dinsdag 7 november 2017

Achtbaan

‘Waar is jouw gips?’ ’ Ik heb geen gips.’ ‘Waarom heb jij dan je arm in een doek voor gips?’ ‘Omdat je ook zonder gips pijn kunt hebben in je arm.’ ‘Met gips heb je géén pijn meer. Ik denk dat je niets hebt. Wat heb je?’ ‘Een pijnlijke schouder.’ (En zweet druppelend tussen mijn schouderbladen, maar dat ga ik deze bijdehante kleuters niet vertellen) ‘Waaaaarom heb je dan een gipsen arm?’ ‘Ik heb geen gipsen arm.’ ‘Maar wel de doek voor een gipsen arm! Waar zit jouw gips?’ ‘Ik hoef geen gips. Ik heb een schouder die telkens uit de kom schiet.’ ‘Wauw!’ Roept de jongen die mijn verhaal ernstig in twijfel trekt. ‘Laat zien! Laat zien!! Kun jij die band daar lek schieten? Van die blauwe fiets. Die is van mij. ‘

‘Nee, ik kan geen banden lek schieten, mijn schouder schiet uit de kom. Kijk, dit is je schouder en je arm hangt daar aan vast met allemaal spieren. (De rest van de anatomie laat ik voor wat het is) En bij mij gaat mijn arm los van mijn schouder.’ ‘Ieeeeee!’ Roepen de meisjes. De jongen trekt zijn arm snel onder mijn hand vandaan. ‘Gatver! En plakt jouw mamma dan een pleister?’ ‘Nee, geen pleister. De dokter gaat mijn schouder oper.. gaat een pleister plakken op mijn schouder.’

‘Jij bent net een draak.’ Het jongetje met het hoogste woord, hangt inmiddels alweer ondersteboven in de iglo op het schoolplein. Ver buiten mijn bereik, zodat ik zijn arm niet ook als schiettuig kan gebruiken.  ‘Een vuurspuwende draak. Je hebt een rode trui en een rood hoofd.’ ‘Jij ook’ zeg ik. ‘Je hangt ondersteboven.’ ‘Wil jij ook? Het is heel leuk, want je ziet de wolken op hun kop langs rijden. Probeer het maar.’ Jongen staat weer met zijn benen op de grond. ‘Nee, dat durf ik niet.’ ‘Durf jij dat geeneens?’ Drie meisjes hangen giechelend ondersteboven om te laten zien dat het niet eng is. ‘Nee, dat durf ik niet. Ik durf ook niet in een achtbaan.’ ‘Echt wel!’ Roept het jongetje. ‘Ik ging in een drakenachtbaan en die spoot ook vuur en ik ging een looping maken en toen nog een keer op mijn kop, echt niets engs aan.’

‘Ik ging 1 keer in een achtbaan’ vertel ik verder. Met mijn kinderen. ‘En ik dacht echt dat ik doo.. door een brandende hoepel vloog en toen begon ik te huilen.’ Kleuterkinderen lachen hardop om zoveel dommigheid. ‘Een brandende hoepel in een achtbaan, die hebben we nog nooit gezien. Moest jij echt huilen?’ ‘Ja, ik kwam er huilend uit. En mijn kinderen schaamden zich heel erg voor mij.’ ‘Ik niet, ik kom echt nooit huilend uit een achtbaan, zelfs niet toen ik in die looping ging. Er was wel een eng spookhuis met skeletten enzo, die was wel een beetje eng, maar huilen doe ik niet hoor. Ook niet toen ik mijn arm brak, ik had wél echt gips, want ik viel van een podium tijdens het zingen en nu durf ik alles.’ De meisjes knikken. Ik twijfel geen moment aan zijn woorden.

‘Nog twee nachtjes slapen en dan zijn er lichtjes op school. Met limonade. Kom jij dan ook? Of ben je dan ook bang? Het is namelijk heel donker in school, maar wel gezellig, we krijgen limonade. Lust jij limonade?’ 1 meisje staat op. ‘Ik kom donderdag niet. Mijn moeder vind het namelijk maar stom, dus ik ga geen lichtjes kijken en  geen limonade drinken.’ ‘En ik ben nog nooit in een achtbaan geweest’ vertelt een meisje die rustig heeft geluisterd, maar nog niets heeft gezegd. ‘Mijn pappa en mamma hebben namelijk helemaal geen centjes om naar een achtbaan te gaan. Ik kom wel naar lichtjesavond.’ Alle kinderen zijn stil en proberen hier iets mee te doen. ‘Kom jij dan naar mij?’ Vraagt het jongetje die nergens bang voor is. ‘Dan krijg je van mij limonade op lichtjesavond.’ ‘En van mij krijgen jullie allemaal een koekje. Tot donderdag jongens.’


Bij mijn fiets draai ik me om. Het meisje hangt samen met de jongen ondersteboven in de iglo, het jongetje wijst de mooiste wolken aan. Net alsof ze samen in een achtbaan zitten.