maandag 17 februari 2014

Vragenlijst

Oudste moet een vragenlijst invullen. Voor ons al een hele opgave, gezien de enorme lijsten met absurde vragen, voor oudste een onneembare vesting. Hoewel hij er op een bijzondere manier mee omgaat.

Geslacht: Ja, en dan op de barbecue.
Geboren: Ja.
Op wat voor soort school zit je: Op een Katholieke.
Van welke clubs/verenigingen ben je lid? : Lego club.
Ik drink alcohol zonder dat mijn ouders dat goed vinden. Ik ben toch nog geen 18?
Ik ben bang voor bepaalde dieren/plaatsen: Een klein donker steegje in Amsterdam.
Ik heb het gevoel dat anderen mij te pakken willen nemen: Ja! Mijn moeder wil altijd mijn oor opeten.
Ik raak vaak per ongeluk gewond: ja, als ik val met de fiets, of met mijn skeelers of met hardlopen. Dan zijn mijn knieën kapot. Door een ongeluk dus.

Ik heb zenuwtrekken: Dat weet ik niet.
Ik moet vaak overgeven: Ja. Ieder jaar na de Kerstmaaltijd op school. (Heeft meer te maken met het gegeven dat hij alles eet wat los en vast zit op die avond)

Ik weiger om te praten: Soms. Ik hou het namelijk niet zo lang vol.
Ik sticht brandjes: Eerst zegt hij duidelijk nee, om vervolgens verschrikt zijn handen voor zijn mond te slaan. Op mijn vraag wat er aan de hand is zegt hij met een bleek koppie: ik steek hier altijd de kaarsjes aan.

Ik slaap minder dan de meeste jongens of meisjes: Hoe moet ik dat nu weten?
Ik slaap meer dan de meeste jongens of meisjes: Zie boven.
Ik spaar te veel dingen op die ik niet nodig heb: Nee, het zijn namelijk geen dingen, maar herinneringen.
Ik heb problemen met slapen: Ja, als ik niet kan lezen. En als ik van mijn moeder te vroeg naar bed moet. Dan kan ik ook nog helemaal niet slapen.

Ik gebruik drugs: Ik ben nog steeds geen 18. Dus dat mag helemaal niet.
Waar ik bang voor ben: Voor de baard in mijn keel en die appel in mijn luchtpijp.
Ik ga liever om met jongens die ouder zijn: Ja, ik ben de jongste in mijn klas.
Ik ga liever om met jongens die jonger zijn: ja, ik help graag bij de kleuters.

En dan zijn er nog een handvol vragen over jaloezie, gevoelens en of hij wel eens steelt. Op al die vragen blijft hij het antwoord schuldig. Hoewel hij met het schaamrood op de kaken opbiecht dat hij soms wel eens een pakje crackers pakt, als wij nog niet thuis zijn en hij honger heeft. Een pakje crackers pakt hij dan. Kruimel dief dus. Ik zou voor een zak dropjes gaan.


Heel benieuwd zijn we hoe de vragenlijst ontvangen gaat worden. 

dinsdag 11 februari 2014

C.ito

Er is de laatste tijd natuurlijk al heel veel gezegd en geschreven over de Cito toetsen. De Cito die kinderen toetst en daar dan een oordeel aan hangt. Dat wij het niet eens zijn met de doorschietende toetsingsmentaliteit in het Nederlandse onderwijs, is natuurlijk al duidelijk. Kinderen moeten volgens ons de kans krijgen om onbekommerd kind te kunnen zijn. Om zich in een eigen tempo te ontwikkelen. Dat is in het huidige onderwijs niet meer mogelijk lijkt het wel. Scoren moeten ze. Goed en vooral zo hoog mogelijk scoren. Een toets is een middel om te kijken of het kind de lesstof beheerst. Op zich is dat natuurlijk prima, maar als daar dan een oordeel aan gehangen wordt, in de vorm van een A of een E, schiet het zijn doel voorbij. Je toets maar een gedeelte van de kennis, je toetst niet het gehele pakket vinden wij.

Afgelopen week werden wij door de leerkracht van een van de kinderen uitgenodigd voor een kort gesprek. Op tafel lagen de uitslagen van twee Cito toetsen. Waaronder die van spelling. En onze zoon had een D gescoord. Cito heeft scores van A tot en met E. Zoon had dus de 1 na laagste score. Jammer dan, vonden wij. Want zegt die D iets over onze zoon? Zegt het iets over het beheersen van de lesstof? Nee, die zegt helemaal niets over onze zoon. Nee, die zegt niets over hoe hij spelt. Het zegt echter alles over de methode van toetsen. Hij beheerst de ui en de eu niet. Die twee klanken kan hij  niet uitspreken. In zijn hoofd gaat er bij die klanken ook geen belletje rinkelen. En wat deed Cito? Die creëerde een toets met voornamelijk ui en eu woorden. Van de 25 vragen had hij er 9 goed. Super vonden wij! Hij had er 9 goed, maar dus ook 16 fouten gemaakt en zo staat er straks op zijn rapport een D bij spelling.

Kan onze zoon nu inderdaad niet spellen? Of ligt het aan de manier van lesgeven door de leerkracht? Nee. Beide niet. Juf is een kanjer voor de klas en zoon is echt wel goed in het spellen van woorden. Alleen hangt hij dus op de ui en de eu. Daar heeft hij intensieve logopedie voor gehad, maar verder dan we op dit moment zijn komen we nu niet. Dat geeft ook helemaal niets. Want zoon is zoon en is intens blij als er iemand op visite komt. Visite moet gaan zitten op de bank en wordt voorgelezen uit boeken. Door zoon. En hij geniet. Hij geeft stemmen aan de kippen en de kuikens, beleeft de avonturen op papier en laat de visite meegenieten in zijn avontuur. Hij leest goed, en heeft er veel plezier in. Zijn wereld wordt groter en groter en boeken worden verslonden. Alleen is het voor de luisteraars soms raden of er nu een muis of een mees in het verhaal mee doet.


Volgens de Cito is onze zoon zwak in spelling. Volgens ons valt dat alles mee. Maar die D staat er mooi wel. Zwart op wit op zijn rapport. Heeft hij nu een slecht rapport? Nee, die eer gaat volledig naar de Cito. De Cito heeft wederom de plank volledig misgeslagen. Van ons krijgen zowel zoon als zijn leerkracht een A. Omdat ze dat waard zijn om wie ze zijn. Wij kijken naar het totaal pakket en niet slechts naar 1 onderdeel. Daar zou de Cito iets van kunnen leren.

Wij lopen onze eigen route wel. Komen we ook gewoon waar we willen zijn.

maandag 10 februari 2014

Brandweer.

Niels had op school een mega grap gehoord. Van je handen maakte je een bruggetje en je proefkonijn maakte van twee vingers een poppetje. Dat poppetje moest dan over jouw vingers lopen. Vingers die geen vingers meer waren, maar opeens een brug. En als dat poppetje dan bovenop de brug stond moest het roepen: brand, brand. Zover zo goed. Maar dan moet de grap nog komen. ‘Wacht even’ zei Niels. ‘Ik ga heel even weg en als ik dan terug kom, zeg ik niets meer, maar uw poppetje loopt over de brug en bovenop roept ze: brand, brand. Afgesproken?’ ‘Afgesproken.’

Niels loopt naar boven en komt inderdaad even later weer terug. Hij vouwt een bruggetje van de handen, en het poppetje van mamma' s handen loopt over de brug. Bovenaan: brand,brand! En dan gebeurt het: Niels sproeit een klots water zo over mamma’s broek. Recht uit zijn mond. Hij had boven snel een enorme slok water genomen. Mamma schrikt en springt naar achter. Het water druipt naar beneden zo haar schoenen in. Niels klapt dubbel van het lachen, maar broer en zus wachten mamma’s reactie af. Oei, oei. ‘Oké’ zegt mamma terwijl ze met een handdoek het ergste water wegveegt, ‘wie van je klasgenoten krijgt straks een draai om zijn oren?’ Ze noemt de namen van de grootste ondeugden. Nee, schud Niels. ‘Het was meester’ ‘Meester?’ Pappa verslikt zich in zijn koffie. Niels kijkt mamma aan. ‘Als u het maar uit uw hoofd laat!’ Broer en zus rollen over de grond van het lachen. Die zien het voor zich. Mamma die de meester een draai om zijn oren geeft. Daar willen ze zelfs eigenlijk wel bij zijn.

Als alle kleren schoon en droog zijn, heeft mamma de ultieme grap voor meester klaar. Op haar hoofd staat een brandweerhelm. Die krijgt broer op zijn hoofd; pappa heeft de bedoeling door en maakt een emmer schoon. Mama loopt naar buiten en koppelt de tuinslang los. Zwaait een paar keer, wat een idioot gezicht is, om al het water uit de slang te krijgen en zo lopen ze door het huis. Broer met een helm, pappa met een emmer en mamma met een tuinslang. Brand, brand roepen ze. Compleet ontspoord zijn ze. ‘Als jullie het maar uit jullie hoofd laten om zo naar school te gaan!’ ‘Niels, als de meester een grap uithaalt, mogen we een grap terug maken.’ ‘Ja, maar meester heeft die grap toch niet uitgehaald? Dat heb ik gedaan.’ Hij schud nog eens met zijn hoofd.

Zo stappen ze op de fiets. Met een helm, een emmer en een tuinslang. Die slang zit gelukkig in een tas. Niels huilt op zijn fiets naast mamma. ‘Ik word echt de rest van het jaar gepest!’ ‘Waarom dan?’ ‘Omdat ik idiote ouders heb. Welke vader komt er nu met een tuinslang op school? Welke moeder met een emmer en welk broertje met een brandweerhelm? Alleen maar om een grap terug te doen? Dat is echt compleet bespottelijk!’ De tranen stromen in grote stromen langs zijn wangen. Zijn ogen zijn niet langer diepbruin, maar kleuren langzaam roder en roder. mamma kijkt het aan en vindt de grap opeens een stuk minder leuk.


Stevig trappen ze door. Achter pappa aan. Pappa is al op school, maar staat gelukkig nog buiten. ‘Misschien moeten we de grap maar niet doen.’ Pappa loopt naar binnen. Naar broer en zus. Niels is inmiddels compleet overstuur en loopt door de school op zoek naar zijn pappa met de tuinslang. Dat iedereen hem ziet huilen interesseert hem geen barst. Het gaat hem niet gebeuren dat zijn vader hem weer voor gek zet. Mamma loopt met hem mee naar zijn gang. ‘Neem maar een slokje water en dan gaan pappa en mamma gewoon weer naar huis. Met emmer, met tuinslang en met helm’ Maar daar in de gang onder de trap naar boven staat de meester en opeens weet Niels het toch niet zo zeker meer. Ze zullen toch niet echt? Achteruit lopend loopt hij de trap op. Hij blijft kijken en is pas gerust als meester achter hem aan komt. Zijn zucht van verlichting is door de hele gang te horen.
Brandweerdag.

maandag 3 februari 2014

Vogels tellen.

Vandaag is het vogelteldag en Rune en Julia zijn er klaar voor. De tuintafel staat buiten voor de schuifdeuren. Erop staan een vogelbadje, zelfgemaakte vetbollen en broodkorsten. Zelf zitten ze binnen. Op klapstoeltjes. Van mamma hebben ze een potlood met een scherpe punt gekregen, een schriftje en een kaart met daarop de verschillende tuinvogels.

Een koolmees kennen ze en een mus en een vink ook nog wel, maar is een vogel nu een vink of een mus? 'Een meeuw!' Schreeuwt Julia. 'Waar?' Vraagt Rune. 'Daar onderaan op dat blad' 'Maar zag je hem buiten?' 'Nee, natuurlijk niet we zijn toch nog niet negonnen.' 'Een graspieper' leest Rune.'Wat is nu weer een graspieper?' Rune gaat staan en ziet dan net een stukje gras. 'Die slaan we over besluit hij' Julia knikt. Ze vindt het nu al moeilijk.

"Jullie mogen beginnen zegt mamma als ze limonade en koekjes naast ze neerzet. Zien jullie die spreeuw? En die merel?" Ze knikken en met het scherpe potlood schrijven ze in hun schrift: spreeuw en merel. Mamma blijft even kijken en loopt dan weg. "Als er iets is, bellen jullie maar. Ik ben boven aan het werk" Als het voer op tafel ontdekt wordt, is het al snel een komen en gaan van kwetterende vogels. Julia en Rune schrijven de ene na de andere vogel op. Ze zien niet dat de poes van de buren ook richting tuintafel sluipt.

Rats doet een poezenpoot en sleept een kansloze mus de tafel af. Alle andere vogels vliegen verschrikt op. Stil bekijken Julia en Rune het tafereel wat zich voor hun ogen afspeelt. 'Wat nu?' Vraagt Julia met een klein stemmetje aan Rune. 'Zullen we even bellen?' Op de kaart staat een nummer. En dat nummer bellen ze. 'V.ogelbescherming Nederland, goedemorgen' 'Goedemorgen, als we nu een mus geteld hebben en die wordt nu opgegeten door de kat van de buren, moeten we die dan wel of niet tellen?' De meneer aan de andere kant van de telefoon denkt even na. 'Tel maar niet. Want die vogel is er morgen dus niet meer' 'Nou, eigenlijk is hij er nu al niet meer meneer, hij is al dood' 'Ja, streep hem maar door op je lijst. Hopelijk blijft de kat nu weg uit jullie tuin' zegt de meneer vriendelijk. Dat hopen Julia en Rune ook.

De vogels blijven ook weg uit de tuin. Dat is wel logisch, want overal liggen veertjes van de mus en kleine druppels bloed. 'We moeten meer voer op de tafel leggen' Samen lopen ze naar de keuken en pakken de croissantjes voor tussen de middag. Van de fruitschaal pakken ze twee appelen die ze in stukjes snijden. En uit de schuur pakken ze de zakjes met zaad. Voor de groentetuin. Die heeft mamma alvast in huis. Mamma wacht altijd op het eerste zonnestraaltje en dan begint ze de moestuin om te spitten. Slaat nergens op zegt pappa, want de grond is nog veel te koud, maar mamma doet het toch altijd. En dan kriebelt het waardoor er overal in huis bakken met zand op de vensterbanken staan. Met sla en rode kool en spruitjes en uien en bieslook en aardappelen en allemaal van die viezige dingen. Rune heeft ergens gelezen dat vogels die zaadjes ook erg lekker vinden. Samen scheuren ze alle zakjes open en gieten het zaad in een soepbord.

De tuintafel staat vol met lekkere vogeldingen. Maar hoe gaan ze zorgen dat de poes van de buren niet nog een vogel mee kan nemen? 'Ik weet het!' Roept Rune. Hij loopt naar binnen en haalt uit de gang een emmer met raar wit spul. Dat gebruiken pappa en mamma om lappen papier op de muur te plakken in de kamer van Julia. Het plakt en het kleeft en het zit vol met rare bubbels. 'We smeren dit op de tafel! En als de poes dan weer komt, kan hij de vogels niet pakken, want die zitten dan vast!'

Trots zitten ze weer op hun stoeltjes, met hun potlood en schrift in hun handen en de kaart tussen hun in. En het werkt! De eerste vogels komen voorzichtig aanvliegen. Gaan op de waslijn zitten, vliegen een rondje boven tafel, gaan op het dak van de buurman zitten en vliegen nog eens een rondje. Dan besluiten ze dat de kust veilig is. De ene na de andere vogel landt op de tafel, Eet van de zaden, eet van de appels en eet van het brood. Rune en Julia schrijven en schrijven. Tellen de ene vogel na de andere en bemerken niet dat het wel erg druk is geworden met tsjilpende vogels.

Pappa en mamma komen beneden, opgeschrikt door al het vogellawaai. "Wat hebben jullie nu gedaan?" Roept mamma. 'We hebben extra voer gegeven,' straalt Julia. "Maar wat zit er op die tafel?" Brult pappa. 'Gewoon van die witte lijm zodat de poes geen vogels meer kan doden' antwoord Rune niet zonder trots. Pappa loopt naar buiten en zegt tegen mamma dat ze de dierenambulance moet bellen. Alle vogels zitten vastgeplakt op tafel. Rune en Julia halen hun schouders op. Hun schrift laten ze liggen. Het potlood ook. Het is ook nooit goed bij volwassenen. hebben we de meeste vogels geteld, en hebben we er voor gezorgd dat er geen kat meer bij kan, vinden ze wel iets anders om te zeuren. 'Zullen we gaan schommelen?'

Hele vreemde vogel. Stond niet op de kaart.