Op een mooie
Herfstdag gaat de familie naar de grote stad Stockholm. Er staan een paar uitstapjes op het
programma: de wisseling van de wacht bij het Koninklijk paleis. Een bezoek
brengen aan het Vasa museum en naar een hele grote begraafplaats midden in het
bos om rustig te wandelen. Mamma wil natuurlijk ook slenteren langs de mooie
winkeltjes door de pittoreske binnenstad, maar daar heeft de rest eigenlijk
niet zo veel zin in.
De wisseling
van de wacht is een indrukwekkend schouwspel en de kinderen staan met open
monden toe te kijken hoe de militairen overal vandaan lijken te komen. Ondertussen
houden ze met een scheef oog de grote geweren in de gaten.
Na de wisseling
van de wacht staat het Vasa museum op het programma. Rune zit met een
hondenketting vast aan mamma. De balustrades op de verdiepingen zijn namelijk
niet zo heel hoog, en mamma ziet haar
geest al dwalen, en Rune meters naar beneden vallen. De Zweedse mensen om ons heen
vinden het maar gek dat je een kind aan een riem hebt, maar mamma vertelt rustig
aan een ieder die gek kijkt; ‘ik heb liever dat jij nu vreemd kijkt, dan dat ik
straks huilend mijn kind met een krabbertje tussen de tegels uit moet plukken.’
Slaat echt helemaal nergens op! Ten eerste verstaan ze mamma natuurlijk
helemaal niet en ten tweede vindt Rune het geweldig aan de riem. Na het museum
wil mamma de binnenstad in, maar ondertussen staan we met de auto vast in het verkeer.
Waar we ook kijken, overal zijn mensen. Van alle kanten komen auto’s,
voetgangers, fietsen en trams. We hebben er al 5 weken in Zweden opzitten,
rustig in ons huisje aan de rand van het bos, en we weten niet wat ons
overkomt. Waar komen al die mensen vandaan? Mamma wil bij nader inzien dus maar
1 ding. Weg uit Stockholm!
En dat doen
we. Wij zijn namelijk allang blij dat we niet achter mamma aan te hoeven te slenteren
door smalle straatjes die mamma geweldig vind, maar waar wij dus helemaal niets
aan vinden. Voordat we definitief wegrijden uit Stockholm, gaan we eerst nog picknicken in het park bij
het Koninklijk paleis. Ze noemen het de tuinen van de koning, maar het is nu
een openbaar park. Daar legt mamma het kleed op de grond, komt de inmiddels
beroemde picknickmand te voorschijn en komen uit die mand weer allemaal lekkere
verrassingen. Genieten is dit. Mamma komt weer langzaam tot rust en Rune en
Nisse gaan tikkertje spelen. Een stukje verderop hangen er allemaal kinderen
aan de takken van een boom heen en weer te zwaaien. Bespottelijk vindt mamma.
‘Je gaat toch niet als Tarzan heen en weer zwaaien? Waar zijn die ouders die
dat goed keuren? Straks ligt er een te water. Als ze maar niet denken dat ik
dan dat kind uit het water haal.’ ‘Dat doe je wel schat.’ ‘Nou ja, maar ik
bedoel maar. Je kunt er gewoon op wachten dat het verkeerd gaat.’
In de
tussentijd zijn Rune en Nisse bij de slingerende kinderen gaan staan. De
kinderen beginnen direct enthousiast te praten, maar het Zweeds van Rune en
Nisse is nog niet zo heel goed. Als 1 van de Zweedse kinderen een uiteinde van
de boom aan Nisse geeft, en bemoedigend knikt, pakt hij de tak aan, neemt een
aanloopje, zet zich met zijn voeten af en slingert vrolijk tussen de andere kinderen
heen en weer. Over het water, over het land, over het water, over het land.
Rune staat inmiddels ook te springen en
ook hij krijgt een tak aangereikt. Samen met de andere kinderen gaat het:
slinger over land, over het water, over land, over water, over land, over PLONS! Rune kon zich niet helemaal goed
meer vasthouden en de tak is uit zijn handen gegleden precies op het moment dat
hij boven het water zwaaide. ‘Zie je wel! Wat heb ik gezegd? Daar ligt de
eerste. En zie jij een ouder die aanstalten maakt om richting het water te gaan
om hun kind er uit te vissen? Ik niet.’
Tegelijkertijd is Nisse zo geschrokken dat
zijn broertje die in het water ligt, zonder zwemdiploma, dat hij na een slinger
over land, ook de tak loslaat en naast Rune in het water terecht komt. Hij
grijpt de kraag van Rune en probeert naar de kant te komen, maar dat gaat nog
niet zo makkelijk. Zelf heeft hij nog maar sinds een maand zijn zwemdiploma en
niemand heeft hem geleerd hoe je drijfnatte broertjes uit koud water moet
halen. ‘En daar ging nummer twee! Schandalig. Je hebt nog gelijk ook. Ik ga
kijken of ik de kinderen kan helpen.’ Mamma staat op, pappa staat op, en er
komen her en der nog meer ouders in beweging. Alsof er een startschot is
gegeven voor een hardloopwedstrijd bewegen opeens van alle kanten grote mensen
naar de waterkant.
Dan geeft
mamma een harde gil van schrik, want daar in het midden van de vijver, drijven
haar twee jongens. Haar jongens die net nog onschuldig tikkertje aan het spelen
waren. ‘Haal ze er uit!’ roept mamma tegen pappa. ‘Waarom ik?’ Vraagt hij, maar
als hij naar het boze gezicht van mamma kijkt, stapt hij van de kant af zo het
water in. Met twee stappen en met een zwemslag is hij bij de jongens, grijpt ze
allebei bij een arm en loopt terug naar de kant. Van alle kanten staan er nu
moeders met handdoeken klaar om de ergste nattigheid af te drogen.
Rune, Nisse en
pappa staan druipend op de kant te midden van een hele schare lachende mensen.
Iedereen is opgelucht dat het zo goed afgelopen is, behalve mamma. Mamma is
boos. Boos omdat uitgerekend haar kinderen zo nodig in de vijver van de koning
moesten vallen. ‘Het kan werkelijk ook nooit eens 1 dag gewoon saai zijn in dit
gezin.’