar
opa en oma. Glitters en lijm en plakkers en tekeningen versierden de gehele
kaart. Na een tijdje, toen er geen enkel onbedekt plekje meer te zien was, kwam
mamma met de enveloppe. Met het adres van opa en oma. Een saaie witte
enveloppe. Het meisje wilde die ook nog wel kleuren, maar dat mocht niet van
mamma. Dan zou de kaart niet aankomen. En zowel de kaart als het meisje wilden
natuurlijk niets liever dan dat de kaart straks bij opa en oma op de
vensterbank zou staan. Het meisje mocht de enveloppe wel dichtplakken met een
kerstboom sticker.
Huppelend liepen het kleine meisje, haar broertje in de
kinderwagen en mamma naar de brievenbus. De grote, rode imposante brievenbus op
de hoek van de straat. Met 2 ogen met inktzwarte wenkbrauwen. Mamma tilde het
kleine meisje op en zo kon ze haar kaart door de wenkbrauwen duwen. Plof deed
de kaart toen hij in de bijna lege bak viel. Het meisje liep weer naar huis.
Toen ze bijna de bocht omgingen, draaide ze zich nog 1 keer om en zwaaide een
laatste maal naar haar kaart.
In de bus was het donker. Donker en zwart. Hier en daar
lagen al wat kaarten en die hadden het heel gezellig. De kerst sfeer was al
aanwezig in de brievenbus bak. Er lagen ook statige witte, dichte enveloppen.
Die waren vast belangrijk, want die lagen een beetje bij elkaar. In de hoek die
het meest verlicht werd door de zonnestralen die door de wenkbrauwen straalden.
Het kaartje voelde dat ze steeds een beetje meer bewegingsruimte kreeg. De
kerstboom op haar rug raakte los. Gedurende de dag werd de bus voller en voller
en lag het kaartje een beetje verdrukt onderaan. Op haar rug zat een ander
kaartje geplakt. Die was blijven hangen aan de loslatende kerstboom.
Met een klap was daar opeens heel veel licht. Er werd eens
flink geschud en alle kaartjes vielen tuimelend over elkaar heen een grote zak
in. Ze werden met zak en al in een auto gegooid en om de zoveel tijd stopte de
auto en werd er even later nog een zak met post in de auto gegooid. De lange
rit eindigde in een hele grote hal. Een hal met heel veel machines. Grote enge
grijze machines met tanden en heel veel poststukken. Kaarten en kaartjes,
enveloppen groot en klein en doosjes. Het kleine kaartje werd gescheiden van de
meereizende kaart en de kerstboom zat nu helemaal los op haar rug. Alleen aan
de onderkant bleef de boom nog een klein beetje plakken. Het kaartje keek verwonderd
om zich heen. Wat een wonderlijke reis!
En toen was het tijd om ook de machine in te gaan. En daar gebeurde het: de kerstboom
bleef plakken aan een ijzeren rand en het kaartje voelde hoe ze langzaam uit de
enveloppe werd getrokken. De machine trok aan de ene kant, de enveloppe aan de
andere kant. En de machine won. Het kaartje draaide nog een stukje mee met de
overige post, maar viel ergens aan het einde toch tussen de post uit. Helemaal
alleen lag ze op de grond. Ze keek naar voeten en heel even in een flits zag ze
boven haar hoofd, de kerstboom langs flitsen. Wacht op mij! Riep ze, maar
niemand hoorde haar, en de enveloppe ging helemaal alleen, helemaal leeg tussen
de post op eg naar het volgende deel van de reis. In een rode bak werd hij
vervoerd naar een mevrouw die op een stoel zat en post in hokjes deed.
Het kaartje werd gevonden door een vriendelijke meneer, die
haar echter niet verstond. De meneer bekeek het kaartje van alle kanten en
plakte haar met een glimlach op zijn gezicht op een muur. Tussen nog wel
honderd andere kaarten. Allemaal alleen. Helemaal alleen, maar toch met zijn
allen. Gescheiden van adres en dus eindigend hier op een kale muur in een groot
lawaaiig gebouw.
Ondertussen kreeg de mevrouw op de stoel een lege enveloppe
in haar handen. Ze bekeek hem eens goed, keek naar het adressering. Voor opa en
oma. Met een halfplakkende kerstboomsticker op de achterkant en schudde
verdrietig het hoofd. Weer een opa en oma die verwachtingsvol naar de postbode
uitkijken. Dag in, dag uit. Wachtend op dat ene kaartje. Op die ene kerstkaart
waar ze het hele jaar naar uitkijken. Het kaartje dat nooit zal komen, omdat ze
aan een muur hangt. De plek op de vensterbank zal voor altijd leeg blijven. Het
meisje dat op visite komt met kerst zal verdrietig naast de vensterbank op de
grond gaan zitten. Haar kaartje zal een wonderbaarlijke reis beleven. In haar
hoofd schrijft ze de verhalen. Over een kerstkaart die over de wereldzeeën
vaart, die hoog boven de wolken naar de andere kant van de wereld vliegt. Haar
kaartje, die ooit vast terug zal komen bij opa en oma. Volgestempeld met
exotische stempels. Gelukkig weet het kleine meisje niet wat wij wel weten.
Haar kaartje zal nooit verder komen dan die muur in de fabriek.
Moraal van dit verhaal: plak uw post gewoon dicht met de
plakstrip en laat versieringen achterwege.