We zijn op vakantie in Oostenrijk. Niemand heeft
eigenlijk enig idee waarom we hier in hemelsnaam zitten, maar we zitten hier en
dus maken we het er maar het beste van. Wij zitten op de vierde verdieping. Er
is nog 1 verdieping boven ons. De vijfde dus. Daar woont de Adelaar samen met
zijn vrouw. Mevrouw Ekster. De hele dag zitten zij samen op hun balkon. Kijkend
naar beneden. Glurend door een verrekijker en als ze iets zien wat ze niet
zint, maken ze foto’s. Ze maken een bewijsalbum. Een bewijsalbum van allerhande
zaken die niet door de beugel kunnen. Volgens meneer Adelaar en mevrouw Ekster. Hij is voorzitter roept hij meerdere
malen op een dag. Voorzitter van de Europese Unie? Voorzitter van de jeu de boules
club? Voorzitter van de plattelandsmannen of toch voorzitter van de FBI?
Niemand die het weet, maar hij is ergens voorzitter van en zij maakt foto’s.
Als bewijs.
‘Vindt u het goed dat uw zoon die ketting kapot maakt?’
Dat was onze eerste aanvaring met de Voorzitter van iets. ‘Mijn zoon maakt
niets kapot. Hij maakt sinusgolven.’ ‘Dus u vindt het goed dat uw zoon die
ketting kapot maakt? Hij hangt al aan een paar extra touwen omdat hij stuk is.’
‘Dus maakt mijn zoon hem niet kapot. Dat is hij al, anders zouden er geen extra
lussen inzitten. Nogmaals, mijn zoon maakt prachtige sinusgolven.’ Nu denken
wij zomaar dat meneer de voorzittende Adelaar geen idee heeft wat sinusgolven
zijn. We laten dat ook maar. In ieder geval staat er nu een foto in het
bewijsalbum van de ketting met de gerepareerde lussen.
Daarna begon het gezeur. Over zingende mensen, over een
echtpaar dat ruzie had, dat gebeurt nu eenmaal wel eens op vakantie, over
voetballende kinderen, over kinderen in de lift, over kinderen die op het hek
zaten, want ze hadden de Oostenrijkse boer met zijn werkmannen juist ook op die
manier op het hek zien zitten. Dat zag er zo stoer uit, dat de kinderen dat ook
gingen proberen. Maar nonchalant zitten op een hek is nog niet eens zo
makkelijk, en over kinderen die over de brug hingen om steentjes en takjes de
snelstromende rivier in te gooien. Mevrouw Ekster en haar camera hadden het er
maar druk mee.
De buren hebben een hondje mee. Dat hoorden we pas toen
het onweer aan kwam rollen over de bergen. Het hondje begon zielig te huilen.
Eerst heel zachtjes, maar steeds een beetje harder. Wij keken met een schuin
oog omhoog naar het balkon om te zien of Ekster en Adelaar de hond zouden
horen. Huisdieren verboden. Terwijl
het hondje bij iedere rommel iets harder begon te huilen, gingen wij steeds een
beetje harder praten om de hond maar te overstemmen. Tevergeefs. ‘ Ik hoor een
hond!’ riep mevrouw Ekster en klik-klik deed haar camera. Het balkon van de
buren staat nu ook in het bewijsalbum. Net alsof iemand later kan zien dat er
achter die deuren een huilende hond zat.
En terwijl ze het balkon van de buren fotografeerde, kwam
ze tot de ontdekking dat er over de ladder op ons balkon een handdoek hing.
‘Een handdoek! Er hangt op die brandtrap gewoon een handdoek!’ En weer werd het
bewijsalbum een foto rijker. Terwijl ze die foto maakte, zag ze ook een doos op
het luik staan. ‘En een blokkade van het noodluik! Ze hebben er een doos met
wijn op staan!’Klik-klik deed de camera boven ons. Mamma stikte inmiddels van
het lachen. ‘Een lege doos. Ze is nu een lege doos aan het fotograferen. Vieren
we onze vakantie in een bejaardentehuis? Waar echt helemaal niets mag?'
Voor mamma was de maat vol toen de onderburen wilden gaan
barbecueën. Met vrienden en buren. Een ieniemienie barbecue dingetje werd
opgesteld, kooltjes aangestoken en mevrouw Ekster kreeg een rolberoerte. ‘Ze
gaan barbecueën! Hebben ze toestemming gevraagd? ‘ ‘Nee’, zei meneer de voorzittende
Adelaar, en hij toog in vol ornaat naar beneden om de orde te herstellen. Even
later zagen we de onderburen de brandende barbecue met behulp van een paar
bezems verplaatsen. Even keken ze omhoog. ‘Niet van ons hoor, wij hebben totaal
geen last van jullie barbecue. Wij hopen alleen maar dat jullie een hele
gezellige maaltijd hebben.’ Mevrouw Ekster stond boven ons te stampvoeten. De
onderburen riepen vrolijk terug naar boven: ‘We weten wel zeker dat het niet
bij jullie vandaan komt.’ Mevrouw de Ekster begon vervaarlijk in en uit te
ademen. Even later nam meneer de Adelaar weer plaats op het balkon. ‘Ik heb me
netjes als voorzitter gemeld en heb gezegd dat het niet door de beugel kon dat
een barbecue niet van te voren aangevraagd wordt.’ ‘Prima schat, als een man
het doet, accepteert iedereen het. Vooral als je voorzitter bent, maar als een
vrouw het doet, is ze direct ook een bitch.’
Laat dat nu de eerste zinvolle uitspraak zijn van het bovenbalkon waar
wij het volledig en helemaal mee eens zijn.
Lleuk verhaal, maar je zal ze zomaar op je vakantie boven je hebben zitten sterkte
BeantwoordenVerwijderengroet mien