donderdag 30 april 2015

Sportdag.

Op woensdag hebben we de sportdag voor de jongste leerlingen. De groepen 1/2 en 3 gaan samen met leerlingen van groep 7 een mooie sportieve dag tegemoet. Het schoolplein staat vol met vrolijke spelletjes. Bij de fietsenstalling staat een springkussen. Een enorme. Zo een met een clowns hoofd helemaal bovenaan. Fietsend in de richting van school, ontwaar ik iets vreemds boven de toppen van de bomen. Een lachende clown kijkt peinzend over de daken van de huizen. Hij blijft de hele dag lachen. De kinderen die aan de beurt zijn om te komen springen lachen met hem  mee.

1 van de hulpouders staat een aantal rondes helemaal alleen op haar plekje tussen de bomen. Om haar heen springen en dansen en rennen er kinderen, maar niet 1 groepje komt naar haar spel. Terwijl het wel een hele leuke is. Proberen om de bal in een van de gaten in het zeil te gooien. De kleinste gaten zorgen voor de meeste punten. Maar hoe vrolijk ze er ook bij staat te kijken, alle kinderen lopen langs. Tot ze 1 kindje ontdekt die met het kaartje van haar spel in de rondte loopt. Die vond het nummer zo mooi, dus besloot hij om het kaartje helemaal voor zichzelf te houden. Hoezo zit er aan dit kaartje een spelletje vast? Hoezo staat die moeder die nu al een kwartier helemaal alleen?

Normaal hebben de leerlingen alle tijd van de wereld om een gesprek met je te voeren als je door de gangen loopt. Normaal. Maar vandaag is anders dan normaal. Als er 1 kleuter naar het toilet is geweest en ik hem vraag of hij de sportdag leuk vindt, is dat op andere dagen de start van een gesprek. Nu niet. ‘Ja, heel leuk,’ roept hij over zijn schouders, ‘maar ik heb geen tijd voor je, want ik ga weer verder!’

Even later fiets ik naar huis om even bij de ziekenboeg te kijken. Ik denk op de fiets aan die jongen en aan het kindje dat het mooie nummer in zijn handjes geklemd hield. Alle kinderen die nu op het schoolplein plezier maken schieten in mijn hoofd voorbij en de tranen springen in mijn ogen. Een dame die me tegemoet fietst staart me meelevend aan. Het interesseert me niets dat de tranen inmiddels over mijn wangen stromen.

Op vrijdag zijn de groepen 4 tot en met 8 aan de beurt. Er vanuit gaande dat er ongeveer 30 leerlingen in een groep zitten, staan er nu dus 300 leerlingen op het sportveld. Allemaal zijn ze opgedeeld in groepjes. In iedere groep heb je nu een mix van leerlingen uit de groepen 8 die zich ontfermen over leerlingen van de groepen 6-5 en 4. Daar ontstaan banden door die je anders niet zo snel zou krijgen. Een leerling van groep 8 die hand in hand loopt met een leerling van groep 4, om te voorkomen dat die de weg kwijt raakt in het gekrioel van leerlingen. Een leerling die geblesseerd raakt bij een spel komt niet alleen naar de EHBO post, maar sleept de hele groep mee. Solidair met hun gewonde teamgenoot zitten ze op de bank. Verdeeld over de dag komen er meer van dit soort groepen voor een pleister op een wond of een natte doek op een bult. De halve stroopwafels die uitgedeeld worden aan de kinderen die gewond zijn en de kinderen die netjes wachten om weer verder te kunnen sporten zullen er ongetwijfeld mee te maken hebben. Nieuws verspreid zich snel.


Teamgenoten die echt niet meer kunnen, worden aangespoord om nog net dat ene sprintje te trekken. En of ze nu als eerste of als tweede of als laatste over de streep komen, het applaus is net zo hard. De tegenstanders klappen vrolijk mee. Zo rond 1 uur begint de EHBO bank vol te stromen. De halve dag sporten in de zon vergt toch net iets meer energie dan een halve dag in de klas zitten. De stroopwafelmoeder krijgt het druk. Om een uur of 2 is het feest afgelopen. Alle leerlingen helpen met het opruimen van het veld en daar gaat de stoet. Op weg naar school voor een welverdiend ijsje. Wij blijven achter op het veld met een leeglopende stormbaan, en een handvol gevonden sokken. U leest het goed. Gevonden sokken. En niet 1, nee 5 zwarte sokken liggen naast een stapel sportjassen. We blijven vooral achter met een heel goed gevoel. Ik heb het gemist de afgelopen maanden. Het contact met de leerlingen. Hun enthousiasme en vooral op dagen zoals vandaag: de stralende en aanstekende lach op hun gezichten.  Weer lopen de tranen over mijn wangen als ik op de fiets stap. Misschien heb ik toch wel gewoon last van de wind of van hooikoorts, of van een vliegje in mijn ogen. Ach, wie hou ik nu eigenlijk voor de gek? Tranen van geluk zijn het en daar schaam ik me nog minder om!


woensdag 22 april 2015

Een vliegende val.

‘Jij bent stom!’’Nee, jij bent stom, jij begint met duwen.’ ‘ Ik heb niet geduwd Idioot!, ik struikelde over een steen.’ ‘Ja, en toen duwde je me dus!’ ‘Dan duw ik je toch niet, dan val ik tegen je aan!’ ‘En met het vallen duw je me dus!’ ‘STOPPEN! Nu allebei! Ik wil jullie niet meer horen.’ ‘Lekker dan, zij duwt me en dan komt ze er ook nog mee weg?’ ‘Ik duwde niet! Ik viel en toen botste ik tegen je aan. Gek!’ ‘Je bent zelf een gek Idioot!’ ‘Als we thuis zijn gaan jullie allebei naar boven en ik wil jullie de rest van de dag niet meer zien!  Het is altijd hetzelfde met jullie, altijd maar ruzie en oeverloze discussies, ik ben het spuug- en spuugzat, krijg echt een punthoofd van jullie!’ ‘Ja maar waarom moet ik naar boven als zij mij duwt?’ ‘Genoeg! Houd jullie mond! Jij gaat voor je vader lopen en jij gaat bij mij lopen. En de eerste die nu nog iets zegt, mag lopend naar huis!’

Nisse en Julia kiezen eieren voor hun geld. Niet alleen is mamma nu heel erg boos, het is ook een heel eind lopen vanaf het dorp naar huis. Ze steken allebei nog een keer hun tong uit naar de ander, gelukkig tegelijkertijd, zodat daar in ieder geval geen discussie over kan ontstaan en gaan dan snel voor pappa en naast mamma lopen. Mamma is boos en een boze mamma is heel akelig. Dan krijgt ze allemaal rimpels in haar voorhoofd, verschijnen er lijnen rond haar ogen, die verschieten ook van kleur. Net een kameleon die ogen van mamma. Als ze boos is zijn haar ogen heel donker en als ze blij en vrolijk is zijn ze een paar tinten lichter. Gelukkig heeft mamma meestal lichte ogen. Geen blauw, maar groen, of bruin of dus zwart. En als mamma boos is, zwellen haar borstkas en haar schouders op. Ze wordt nog een stapje groter, alsof ze ieder moment uit elkaar kan ploffen als de Hulk. Een boze mamma is niet leuk.

Thuis helpen Nisse en Julia driftig mee met de boodschappen vanuit de auto naar het huis te brengen. Rune staat inmiddels al op de trampoline te springen en heeft de grootste lol met een heen en weer springende voetbal die hij op de trampoline heeft gelegd. Zijn broer en zus kijken jaloers naar hem en naar de strakblauwe lucht. Eigenlijk zouden ze vanmiddag samen met pappa het zwembad opzetten in de tuin en dan lekker zwemmen, dat zal nu wel niet mogen, maar misschien hoeven ze toch ook niet in hun kamer te blijven met dit mooie weer. Zeker nu ze zo goed aan het helpen zijn, maar helaas, als alle boodschappen opgeborgen zijn moeten ze toch echt naar boven. Mamma is onverbiddelijk. ‘Jullie leren maar eens luisteren.’ En zo sjokken ze achter elkaar naar boven. ‘Jouw schuld’ moppert Nisse nog even na. ‘wat hoor ik daar?’ Mamma staat onder aan de trap met haar handen in haar zij. Haar ogen staan een beetje donker.

Na de koffie gaat pappa samen met Rune het zwembad opzetten. Beloofd is beloofd. Eerst zoeken ze een vlakke ondergrond en daarna trekken ze het zwembad zo goed als mogelijk uit elkaar. De bodem moet zo strak mogelijk zijn. Pappa rolt de waterslang uit en Rune springt heen en weer in het bad. Eerst worden alleen zijn tenen nat, even later zijn hele voet en na een uur staat hij al tot zijn knieën in het water. ‘Mag ik mijn zwembroek aan gaan trekken?’ ‘Ja, ga jij maar je zwembroek halen, nog even en je kunt heerlijk zwemmen.’ Rune rent vrolijk naar boven, een nat spoor van voetstappen achterlatend op de trap. ‘Ik kom even mijn zwembroek aantrekken. Het water is heerlijk koel en het bad is al bijna helemaal gevuld. Jammer dat jullie vandaag ruzie hadden, maar ik zwem wel een rondje voor jullie.’ 

En weg is hij weer.  Nisse en Julia kijken uit het slaapkamerraam. Ze kunnen net een hoekje van het zwembad zien. ‘We kunnen straks ook wel even naar beneden en dan even aan het water voelen.’ ‘Ja, en jij denkt dat pappa en mamma dat niet merken?’  ‘Als het bad straks helemaal gevuld is, gaat pappa koffie drinken in de keuken. Pappa houdt namelijk niet van de zon en hij gaat zeker niet buiten zitten. Dan wordt hij lek geprikt door de muggen. En mamma gaat dan echt ook wel even binnen koffie drinken. Dat is gezelliger. Dus dan kunnen wij naar buiten.’ ‘Hoe wil je dat doen? Als je van de trap af loopt, kom je langs de keuken en dan zien ze je toch direct?’ ‘Wie zegt dat ik via de trap naar beneden loop? Er is een veel betere manier om naar buiten te gaan.’ ‘Welke dan? Je wilt toch niet van het balkon naar beneden springen?’ ‘Kijk, wat groeit er naast onze slaapkamer?’ ‘Een boom. Een vlierbloemen boom.’ ‘Precies. En ik ga straks gewoon via die boom naar beneden.’ ‘Maar denk je wel dat die boom je houdt?’ ‘Tuurlijk wel, bomen zijn heel sterk en ik weeg toch niet zo veel?’ ‘Ik weet het niet hoor. Ik durf het denk ik niet. Ga jij maar zwemmen. Ik wacht wel tot morgen.’ ‘Bangerd! Nisse trekt zijn zwembroek aan en duwt het raam nog een stukje verder open. Hij kan precies zien dat pappa de tuinslang weer oprolt. Daarna roept hij naar mamma of er koffie is en mamma roept terug dat de koffie in de keuken staan. ‘Zie je wel? Ze doen iedere dag hetzelfde. Pappa’s en mamma’s zijn zo saai! Ik ga naar beneden.’ Nisse klimt op de vensterbank, pakt de stam van de vlier en laat zich in de boom zakken. ‘Zo makkelijk is het dus. Trek jij je bikini maar aan. De boom kan jouw gewicht ook nog wel aan.’ 

Op dat moment laat Nisse zich een stukje zakken en de boom begint te zwiepen. ‘Huh!’ Doet Nisse. ‘Wat is dit nu weer?’ Nisse probeert de stam van de boom stil te houden, maar de stam zwiept steeds heviger heen en weer. ‘Help, dit was toch niet zo’n goed idee. Pak de stam vast, dan klim ik weer naar boven.’ Julia pakt de stam vast, maar grijpt in iets scherps. Van schrik laat ze de stam weer los en de boom zwiept nog een keer heen en weer. Op dat moment zwiept Nisse met een behoorlijke vaart richting het huis, en hij zwaait in 1 mooie boog dwars door het raam. Een enorm kabaal van brekend glas, versplinterend hout en een harde bonk van Nisse die op de houten vloer valt. Beneden in de keuken begint mamma te gillen, pappa gooit zijn stoel om en de boom klapt nog een paar keer tegen de muur van het huis. Julia staat even vastgenageld aan de vloer, maar dan rent ze de trap af naar beneden. Ze rent langs mamma die nog steeds met grote ogen en open hangende mond aan tafel zit. De koffie loopt over haar t shirt naar beneden, ze springt over de stoel van pappa en duwt hem aan de kant.

Op de drempel van de woonkamer blijft ze staan. Daar ligt Nisse. Hij heeft de top van de vlier nog steeds in zijn handen. Hij ligt in een explosie van glas en stukken hout van het kozijn. Waar net zopas nog een raamkozijn was, is nu een gapend gat in het huis te zien. ‘Dat wordt dus nog een dag niet zwemmen. Ik denk dat je nog een dag langer straf krijgt van mamma.’ Achter Julia staat een druipende Rune het slagveld te bekijken. ‘ Pappa en mamma komen ook aanlopen en beginnen eindelijk een klein beetje te begrijpen wat er net is gebeurd. En niets zo verwonderlijk als ouders. Ze zijn niet eens heel erg boos op Nisse. Wel een beetje, maar ze zijn voornamelijk blij dat Nisse niets heeft gebroken. Wel heeft hij overal wondjes van de glassplinters. Als die schoongemaakt zijn, veegt mamma alle troep bij elkaar, timmert pappa een zeil voor het raam en belt hij naar de timmerman.

Julia en Nisse zitten naast elkaar op het bed van Nisse. ‘Ik geloof dat we nu wel de rest van de zomer in onze kamer moeten blijven zitten.’ ‘Ik denk het ook ja.’ Maar als de ergste bende is opgeruimd, komen pappa en mamma naar boven. ‘Jullie mogen wel weer naar beneden komen. Maar beloof 1 ding: ga nooit, maar dan ook nooit meer via een vlierboom naar beneden. Daar hebben hele wijze mensen ooit trappen voor uitgevonden.’


Julia springt ook in het zwembad. Nisse niet. Die slaat een paar dagen over, want die wondjes prikken behoorlijk als ze in aanraking komen met water. Hij kijkt naar zijn broer en zus, en gooit af en toe een bal terug die uit het bad gegooid wordt. En als de timmerman komt, helpt hij om het kozijn weer te repareren. De timmerman aanschouwt de ravage en als hij hoort wat Nisse heeft gedaan, brult hij van het lachen en slaat hij Nisse hard op de schouders. Zo’n goeie grap heeft hij in geen jaren gehoord. ‘Dan ken je onze kinderen nog niet goed genoeg.’ Moppert mamma, maar ze lacht er gelukkig wel weer bij.

Tsja, zo had het ook nog gekund. Maar dit is wel heel gewoontjes....

donderdag 16 april 2015

Kamperen.

‘Mam, bij de buren zijn de kleinkinderen aan het logeren. Ze mogen vannacht in tenten slapen. Mogen wij ook alstublieft in een tent in hun tuin slapen?’ 3 stralende kinderen staan voor hun moeder op en neer te springen. “Mag het mam, mag het?’ ‘Mag het van de buren?’ ‘Ja! Dat mag, als het ook van jullie mag. Mag het mam? Mag het?’ ‘Jullie mogen bij de buren kamperen.’ ‘Yes!! We gaan kamperen! Waar zijn de slaapzakken en de luchtbedden?’

De kinderen vliegen door het huis. Slaapzakken, luchtbedden, pyjama’s, zaklampen, knuffelberen en kussens worden allemaal in de bolderwagen geladen. ‘We gaan!’ ‘Waar is de tent? Jullie vergeten bijna het allerbelangrijkste. ‘ ‘Die hebben we niet nodig mam. Ture heeft tipi tenten.’ ‘Tipi tenten?’ ‘Ja, een soort indianentent. Hele grote witte tenten. Met twee luchtpijpen in het dak zodat we naar de sterren kunnen kijken.’ ‘Tipi tenten met luchtpijpen? Nog nooit van gehoord. Maar jullie nemen toch ook gewoon de tent mee. Die zonder luchtgaten in het dak waar de muggen dus niet in kunnen. De slangen en de teken ook niet. Om maar niet te spreken over de slakken en de krekels.’ ‘Nu weten we het wel weer mam! U verpest ons kampeernachtje nu al weer. We nemen onze tent wel mee voor de zekerheid, maar we hebben ’s nachts natuurlijk helemaal geen last van al die beesten. Die moeten toch ook gewoon slapen?!’

Mamma kijkt de kinderen na als ze met de bolderkar over het grasveld lopen richting de spoordijk en bij de rand van het bos afslaan naar de buren. Rune draait zich nog even om en zwaait vrolijk. ‘We gaan vanavond ook nog worstjes grillen! En ik heb mijn beer in uw bed gelegd. Dan bent u niet zo alleen!’ Mamma lacht en loopt weer naar binnen. Het huis is nu al ontdaan van alle vrolijkheid. ‘Wat gaan wij vanavond doen nu de kinderen er niet zijn?’ ‘We gaan straks eerst maar eens kijken of de tenten staan en alles goed gaat. Dan kunnen we meteen vragen of de buren komen barbecueën.’ ‘Maar de kinderen dan? Dan zijn ze helemaal alleen.’ ‘Ture is 16. Die let echt wel goed op de kinderen. Die verzint geen vreemde acties meer.’

Ondertussen zijn de kinderen bij de buren aangekomen. Ture is druk in de weer met hout sprokkelen voor het kampvuur vanavond. ‘Hoi, jongens. We hebben worstjes en marshmallows en brooddeeg. Kunnen we vanavond als het donker is bij het kampvuur zitten en ons eigen eten grillen.’ ‘Leuk! Waar zijn de anderen?’ ‘Die zijn in de paardenwei de tenten aan het opzetten.’ ‘Moet jij geen tent opzetten?’ ‘Die van mij is heel makkelijk. Gewoon twee stokken in de grond en het tentdoek er over.’

Aan de achterkant van het huis staan in de paardenwei al 4 tenten. Dicht bij elkaar en met de ingangen naar elkaar toe. Nisse en Julia rennen naar de andere kinderen toe. ‘Hoi, wat staan de tenten gezellig! Wij hebben ook een tent mee, dat moest van mamma, een met een dicht dak tegen het ongedierte. We hebben ook chips mee en limonade.’ Rune komt intussen mopperend aanlopen met de bolderwagen achter zich aan. ‘Leuk, dat jullie even hielpen. Waar zullen wij de  tent opzetten?’ ‘Hier, we hebben precies nog een plek overgelaten . Als jullie tent hier komt te staan, kunnen we vanavond de ritsen openlaten en dan kunnen we gewoon in onze slaapzakken liggen en toch met elkaar praten. Dat is veel gezelliger dan wanneer we de tenten gewoon maar ergens neer zouden zetten. We helpen wel even met het opzetten.’

Binnen 10 minuten staat ook de tent van Rune, Nisse en Julia. ‘We gaan zwemmen in het meer! En als het straks donker wordt gaan we het kampvuur aanzetten.’ De kinderen trekken hun zwemkleding aan en rennen naar het meer.

Inmiddels hebben pappa en mamma de buren uitgenodigd voor het avondeten. Voor ze weer terug gaan naar huis, lopen ze langs het tentenkamp. Waar is de tipi tent van Ture?’ ‘De tipitent van Ture?’ Vraagt de buurvrouw verbaasd. ‘Geen idee. Ik wist niet eens dat hij een tipi tent heeft. Volgens mij slaapt hij met Bosse in de tent. Deze hier is van de jongens. Tipi tent?’ ‘Ja, de kinderen hadden het over een tipi tent met twee luchtgaten zodat ze makkelijk naar de sterren konden kijken.’ ‘Geen idee. Hij zal wel weer een grap met ze uitgehaald hebben.’

Pappa en mamma lopen samen met de buren naar huis waar ze gezamenlijk gaan barbecueën.  Door de bomen komt af en toe het geluid van lachende kinderen. ‘Die vermaken zich prima. Willen jullie nog iets drinken?’ De volwassenen hebben net als de kinderen een geslaagde avond.

Aan de andere kant van het bos zijn de kinderen uitgegeten. Wel gooien ze nog iedere keer stukken hout op het kampvuur en beginnen ze elkaar verhalen te vertellen. Hoe later op de ouder hoe meer trollen en watergeesten er in de verhalen verschijnen. Rune kruipt dicht tegen zijn grote broer Nisse aan.  Een beetje eng vindt hij het allemaal wel. ‘Gaan we al naar de tenten? Ik ben eigenlijk wel een beetje moe.’ Ture begint hard te lachen. ‘Bangerd! Je bent natuurlijk gewoon bang voor de trollen. Datz e straks het bos uitkomen en je zomaar op je schouders tikken. Terwijl hij dat zegt, tikt hij zijn nichtje op haar schouders. Die schreeuwt het uit van schrik. Ture begint nog harder te lachen. ‘Rotzak!’ Zegt zijn nichtje en ze loopt boos naar haar tent. Alle kinderen kijken haar na en willen eigenlijk ook wel naar de tent. Nisse staat op. ‘Zullen wij ook naar de tent gaan?’ Rune en Julia knikken. De andere kinderen gaan ook allemaal staan en lopen naar het tentenkamp.

Rune draait zich nog even om naar het kampvuur. ‘Waar staat jouw tent nu Ture? Waar ga jij slapen?’ ‘Maak je om mij maar geen zorgen. Mijn tent staat binnen 5 seconden. Pas jij nu maar op voor de bosgeesten die ’s nachts tevoorschijn komen.’ Rune rent snel achter de kinderen aan, schopt zijn schoenen uit en duikt de tent in. ‘Wat heb jij nu ineens?’ Vraagt Julia aan haar grote broer. ‘Niets, ik ben gewoon moe en er komen allemaal muggen achter me aan. Die beesten slapen zelfs in het donker niet.’

Allemaal zijn ze vastberaden om de hele nacht wakker te blijven om  met elkaar te praten en om naar de sterren te kijken. Maar de een na de ander valt toch in slaap en al snel is het hele tentenkamp in een diepe rust gedompeld. Tot de buurman en buurvrouw teruglopen na een gezellige avond. ‘Zullen we nog even bij de kinderen kijken? Even controleren of alle tenten wel dicht zijn.’ De buren lopen om het huis en zien 5 tenten in een kring bij elkaar staan. Een klein stukje verder zien ze een witte lap bungelend aan twee stokken. De lange benen van Ture steken naar buiten. ‘Wat heeft die jongen nu weer voor een vreemde tent?’ ‘Dat zal die tipi tent wel zijn. Die wil ik wel even van dichtbij bekijken.’ De buurman loopt naar de tipi tent van Ture en begint opeens heel hard te lachen. De benen van Ture beginnen te bewegen en het slaperige hoofd van Ture komt omhoof door 1 van de luchtgaten. De buurvrouw komt op het gelach van haar man aan. ‘Wat krijgen we verdorie nu weer! Ture! Wat doe jij met mijn onderbroek? Ben jij nu helemaal gek geworden! Kom met je hoofd uit die pijp vandaan! Meekomen! Jij slaapt voor straf binnen. Niets kampeeravontuur voor jou meer! Mijn onderbroek! Hoe haal je het in je hoofd?’ De buurvrouw loopt mopperend naar huis met Ture aan 1 oor achter zich meeslepend.


De kinderen die wakker zijn geworden van het kabaal en door de deuropeningen kijken zien een tegenstribbelende Ture die voortgetrokken wordt door een boze vrouw. ‘De bosgeesten! De bosgeesten nemen Ture mee!’ Allemaal risten ze de tenten dicht en verstoppen zich diep onder hun slaapzak. Al snel vallen ze weer in slaap. Zo zien ze niet dat de buurman schuddend van het lachen terug loopt naar huis. De tipi tent van Ture laat hij staan. Als een soort vogelverschrikker voor de bosgeesten.