‘Waar is jouw
gips?’ ’ Ik heb geen gips.’ ‘Waarom heb jij dan je arm in een doek voor gips?’ ‘Omdat
je ook zonder gips pijn kunt hebben in je arm.’ ‘Met gips heb je géén pijn
meer. Ik denk dat je niets hebt. Wat heb je?’ ‘Een pijnlijke schouder.’ (En
zweet druppelend tussen mijn schouderbladen, maar dat ga ik deze bijdehante
kleuters niet vertellen) ‘Waaaaarom heb je dan een gipsen arm?’ ‘Ik heb geen
gipsen arm.’ ‘Maar wel de doek voor een gipsen arm! Waar zit jouw gips?’ ‘Ik
hoef geen gips. Ik heb een schouder die telkens uit de kom schiet.’ ‘Wauw!’
Roept de jongen die mijn verhaal ernstig in twijfel trekt. ‘Laat zien! Laat
zien!! Kun jij die band daar lek schieten? Van die blauwe fiets. Die is van
mij. ‘
‘Nee, ik kan
geen banden lek schieten, mijn schouder schiet uit de kom. Kijk, dit is je
schouder en je arm hangt daar aan vast met allemaal spieren. (De rest van de
anatomie laat ik voor wat het is) En bij mij gaat mijn arm los van mijn
schouder.’ ‘Ieeeeee!’ Roepen de meisjes. De jongen trekt zijn arm snel onder
mijn hand vandaan. ‘Gatver! En plakt jouw mamma dan een pleister?’ ‘Nee, geen
pleister. De dokter gaat mijn schouder oper.. gaat een pleister plakken op mijn
schouder.’
‘Jij bent net
een draak.’ Het jongetje met het hoogste woord, hangt inmiddels alweer
ondersteboven in de iglo op het schoolplein. Ver buiten mijn bereik, zodat ik
zijn arm niet ook als schiettuig kan gebruiken.
‘Een vuurspuwende draak. Je hebt een rode trui en een rood hoofd.’ ‘Jij
ook’ zeg ik. ‘Je hangt ondersteboven.’ ‘Wil jij ook? Het is heel leuk, want je
ziet de wolken op hun kop langs rijden. Probeer het maar.’ Jongen staat weer
met zijn benen op de grond. ‘Nee, dat durf ik niet.’ ‘Durf jij dat geeneens?’
Drie meisjes hangen giechelend ondersteboven om te laten zien dat het niet eng
is. ‘Nee, dat durf ik niet. Ik durf ook niet in een achtbaan.’ ‘Echt wel!’
Roept het jongetje. ‘Ik ging in een drakenachtbaan en die spoot ook vuur en ik
ging een looping maken en toen nog een keer op mijn kop, echt niets engs aan.’
‘Ik ging 1
keer in een achtbaan’ vertel ik verder. Met mijn kinderen. ‘En ik dacht echt
dat ik doo.. door een brandende hoepel vloog en toen begon ik te huilen.’
Kleuterkinderen lachen hardop om zoveel dommigheid. ‘Een brandende hoepel in
een achtbaan, die hebben we nog nooit gezien. Moest jij echt huilen?’ ‘Ja, ik
kwam er huilend uit. En mijn kinderen schaamden zich heel erg voor mij.’ ‘Ik
niet, ik kom echt nooit huilend uit een achtbaan, zelfs niet toen ik in die
looping ging. Er was wel een eng spookhuis met skeletten enzo, die was wel een
beetje eng, maar huilen doe ik niet hoor. Ook niet toen ik mijn arm brak, ik
had wél echt gips, want ik viel van een podium tijdens het zingen en nu durf ik
alles.’ De meisjes knikken. Ik twijfel geen moment aan zijn woorden.
‘Nog twee
nachtjes slapen en dan zijn er lichtjes op school. Met limonade. Kom jij dan
ook? Of ben je dan ook bang? Het is namelijk heel donker in school, maar wel
gezellig, we krijgen limonade. Lust jij limonade?’ 1 meisje staat op. ‘Ik kom
donderdag niet. Mijn moeder vind het namelijk maar stom, dus ik ga geen
lichtjes kijken en geen limonade
drinken.’ ‘En ik ben nog nooit in een achtbaan geweest’ vertelt een meisje die rustig
heeft geluisterd, maar nog niets heeft gezegd. ‘Mijn pappa en mamma hebben
namelijk helemaal geen centjes om naar een achtbaan te gaan. Ik kom wel naar
lichtjesavond.’ Alle kinderen zijn stil en proberen hier iets mee te doen. ‘Kom
jij dan naar mij?’ Vraagt het jongetje die nergens bang voor is. ‘Dan krijg je
van mij limonade op lichtjesavond.’ ‘En van mij krijgen jullie allemaal een
koekje. Tot donderdag jongens.’
Bij mijn
fiets draai ik me om. Het meisje hangt samen met de jongen ondersteboven in de
iglo, het jongetje wijst de mooiste wolken aan. Net alsof ze samen in een
achtbaan zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten