woensdag 30 september 2015

Dikbillenkeuring.


Als de eerste zonnestralen door de gordijnen schijnen, springt Rune naast zijn bed. Vandaag is het een bijzondere dag. Hij mag met pappa mee naar een landbouwdag. Rune is gek op oude tractors en op van die hele mooie oude machines die soms nog echt werken. Het allermooiste vindt hij de wastobbes. Teilen met water met een soort rasp waar de dames lakens op schoon boenen. En dan staan de heren er naast met een ketel waarin ze water stoken. Ouderwetse wasmachine.

Vandaag gaat het echter niet zo zeer om de oude werktuigen heeft pappa gezegd. Vandaag gaan ze naar de dikbillen keuring. Pappa wil een dikbil aanschaffen. Rune snapt daar helemaal niets van, want dikke billen zijn helemaal niet mooi. Die blubberen. Dat weet Rune omdat bij het zwemmeertje altijd wel een paar dames met hele dikke billen zitten. Dat is prima. Zolang ze blijven zitten, maar soms willen ze ook zomaar gaan zwemmen. Dan hijsen ze zichzelf omhoog en lopen richting het meer. En die billen zwiepen van links naar rechts met ze mee. Onder het badpak uit. En aan de zijkanten. Eigenlijk komen die dikke billen van alle kanten onder het badpak vandaan. En dat ziet er echt heel raar uit. Vreemd, heel vreemd dat pappa nu dus een dikbil wil. En nog vreemder om die dikbil mevrouw te kopen op een landbouwdag. Maar pappa’s en mamma’s zijn wel vaker niet te volgen. Het belangrijkste is dat hij mee mag. Een dag niet naar school, maar mee naar de grote stad.

In de stad is het al heel erg druk. Rune moet dicht bij pappa blijven, maar dat is best heel moeilijk. Pappa loopt eerst naast hem, maar al snel loopt pappa een stukje voorop. Rune botst tegen benen, tegen kramen, tegen kinderwagens en dan opeens is hij pappa kwijt. Rune laat zich uit de mensenmassa duwen en gaat tegen de gevel van een huis staan. ‘Wat doe jij hier?’ Vraagt een jongen die 3 koppen groter is aan Rune. ‘Ik mocht met pappa mee om een dikbil te kopen, maar ik ben hem al kwijt.’ ‘Een dikbil hé? Weet je al wat voor 1?’ ‘Nee, maar ik hoop dat ze wel een beetje lief is.’ ‘Lief? Hoezo lief? Waarom zou een dikbil lief moeten zijn?’ ‘Bij het zwemmeer lopen er altijd wel een paar rond. Ik vind het een heel gek gezicht, maar ze hebben wel altijd vrolijke ogen, ze lachen altijd zo hartelijk. Maar stel dat pappa een dikbil uitzoekt die ook nog eens heel boos is, dan denk ik dat ik een beetje bang voor haar ga zijn.’

De jongen denkt na. En er verschijnt een grote gemene grijns op zijn gezicht. ‘Dus jullie gaan een dikbil kopen? Maar dan een die lief is. Ik kan je wel helpen. Weet je hoe je moet keuren of ze wel lief is?’ ‘Nee, geen idee. Dat heeft pappa nog niet verteld. Hij liep eerst naast me en toen voor me en daarna zag ik hem niet meer. Hij heeft nog niets uit kunnen leggen.’ ‘Ik zal je helpen. Een dikbil keur je door tegen de billen aan te slaan. Je gaat achter haar lopen en dan vanuit het niets geef je haar een pets tegen haar billen. Als ze lief is, draait ze zich om en geeft je met haar ene hand een kneepje in je wang en met haar andere hand een snoepje.’ ‘En als ze niet lief is?’ ‘Dan moet je zo snel mogelijk weg zien te komen. Dan draait ze zich spiedend met gemene ogen om en kijkt ze om zich heen. Als je niet snel genoeg weg komt, heb je geen snoepje maar een draai om je oren. Het luistert dus allemaal erg nauw. Denk je dat je het aandurft? Eigenlijk ben je nog wel een klein beetje jong om mee te gaan keuren.’ Rune vindt het diep in zijn hart doodeng, maar dat durft hij natuurlijk niet te zeggen tegen deze grote jongen die hem zo goed heeft geholpen. Hij moet vooral niet denken dat ik bang ben. Rune knikt. Eerst voorzichtig, maar dan steeds overtuigender. ‘Ik durf het aan! Ik ga pappa helpen met het keuren van de dikbillen!’ Rune springt overeind, geeft de grote jongen een hand en gaat de menigte weer in. De jongen grijnst nog veel gemener. Hij klimt op een paar kratten zodat hij goed over de mensenmenigte heen kan kijken.

Ondertussen loopt pappa tussen de mensen door op zoek naar Rune. ‘Waar is die jongen nu toch? Als hij zich maar niet weer in de nesten heeft gewerkt. Ik had hem misschien nog een jaartje thuis moeten laten. Hoe kan ik nu dikbillen keuren als ik naar hem op zoek moet? Straks zijn alle mooie dikbillen al verkocht.’ Terwijl Rune’s vader op zoek is naar Rune en tegelijk met een schuin oog de keuringen volgt, loopt Rune voorzichtig door de rijen mensen. En dan opeens loopt hij achter een hele dikbillige mevrouw. Een mevrouw met een strohoed met linten en met prachtige grote bloemen op haar wapperende rokken. ‘Aha! Ik heb er 1.’Rune twijfelt heel even of hij wel moet gaan slaan, wat als deze mevrouw een boze dikbil dame is? Een met gemene ogen? Maar een dikbil dame met gebloemde rokken kan natuurlijk nooit een boze dikbildame zijn. Deze moet wel vriendelijk lachen met een snoepje in haar hand.

Rune staat even stil, zodat er een kleine ruimte ontstaat tussen hem en de dikbildame. Op het moment dat de mensen achter hem weer beginnen te duwen, zwaait hij zijn arm naar achter en met een grote zwaai weer naar voren. PATS! Op de billen van de dikbildame. Precies in het midden. ‘RAAK!’ Roept Rune trots. Hij heeft pappa goed geholpen. Even vergeet hij waar hij is en wat hij net heeft gedaan. Even maar. Echt, maar een ieniemienie eventjes. ‘Wat krijgen we nu?’ Krijst de dikbildame met de gebloemde rok, ze draait zich om, tuurt in de rondte, krijgt een trotse Rune in het vizier, grijpt hem bij zijn kraag en tilt hem in 1 beweging van de grond de lucht in. ‘Waar ben jij in hemelsnaam mee bezig? Mij een beetje op mijn billen slaan? Jij etterige, kleine dwerg, jij onopgevoede bengel, mij een beetje belachelijk maken, mij op mijn achterwerk slaan met je kleine knuisten, ik zal je, ik zal je uitleveren aan de agent, en dan beland je in het schavot, jij kleine klier!’

Terwijl de dikbildame steeds bozer wordt, kijkt Rune hulpeloos om zich heen. Aan de kant van de huizen ziet hij de grote jongen op een stapel kisten staan. Hij slaat op zijn knieën van het lachen. De tranen schieten bij Rune in zijn ogen, hij is er ingeluisd. En hij is er vol ingetrapt! Door de tranen ziet hij mensen verbaasd naar de boze dame kijken die een spartelend huilend jongetje in de lucht houdt. Door zijn tranen ziet hij ook de pet van pappa dichterbij komen. Pappa wringt zich door alle stilstaande mensen en pakt Rune uit de handen van de boze dikbildame. ‘Mijn excuses mevrouw, mijn zoontje bedoelde het vast niet verkeerd. Hij zag denk ik een mug op uw achterwerk, ik neem hem weer van u over.’ Pappa loopt met een huilende Rune snel weg van de mevrouw.


‘Waar was jij nu mee bezig? Een beetje dames op hun billen slaan, zo heb ik je toch niet opgevoed?’’Ik wilde u alleen maar helpen met het keuren van de dikbillen, zodat we een aardige mee naar huis konden nemen. En die grote jongen zei dat ik dan hard op hun billen moest slaan en als het een goede dikbildame was, ik een snoepje zou krijgen uit haar ene hand en een kneepje in mijn wang met haar andere hand.’ 'Lieve, lieve Rune, met een dikbil bedoel ik die dikbillen.’ Pappa wijst naar een rij koeien met enorme achterwerken. ‘Dat zijn de dikbillen die ik mee naar huis wil nemen. Kom, we kunnen nog wel een mooi stel kopen, maar dan moet je wel beloven dat je heel dicht bij me blijft.’ En dat doet Rune. Hij geniet van de koeien, van de tractoren, van de oude ambachten en van het ijsje dat hij krijgt, maar hij geniet vooral van de reis terug naar huis. Weg van de boze dikbilmevrouw en weg van de grote jongen. ‘Volgend jaar ga ik liever gewoon naar school.’ Rune doet zijn ogen dicht en valt in slaap. Pappa rijdt met een vrolijke grijns op zijn gezicht verder. 'Je beleeft ook altijd wat met die kinderen van ons.'


dinsdag 29 september 2015

Eigen identiteit.


Mam, waar gaat u over schrijven? Geen idee. Hoewel, mijn hoofd duizelt van de ideeën, maar de tijd om achter de computer te gaan zitten en om die verhaallijnen uit te werken ontbreekt me. De klok tikt onverbiddelijk door en de uren schieten voorbij. Geen tijd om me eens in te lezen in de pest of om me te verdiepen in dat mysterische eiland voor de Zweedse kust waar het spookt. Echt spookt. Dus niet spoken volgens N.icelodeon. Echte spoken, echte verhalen.

Zal ik gaan schrijven over mijn dochter met haar aparte stijl? Over de gekke kleuren in haar haren, over de jurken die ze draagt, over haar eigen identiteit die ze aan het ontdekken is? Een eigen identiteit die niet de mijne is, maar zolang ze geen ringen door haar neus boort, mag ze van mij met geel haar naar school, of met paars, mag ze een zwarte jurk aan op een zomerse zonnige dag. Mag ze GEEN naveltruitjes aan. Net zo makkelijk trekt ze haar pantoffels aan op school. Ze doet niemand kwaad. Prima dus. Kinderen moeten op de een of andere manier zichzelf kunnen zijn. Kunnen ontdekken wie ze nu eigenlijk zelf zijn. Niet met de kudde meelopen. Zolang ze niemand kwaad doen dus.  Maar waar trek je de grens? Wanneer grijp je in? Is dat als ze met geel haar in de klas zit en er een spreekkoor ontstaat over geelkapje en ze omringd wordt door 3 jongens die het heel grappig vinden om dreigend en zingend om je dochter te gaan staan? Je eigen identiteit ontdekken is helemaal zo makkelijk niet. Het lijkt het echte leven wel. Met vallen en opstaan leer je. En soms val je heel hard en moet je een fiks stuk klimmen. Dochter heeft vandaag geleerd dat haar klasgenoten nog niet klaar zijn voor haar eigen identiteit. En ik zet straks de shampoo alvast klaar. Kan ze tussen de middag lekker douchen. En dan is ze vanmiddag gewoon weer even mijn eigen kleine prinsesje.


Dan ga ik me nu inlezen in de pest. En dan spreken u en ik nu af dat ik weer vaker ga schrijven. Omdat schrijven nu eenmaal bij mijn identiteit hoort, zoals geel haar en zwarte jurken bij mijn dochter.


maandag 7 september 2015

Operatie

Vorig jaar kreeg de pappa van ons gezin een ongeluk. Sommigen van u weten dat nog. Hij vond het handig om achterwaarts van een bouwtrap af te donderen om recht op een betonnen vloer te klappen. (Er brak een kabel in het plafond waar hij aan hing en daardoor zwiepte hij achterover naar beneden.) Een aantal botten in zijn lichaam vonden dat geen topactie en versplinterden als luciferhoutjes. Geluk bij een ongeluk: het gebeurde in een kerk. Alle aanwezige engelen zaten op zijn schouder en zo bleef de schade nog enigszins beperkt tot een gebroken rechterarm, een verbrijzelde linkerpols én hand en hele beurse ruggenwervels.

Pappa werd geopereerd en een zeer kundig chirurg plaatste een halve meccano doos in het lichaam van hem die gevallen was. Onze jongste vond dat een superidee, hij had vanaf dat moment een robotpappa! Eén die lasers kon schieten met zijn vingertoppen. En als je met een ijzerdetector langs pappa liep, gingen alle alarmbellen af. Jongste zoon genoot, maar pappa gaandeweg steeds minder. Want hij kon zijn pols niet meer draaien, had amper gevoel in zijn vingers en zijn hand werd met de dag een stukje stijver. Dat zijn middelvinger in een vreemde kromme positie was blijven staan, zorgde voor hilariteit onder de gezinsleden, maar tot ongekende ergernis bij pappa.

Dus liepen wij vanmorgen weer richting het ziekenhuis. De ijzerwarenfabriek moest worden verwijderd in een poging om de flexibiliteit in pappa’s hand weer terug te laten keren. Vlak voor het ziekenhuis hoorde ik opeens een liedje in mijn oren: ‘Vanavond mag ik koningin zijn van een lalallalaloopsieland’, (Sorry K3, ik heb nooit goed opgelet tijdens de uitvoeringen van dochter en haar vader) ‘Hebben ze hier tegenwoordig muziek buiten? Wat grappig, ga je toch anders naar zo’n saai gebouw kijken’. Pappa gaf geen antwoord. Hij was te druk met zingen over een suikerspin aan een boom en over  lalaloopsieland. Hij maakte er zelfs een bijpassend dansje bij. Ik ging snel een stuk achter hem lopen. Een heel stuk om precies te zijn. Mensen konden eens gaan denken dat wij samen waren!

Binnen mag je je aanmelden bij de opnameafdeling. Of we even willen wachten in de wachtkamer. Daar zullen we worden opgehaald. Pappa leest de krant tot het moment dat zijn naam wordt omgeroepen, hij staat op en loopt achter de lieftallige dame aan. Hij vergeet zijn stoel aan te schuiven, vergeet zijn krant weg te bergen en vergeet vooral zijn vrouw mee te nemen. Daar ga je dan weer met je goede fatsoen. Krant in de tas, stoelen netjes aanschuiven en op een draf achter echtgenoot aan die als een mak schaap achter zuster aan loopt. Weg zijn danspassen en weg is K3.

Pappa mag zich omkleden en een schattig blauw operatieshirt aantrekken. Kleurt goed bij zijn ogen. Pappa trekt ook een bijpassende onderbroek aan. Orders van zijn vrouw. Liggend in het bed herhaalt zuster allerhande vragen. Maar diezelfde zuster heeft onze autipappa net ook een kastje gegeven. Om zijn bed te bedienen. En dat was niet handig. Je geeft technische autipappa eerst een technisch speelgoedje met stekker en daarna ga je vragen stellen over geboortedatum, medicijngebruik, ontslagprocedure en pijlen die op te opereren ledematen gezet moeten worden. Technische autipappa heeft belangrijker zaken aan zijn hoofd: Hoe kun je bedieningskastje vereenvoudigen?

En dat er aan het plafond een spiegel hangt waarin je jezelf kunt zien als je uiteindelijk naar de operatiekamer gereden wordt, is ook zeer grappig. Vinden pappa, zuster en broeder. Ik ben uiteraard de enige chagrijn in de groep die de grap niet inziet van een naar zichzelf zwaaiende pappa die in blauw operatiehemd door de gangen van het ziekenhuis rolt. Ik gooi zijn vreemde gedrag op de medicijnen.


Om dit verhaal een stuk in te korten halen we hem aan het einde van de middag weer op. Dat zijn arm op het bed blijft liggen terwijl hij al naast het bed staat en dat hij daarmee bijna zijn arm nog een keer breekt mag de pret niet drukken. Hij mag naar huis. Met roze vingers. De artsen vonden zijn liedjes over de koningin van lalaloopsieland klaarblijkelijk zo gezellig dat ze zijn vingers een bijpassend kleurtje hebben gegeven.