‘Julia, Rune
en ik, (Nisse) wonen in Zweden. Niet altijd, alleen in de vakanties. ‘Lekker rustig’ zegt mamma altijd, maar
zo rustig is het helemaal niet. Wij halen namelijk altijd rarigheid uit. ‘Zelfs op vakantie heb ik geen rust’,
zucht mamma dan. Nou, van ons mag ze best gewoon buiten blijven zitten hoor. Op
een stoel, met een boek. Wij kunnen hier namelijk niet zomaar onder een bus
komen, of in 7 sloten tegelijk vallen. We kunnen wel op de spoordijk spelen.’
‘Het
toegangspad naar het huis is namelijk het traject van de oude spoorlijn. Er
rijden al heel lang geen treinen meer overheen, en daarom kunnen wij nu in dat
huis wonen. De spoorwegen hebben het huis verkocht. En bij ons de rails
weggehaald. Eerst was het huis van een spoorarbeider. Het was heel klein. De
trap naar boven zat in de kast en de voordeur zat gewoon nog waar hij hoorde.
Voor in het huis. Nu is er een aanbouw geplaatst achter het huis en daar is de
trap ingekomen. En de voordeur. Maar die zit nu dus achter het huis! Bovenaan
de trap staat de douche. Die is ook al raar. Hij was eigenlijk te groot en dus
is er een stuk uit het dak gezaagd. Niet door pappa. Pappa is heel handig. Maar
de vorige bewoners waren dat niet. Het huis is nog steeds heel klein. We slapen
met zijn drieën op 1 kamer. Pappa en mamma slapen in de grote slaapkamer, die
echter ook meteen de overloop is. Aan de voorzijde van het huis is nog een balkon,
naar die begint te verrotten, dus daar mogen we niet meer komen. Dat is in een
notendop ons huis. O nee! We hebben ook onze eigen waterbron. 100 meter de
diepte in en in de trapkast staat een rare blauwe fles. Daar zit dan het vers
opgepompte water in. Zuiver, ijskoud water.’
‘Pappa en
mamma vinden het heerlijk om te wandelen in Zweden. Thuis in Nederland vinden
ze dat maar saai. Zien ze alleen maar dichte luxaflexen. Nou, hier zie je niet
eens huizen! Kun je rustig een paar uur lopen zonder ook maar 1 huis tegen te
komen! We zien wel herten en dassen en vossen en andere beesten als we maar een
beetje stil zijn. En ik moet ze gelijk geven: een das in ons Nederlandse dorp
zou pas echt een sensatie zijn!’
‘Het riool is
trouwens ook een beetje vreemd. Maar daar gaan we het niet over hebben. Praten
over het riool is vies. Maar vooruit: ik zal het fluisteren: ons toilet is niet
aangesloten op een rioolbuis, nee, hij vervoert alles naar een put. Een put in
de tuin. En via die put gaat alles trapsgewijs terug de bodem in. Iedere trap
zuivert de rotzooi, zodat er uiteindelijk weer schoon vies spul terugvloeit de
bodem in. BRRRRR. En het toilet spoelt ook niet geruisloos door, nee, hij maakt
een enorm malend geluid. Rune is bang voor het toilet en gaat dus het liefste gewoon buiten
plassen. Tegen een boom. Of tegen de bieslook, maar dat mag niet meer van
mamma. En als hij wel naar het toilet moet, laat hij de deur openstaan. Maar
dat is helemaal raar, want het toilet staat in dezelfde ruimte als de keuken.’
Zucht.
‘Ons huis
staat als laatste van het dorp. Precies op de grens met het volgende dorp. Het
dorp waar wij bij horen is wel ongeveer 10 kilometer ver weg. Je kunt dus niet
zomaar even een pak melk halen, of skateboarden op het plein. Maar we kunnen
wel in bomen klimmen, in de eindeloze tuin spelen, op de trampoline springen,
schommelen of op zoek gaan naar wolven en herten. Of helpen in de tuin. Dan
mogen we soms ook snoeien. Al het snoeiafval gaat ’s avonds op het kampvuur.
Dat snoeien gaat bijna altijd goed. Bijna altijd, maar dus niet altijd
helemaal.’
Bij die berg zand ligt de waterleiding. |
Een paradijs voor een kind (en volwassene).
BeantwoordenVerwijderenNou Nisse, Zweden staat heel hoog op ons wensenlijstje (over een paar jaar dan toch want pubers maak je niet blij met veel wandelen, althans niet de exemplaren die ik heb) en dan hoop ik toch in zo'n soort huisje te mogen logeren. Je beseft het nu nog niet, maar echt ... je boft hoor met zo'n papa en mama en met zo'n huisje!
BeantwoordenVerwijderen