Werkstuk.
‘Mam, we moeten informatie verzamelen over een
Nederlandse veldslag, maar niet 1 vanuit de tweede wereldoorlog. Lekker stom toch? Er zijn helemaal geen
andere veldslagen geweest in Nederland.’ ‘Ja, die zijn er wel. Er zijn in het
verleden zelfs meerdere veldslagen geweest. Ook hier in West Friesland. Tijdens
de Middeleeuwen werd er heel hard gevochten om ieder stukje vruchtbare grond.
En 1 van de allergrootste veldslagen heeft plaatsgevonden in een dorpje hier
heel vlakbij. In 1297 werd tijdens een hele bloedige strijd het dorpje Vronen
volledig van de kaart geveegd.’ ’En waar lag Vronen?’ ‘Op de plek waar nu Sint
Pancras ligt.’ ‘Zo dichtbij? Dan ga ik daar informatie over verzamelen.’
Gedurende twee dagen leest Finn alles over de veldslag en
over de geschiedenis die er aan vooraf ging. In zijn hoofd ontstaat langzaam
een beeld over het West Friesland van vele eeuwen geleden: Een moerassig gebied
met hier en daar zandruggen met bewoning. De West Friezen die nog steeds
onafhankelijk zijn. Ze hoeven geen geld af te staan aan landheren. En als er
eens een landheer komt uit de Nederlanden, dan word hij met zijn leger in een
hinderlaag gelokt. De West Friezen zijn heer en meester in het drassige gebied.
Ze lokken de tegenstanders de moerassen in en slaan er op los. De koning van
Holland en Zeeland, Willem de Tweede verdrinkt zelfs bij Hoogwoud in 1256,
omdat hij met zijn paard door het ijs zakt. Zijn zoon, Floris de Vijfde is daar
zo boos over, dat hij in 1282 terugkomt naar Hoogwoud en het grootste deel van
het dorp met de grond gelijk maakt. Hij vind het lichaam van zijn vader en
begraaft hem in Middelburg. Vanaf 1289 was er een soort wapenstilstand tussen
de Hollanders en de West Friezen. Floris noemt zich tot zijn dood in 1296 nu
ook Heer van Friesland.
Een woelige periode volgt, met aanvallen over en weer.
Steden worden in brand gestoken en de verliezen aan beide kanten zijn hoog. In
maart 1297 zal uiteindelijk de ultieme vernietigende slag plaatsvinden. Finn
zucht en kijkt naar buiten. Waar de vogels in de bomen zingen, waar in de verte
spelende kinderen te horen zijn. Hoe anders is het om op te groeien in een
vrije wereld. Om niet bang te hoeven zijn voor soldaten die plunderend en brand
stichtend langs trekken. Dan ziet hij in een hoek van de tuin zijn tijdmachine
staan. Hoe zou het zijn om af te reizen naar het Vronen van 1297? Hoe zal het
zijn om de slag van nabij mee te maken? Gruwelijk waarschijnlijk. Maar ik zal
dan wel de verhalen kunnen vertellen. Echt kunnen vertellen. Het besluit van
Finn is genomen.
Een warm onthaal.
‘Mam, ik ga naar Vronen. Ik ga kijken of ik kan helpen.’
‘Geen spraken van! Veel te gevaarlijk! Ik laat je niet zomaar afreizen naar een
veldslag!’ ‘Maar mam, misschien kan ik wel helpen om een paar kinderen te laten
ontsnappen. U zegt zelf altijd dat kinderen onschuldige slachtoffers zijn in
oorlogen!’ Mamma aarzelt, maar het is wel waar. Kinderen zijn altijd de dupe van
acties van volwassenen. En haar zoon is geen kleine jongen meer. Hij heeft al een
aantal avonturen tot een goed einde weten te brengen. ‘Je hebt gelijk. Als je
maar heel goed uitkijkt, want er zijn maar weinig mensen die de slag hebben
overleefd.’
Finn maakt zijn tijdmachine in orde, kijkt of alles nog
goed vast zit, zodat hij wel weer weg kan uit 1297. Een dag naar het verleden
is best leuk, maar om nu de rest van je leven zonder elektriciteit te zitten,
zonder iPad en zonder televisie; nee, dat is wel een heel huiveringwekkende
gedachte.
‘Hier, dit moet je meenemen!’ Mamma komt aangelopen met
een ridderhesje. ‘En dit neem je ook mee.’ Van achter haar rug tovert ze een
houten schild en een houten zwaard tevoorschijn. ‘Mam, ik denk dat ik volledig
voor gek loop met die houten dingen. De oorlog werd gevoerd met echte ijzeren
zwaarden. Met soldaten te paard. Dit gaat geen zwaardslag tegenhouden hoor!’
‘En toch neem je het mee. Anders ga je dat werkstuk maar voorbereiden achter de
computer en boven de boeken in plaats van als een kip zonder kop rond te gaan
lopen in dat moerasgebied waar de vijand overal loert.’
Finn kijkt naar zijn moeder, zucht en haalt zijn schouders
op. Hij weet inmiddels dat een discussie voeren met zijn moeder een kansloze
missie is. Hij trekt het hesje aan, pakt het zwaard en het schild en zet ze in
de tijdmachine. Zijn moeder krijgt nog een knuffel, hij zwaait naar zijn vader
en stapt in. Gordels vast, landingsplaats en jaartal worden ingetypt en hij
zoeft naar Vronen 1297.
Baf! De
machine klapt op de grond en zakt direct scheef. Finn stoot ondanks de gordel
zijn hoofd tegen het stuur. ‘Au! Verdorie. Lekkere landing zeg, ik ben al
gewond voor de strijd losbarst.’ Hij klikt de gordel los, pakt zijn zwaard en
schild en stapt uit. Plats. Met zijn rechterbeen zakt hij een heel stuk de
blubber in. ‘Wat is dit nu weer? Ik lijk wel in een sloot te staan. Eerst de
machine maar goed op het droge zetten.’ ‘Wie ben jij en wat ben je aan het doen
met die houten doos?’ Finn draait zich geschrokken om, heft zijn zwaard en
staat oog in oog met een jongen die bijna net zo groot is. ‘Dit is mijn hut,
maar ik geloof dat ik een beetje in het water sta.’ ‘Laat mij je helpen.’ De
jongen duwt net als Finn en even later staat de tijdmachine op de harde
ondergrond. ‘Mag ik er ook eens in?’ ‘Ja, natuurlijk. Ik ben Finn. Hoe heet
jij?’ ‘Ik ben Simon. Simon van Jacob.’ ‘Woon je hier in de buurt?’ ‘Ja, kom
maar mee. Ik woon hier heel dichtbij. In het dorpje Vronen.’ Finn staat stil en
kijkt naar de smalle rug van Simon die voor hem uit loopt. Zou deze jongen er
over een paar dagen niet meer zijn? Zouden zijn beenderen na vele eeuwen
opgegraven worden? Of zou hij als 1 van de weinige inwoners kunnen ontsnappen
aan de troepen van de Hollanders? ‘Kom je? Dan kun je mijn familie ontmoeten.
Ik heb een zusje Hillegonda en een baby broertje. Hij heet Melchior. Alle
mannen in mijn familie heten Arnold, Simon, Jacob of Melchior. Als er nog een
jongensbaby komt gaat die dus Arnold heten.’ Finn luistert met open mond naar
de vrolijk pratende jongen die voor hem loopt. Ik moet ze helpen. Ik moet er
voor zorgen dat ze weg kunnen om ergens anders in vrede en vrijheid verder te
leven. ‘Ik heet ook Jacob roept Finn naar Simon. Finn Jacob.’ Hij begint te
rennen om Simon niet uit het oog te verliezen.
‘Kijk, onze hoeve staat hier met de anderen op deze
zandrug. Overal om ons heen ligt water. Daar ligt het Vronermeer en daar ligt
de Waerd. Er liggen nu kampementen van de West Friese soldaten bij ons dorp. We
willen onze vrijheid terug en plannen een aanval op die stomme Hollanders die
denken dat ze ons kunnen onderdrukken! Maar wij laten ons niet dwingen om een
heer te dienen. Wij houden van onze vrijheid en van ons land. Dat laten we niet
zomaar afpakken. Wat denken ze wel! Zie je die rietkragen? Daar liggen de
hinderlagen. Als de arrogante Hollanders komen met hun paarden en wapentuig om
ons een kopje kleiner te maken, dan zakken de paarden in het water weg. Dat is
voor ons het teken om aan te vallen en kunnen we ze zonder al te veel problemen
verslaan.’
Finn is onder de indruk van de inzichten van deze jongen.
De magere jongen, met de versleten broek en de blozende wangen. Om hem heen is
het een en al bedrijvigheid. Plotseling staat er een reusachtige man voor hem
die hem bij zijn schouder pakt. ‘Wie ben jij? En wat kom je hier doen? Jij bent
een spion van de Hollanders is het niet? Jouw kleren zijn te netjes en jouw
wapentuig kennen we hier niet.’ ‘Nee, meneer. Ik ben een West Fries! Ik kom uit
de Waerd. Mijn naam is Finn Jacob. Finn wijst in de richting die Simon hem net
aanwees. ‘Echt waar, ik ben geen Hollander en ook geen spion! Ik ben een
doodnormale jongen!’ Snel denkt hij na. Wat heeft hij ook alweer geleerd over
de West Friezen en de Hollanders? ‘We moeten zorgen dat we de dwangburchten van
de Hollanders tegen de vlakte slaan. Dan kunnen we in vrijheid op onze eigen
grond blijven wonen.’ De grote barse man laat hem los. Hij kijkt doordringend
naar Finn, en loopt dan weg. Snel duiken Finn en Simon de boerderij van Simon
in. Pfft, dat ging maar net goed.
In de boerderij is het gezellig. Het vuur brand en in een
hoek speelt het zusje van Simon met takjes en ronde klei bolletjes. ‘Simon!’ Roept
ze als ze haar broer ziet. Ze geeft hem een knuffel en kijkt dan nieuwsgierig
naar Finn. ‘Hallo, ik ben Finn.’ Finn steekt zijn hand uit, maar in plaats van
een hand geeft Hillegonda hem een stevige knuffel. Ze hangt aan zijn been en
smeert ondertussen haar vieze gezichtje af aan zijn schone broek. ‘Wat draag
jij gekke kleding.’ ‘Hillegonda, laat die jongen met rust. Ga maar weer
spelen.’ In een andere hoek van het huis zit een vrouw op een kruk. ‘Willen
jullie iets eten?’ Beide jongens knikken en de vrouw schept twee nappen vol met
dampende soep. Er zitten mooie stukken vlees in en Finn beseft opeens dat hij
vanmorgen voor het laatst iets heeft gegeten. ‘Dank u wel mam. Dit is Finn hij
is mijn vriend.’ Finn geeft de moeder van Simon een hand en begint te eten. Als de soep op is, komt de vader van Simon
binnen. Hij kijkt zwijgend naar de vreemdeling in zijn huis en strekt zijn rug.
‘Wie ben jij? Ik hoorde dat er een stadse jongen in mijn huis was aangekomen.
Een stadse jongen uit de richting van de Waerd? Moeten wij elkaar kennen? Kom
jij mijn gezin bedreigen? Wie ben jij en wat kom je hier doen?’
Finn zet zijn lege nap neer, loopt op Jacob af en geeft
hem een hand. “Mijn naam is Finn. Finn Jacob. Ik ben hier om u te vertellen
over de gevaarlijke strijd die hier in Vronen gaat plaatsvinden. Ik wil u vertellen over het gevaar dat u loopt als u
hier blijft. En niet alleen u, ook uw vrouw en kinderen zullen hun leven niet
zeker zijn.’ ‘Onzin!’ Buldert de enorme man. ‘Wij West Friezen zijn heer en
meester in het voeren van oorlogen tegen de Hollanders. Wij lokken ze het
drijfzand in; het water; het moeras en dan komen we tevoorschijn. Geen spaan
laten we heel van die geldwolven!’ ‘Maar meneer, dat is het nu juist. Ik heb
berichten opgevangen dat jullie nu niet in kleine groepen vanuit het moeras
aanvallen, maar als 1 groep ten aanval trekken vanuit dit dorp. Jullie zullen
geen schijn van kans hebben tegen het wapengeweld van de Hollanders. Gelooft u
me alstublieft. U loopt groot gevaar als
u hier blijft!’ De man staat zwijgend te luisteren. Hij kijkt Finn aan en
knikt. ‘Ik heb inderdaad gehoord dat de Bisschop van Utrecht, Willem Berthout
van Mechelen een voorstander is van een andere tactiek. Maar als we daar gehoor
aan geven, kunnen we van alle kanten worden ingesloten en worden we in de pan
gehakt! We moeten onze eigen aanvalsplan blijven volgen! Ik zal het ze zeggen
ook!’ ‘Meneer, het is al te laat. De plannen voor de aanval zijn gesmeed en
zullen morgen ten uitvoer worden gebracht.’
‘Morgen? Wat weet jij allemaal snotneus? In het overleg tussen
de heren is bepaald dat we op 28 maart zullen strijden. Overmorgen dus. Er is besloten
dat als de gesprekken tussen de West Friezen en de Hollanders niet het gewenste
resultaat opleveren, we op donderdag 28 maart ten strijde zullen trekken.’ ‘Maar
dat is het juist! De Hollanders gaan zich niet aan die afspraken houden! Ze
zijn jullie nog steeds als minderwaardig en zijn uit op jullie totale
vernietiging zodat ze ook in west Friesland kunnen heersen! U moet me geloven!
U heeft een laatste kans om uw gezin in veiligheid te brengen! Waarom zou ik u
dit vertellen? Ik heb niets te verliezen. Mijn familie woont hier niet, mijn
broer en zus lopen geen gevaar. Die zijn in veiligheid. Ook u kunt uw kinderen
redden. U kunt uw kinderen een toekomst geven. Maar die toekomst ligt niet hier.
Hij zal elders liggen.’ Finn voelt dat het zweet van zijn rug loopt. Hij kijkt
naar Simon en Hillegonda, hij kijkt naar Simons moeder die de baby in haar
armen wiegt en hij kijkt naar de grote man die voor hem staat. ‘Goed,’zegt Simons
vader uiteindelijk. ‘Ik zal naar je luisteren. Ga zitten en vertel wat je
plannen zijn. Vrouw, breng de kinderen naar bed.’ Simon protesteert en wil bij
het gesprek blijven, maar zijn vader hoeft hem alleen maar doordingend aan te
kijken. Ook Simon verdwijnt achter een gordijn. Finn vermoed dat daar het
slaapvertrek is. Jacob schenkt twee pullen met bier in en gaat zitten. Hij
gebaart Finn om hetzelfde te doen. In de nacht zal een gedegen ontsnappingsplan
worden beraamd.
Wordt vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten