Ooit leefde er in een groot en donker bos, aan de rand van
een meer een trol. Thor. Dat was zijn naam. Thor de trol. En Thor de trol was
een beetje apart. Alle mensen waren bang voor alle trollen. Maar niemand van de
mensenmassa was bang voor Thor. Dat kwam doordat Thor geen enge pukkels op zijn
hoofd had; geen dikke bossen haar op zijn handen; geen bochel op zijn rug had, en ook zeker geen
kromme benen. Thor was eigenlijk een hele knappe trol. En alle trollen om hem
heen vonden dat verschrikkelijk! Want de mensen kwamen steeds een beetje
dichter naar hun schuilplek. Diep in het donkere bos. En het allerergste vonden
ze dat de mensen kindertjes steeds dichter bij het diepe blauwe water kwamen.
Ze waren namelijk opeens helemaal niet meer bang voor de trollen die in het donkere
bos woonden, en ook niet voor de trollen die in het water leefden. Want ze
hadden Thor ontdekt. Thor die heel knap en heel lief was. En zo kwam het dat
als er kindertjes te dicht bij het water kwamen, ze helemaal niet hard gillend
wegrenden naar huis, maar dat ze nog een stukje dichterbij kwamen als ze een
trol uit het water zagen komen. En als je niet uitkeek, gooide zo’n mensenkind
ook nog een bal het water in. En dan moest je samen spelen! Nog nooit hadden
trollen samen gespeeld met mensen! De trollen vonden dat Thor maar ergens
anders moest gaan wonen. Ver weg van het bos aan het water.
Aan de andere kant van het water woonde Per. Per de
reusachtige reus. Per gooide steentjes. Dat vond hij leuk. Alle steentjes die
op zijn pad lagen, pakte hij op en gooide ze ver weg. De boeren in het dorp
vonden de hobby van Per helemaal niet leuk. Want wat voor Per kleine steentjes
waren, waren in werkelijkheid grote rotsblokken. En die blokken lagen overal
verspreid in hun akkers. De boeren moesten nu zigzaggend met hun tractoren over
het land. Overal in het veld lagen rotsblokken. Voor de bewoners van het dorp
was de maat vol toen Per op een nacht tijdens het slaapwandelen zijn teen
stootte tegen een rotsblok. Hij pakte het stuk steen op van de grond, en al
slapend zwiepte hij de steen een kant op. Zonder te kijken, want hij sliep
natuurlijk nog. Met een oorverdovend lawaai, waar zelfs Per wakker van werd,
verpletterde het rotsblok een boerderij. Verbaasd en slaperig kwamen de boer en
de boerin met hun 7 kinderen de boerderij uitgerend. Grote stofwolken in hun
haar en stukjes behang aan hun oren. Ze
keken naar alle koeien die een kant op sprongen. Iedereen kwam gelukkig
ongedeerd uit de boerderij, maar de koeien gaven nog 2 weken zure melk. De
kinderen niesten nog een volle week stukjes kalk uit hun neuzen.
Aan de ene kant van het water was Thor verbannen naar het
uiterste puntje van het bos. Daar kreeg hij een stukje tuin helemaal voor hem
alleen. Hij mocht alleen weer bij de trollen komen wonen als hij minstens 3
mensen bang had gemaakt. Maar wat hij ook probeerde, de mensen werden niet
bang. Na verloop van tijd gaf hij de hoop op. In plaats van de mensen bang te
maken voor het donkere bos, wees hij ze de weg naar de uitgang als ze verdwaald
waren. In plaats van kinderen bang te maken voor het diepe water, leerde hij ze
zwemmen. Van zijn stukje grond maakte hij een prachtige tuin. Zodat de kinderen
die hadden gezwommen en de mensen die uit het bos kwamen een prachtige plek
hadden om even uit te rusten. Tot op een dag.
Thor had 5 kinderen tegelijk leren zwemmen en kwam moe maar
voldaan thuis. Maar toen hij de sleutel in het slot wilde doen, was er geen
sleutelgat. Er was zelfs geen deur. Er was eigenlijk ook helemaal geen huis
meer te zien. In plaats daarvan stond op de plek van zijn huis een enorm rotsblok.
Heel even dacht Thor dat zijn trollenfamilie een streek met hem hadden
uitgehaald, maar trollen zijn niet sterk. En ook niet slim. Ze hoeven namelijk alleen
maar mensen bang te maken. En om mensen bang te maken hoef je niet slim te
zijn. Terwijl Thor zo voor zich uit stond te kijken, met de sleutel in zijn
hand, begon de grond te trillen. Eerst langzaam, maar steeds een beetje
sterker. Wat krijgen we nu? Een aardbeving? Krijgen we een aardbeving? De grond
ging op en neer en Thor bewoog mee. Hij had wel iets weg van een stuiterbal.
Hij stuiterde rond in zijn tuin tot hij een tak van een boom te pakken kreeg.
En daar bleef hij hangen. Net zo plotseling en opeens als het schudden van de
grond begonnen was, zo plotseling en opeens stopte het ook weer.
Thor deed zijn ogen open. Die waren dicht gegaan omdat hij
toch een beetje bang was. Naast het rotsblok stond iemand. Een heel groot
iemand. Thor keek naar de voeten die op autobussen leken, hij keek omhoog naar
benen als flatgebouwen. Hij keek omhoog naar een gezicht zo groot als de zon.
Een reus! En de reus tilde met een vloeiende beweging het rotsblok op. Thor
keek naar de restanten van zijn huis die nu tevoorschijn kwamen. Uit zijn keel
ontsnapte een snik. Over zijn wangen liepen tranen. Daar stond vanmorgen nog
zijn prachtige huisje. Nu was er niet veel meer over dan een stapel kapotte
planken.
Per, de reusachtige reus had de snik gehoord, en de
restanten van het huisje gezien. Hij draaide zijn hoofd. Van links naar rechts
en weer terug naar links. Langzaam ging hij door zijn knieƫn. En zo kwam zijn
gezicht op gelijke hoogte met dat van de snikkende Thor. ‘Was dat jouw huis?’
Vroeg Per aan Thor. Thor kon geen antwoord geven, want door de adem van Per
werd hij weggeblazen. Een stukje dieper het bos in. Daar bleef hij
ondersteboven hangen in een grote dikke eik. Per strekte zijn hand uit en Thor
liet zich daarop vallen. Hij knikte. ‘Dat was mijn huis ja. Mijn huis waar ik
zo mooi woonde en waar de mensen uit het dorp zo graag kwamen. Waar de kinderen
zo graag speelden. Nu heb ik niets meer. Geen familie, want die vinden me niet
eng genoeg en geen huis. Ik heb helemaal niets meer.’ Nog meer tranen stroomden
over zijn wangen.
Per zat op de grond. Met Thor op zijn arm. Samen keken ze
naar de uitgestrekte watermassa aan de rand van het bos. ‘Ik heb ook niets meer
fluisterde Per. Ik mag niet meer in het dorp aan de andere kant van de berg
wonen, want ik maak teveel rotzooi met mijn stenen. En nu heb ik zelfs al 2
huizen verpletterd. 1 aan de andere kant van het water en nu jouw huis aan deze
kant. We zijn dus samen heel eenzaam en alleen.’
Thor dacht eens na. Want Thor was niet alleen een hele lieve
trol, hij kon ook nog eens heel goed nadenken. ‘Wacht eens even zei hij. Als
jij nu eens alle stenen van het land van de boeren haalt, zodat ze weer op hun
land kunnen werken, en je gooit die stenen dan midden in het meer. Dan ontstaat
er vanzelf een eiland. En op dat eiland kunnen wij dan wonen. Dan heeft niemand
meer last van ons. De mensen kunnen met een boot naar ons toe komen om te
zwemmen en te wandelen en dan drinken ze na afloop een beker limonade in onze
tuin. En jij kunt dan met stenen gooien zoveel als je wilt. Als je er maar voor
zorgt dat de stenen in het water vallen, en niet meer op het land.’
En zo geschiedde. Per ruimde alle rotsblokken op van het
land van de boeren, hij gooide ze allemaal in het water. Thor bouwde van al die
stenen een prachtig eiland midden in het meer. Waar alle mensen tot op de dag
van vandaag samen komen om te genieten van de rust en de prachtige natuur. En
van een beker limonade natuurlijk. 1 steen bleef staan aan de rand van het
meer. Het rotsblok wat het huisje van Thor had verpletterd. Daar staat het ook
vandaag nog. En iedereen kent de steen. Er staat namelijk een bordje bij: Pers steen.
De steen van Per. En als je heel goed kijkt, zie je aan de voet van het
rotsblok een kleiner bordje: Thors huis. Het huis van Thor. Maar dat huis kun
je nu dus niet meer zien.
foto van internet. |
Dit was het wonderlijke verhaal over de vriendschap tussen
een trol en een reus. En van het ontstaan van het eiland in het meer waar
iedereen gezellig limonade drinkt.
Leuk verhaal joh. Ik zie het bordje van Thos niet :-(.
BeantwoordenVerwijderenThor natuurlijk.
VerwijderenWat heb je het mooi geschreven, lijkt me ook ene goed verhaal als ondersteuning voor samenwerken...en vriendschap.
BeantwoordenVerwijderenLezen je kids al met je mee???
Maak er nog een mooie week van.
Lieve groet, Eefie