zondag 27 augustus 2017

Hoofdstuk 2. Ontmoeting.

Het is warm. Zo warm dat het ijs smelt voor het uit de vriezer is. Zo warm, dat de muggen niet eens willen vliegen. Zo warm dat je niet eens hoeft te douchen om nat te worden. Niet dat er gedoucht kan worden, want dat is het nieuwe klusproject van pappa. De douche. Na het voorval met de douchestang heeft er een paar weken een gapend gat gezeten in de buitenmuur. Niet dat het pappa veel kon schelen, maar mamma wel. Ze ging pas douchen, als er zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde een handdoek voor het gat gehangen werd. Pappa geloofde het wel. Alle tijd, we hebben alle tijd voor de winter invalt. Maar toen pappa ’s ochtends rustig de krant zat te lezen op het toilet en van buitenaf nat werd gespoten met waterpistooltjes was ook bij pappa de maat vol. ‘Oké, oké. We gaan de douche verbouwen.’

Rune en Nisse zitten in de tuin en kijken naar Julia die in haar badpak rondjes om ze loopt. ‘Kom nou mee zwemmen, het water is hartstikke lekker. Kom nou!’ ‘Dag! Er zwemmen vissen en er woont een eend. Niet zo maar een eend, maar een mega eend en iedere keer als wij aankomen, komt hij op ons afgewaggeld. Pikt dat beest in mijn voeten. Dank je de koekoek. Ik ga daar niet meer zwemmen.’ ‘Maar het is zo warm, ik hou de eend wel in de gaten.’

Op dat moment komen de nieuwe buurkinderen hun huis uit, ze lopen de tuin in en kijken even naar het blauwe huis. Als ze Rune, Julia en Nisse zien, kijken ze snel de andere kant op. Julia zwaait vrolijk en roept: ‘gaan jullie ook zwemmen? Het water is heerlijk. Kunnen jullie zwemmen?’ De nieuwe kinderen draaien zich weer om en knikken. ‘Ja, we kunnen zwemmen. Waar kan dat?’ ‘Hier vlakbij, aan de andere kant van het spoor, daar loop je het bos in en daar is het mooiste zwemplekje in de omgeving. Met een picknickbank.’’En een valse eend.’Roept Nisse. ‘Een valse wat?’’Eend!’ ‘Valt wel mee hoor, maar hij denkt altijd dat je eten mee hebt en dan pikt hij je. Gaan jullie mee?’ De buurkinderen draaien zich om en lopen zonder verder iets te zeggen hun huis weer binnen. Julia haalt haar schouders op. ‘Dan niet. Dan ga ik wel alleen.’’Dat mag niet van pappa en mamma. Ook hier lopen misschien wel vreemde vogels in het bos.’’Klopt.’Zegt Julia. ‘Een vreemde eend.’

Als Julia net de bocht om is en Rune en Nisse niet zo goed weten wat ze moeten doen, komen de nieuwe buurkinderen weer naar buiten. Met zwemkleding, slippers, handdoeken en twee enorme opgeblazen banden. ‘Waar is dat meisje? En waar zijn jullie zwemspullen?’ Rune en Nisse springen uit hun stoel en rennen naar binnen. ‘Wacht heel even!’Roept Rune naar de kinderen. Snel pakken ze hun zwemkleding en rennen weer naar buiten. ‘Kom, we gaan via de korte route.’Rune en Nisse rennen naar het veld van Tobbe. De nieuwe kinderen rennen achter ze aan.

Net over het spoor zien ze Julia lopen. Met ferme stappen loopt ze richting de bosrand. ‘Julia! Wacht op ons, we komen er aan.’ Julia staat stil en kijkt achterom. Ze ziet haar broers aan komen rennen met hun handen vol zwemspullen. Daarachter lopen de nieuwe kinderen. Ze slepen twee enorme banden mee en hebben een rood hoofd van inspanning. ‘Gezellig. Het gaat heel gezellig worden.’


Bij het meer zitten de kinderen alle 5 op de picknickbank. ‘Wat bedoelden jullie met: nee, niet weer  buitenlanders? Hebben jullie een hekel aan donkere mensen?’ Nisse wordt rood. ‘Nee, nee. Helemaal niet. Ik zag jullie kleur niet eens echt, maar de huizen in onze straat worden allemaal verkocht aan buitenlanders. De beide huizen naast jullie zijn verkocht aan Duitse families, aan de andere kant van Tobbes veld woont een Kunstenares uit Italië en aan de andere kant van het spoor wonen een man en een vrouw uit Rusland. Nou ja, ze wonen er nooit, maar ze hebben het huis gekocht. Alle huizen gaan naar Buitenlandse mensen die het enig vinden om een vakantie huisje te hebben in Zweden. En dan komen ze misschien 3 weken in het jaar langs. Verder staat alles het hele jaar leeg. Ik dacht dat jullie ook vakantiegangers waren die dan over een paar weken weer weg zouden gaan. Sorry.’ ‘Oké. Ik ben trouwens Siem en dit is mijn zusje Sarah.’ Terwijl de eend van een afstandje toekijkt, stellen de kinderen zich aan elkaar voor. ‘Welkom in Tallekullen.’Zegt Nisse plechtig als oudste van het stel. En dan is het tijd om in het water te springen. Misschien gaan we deze vakantie toch nog wat beleven.

zaterdag 26 augustus 2017

Hoofdstuk 1. Nieuwe buren.

Rune Julia en Nisse hebben vakantie. Grote vakantie en ze gaan nergens naartoe. Pappa en mamma gaan namelijk verbouwen. Anders komen ze de winter niet door. Het huis dat ze gekocht hebben is oud. Vreselijk oud. Er zitten kieren in vloer en gaten in het dak. Dan hebben we nog antiek behang, een plastic vloer met dito muren in de badkamer en een keukenkraan die met liefde behandeld wilt worden. Als je iets te hard draait, heb je de hele kraan in je handen, met een gedeelte van het keukenblad. ‘De maat is vol!,  Riep pappa mopperend op een ochtend vlak voor de vakantie terwijl hij met een hoofd vol schuim uit de badkamer kwam gelopen, over zijn schouders hing het gordijn. De douchestang en een gedeelte van de buitenmuur sleepte achter hem aan, mamma sloeg van schrik haar handen voor haar mond, de kinderen moesten lachen om de druipende, mopperende pappa. Heel hard lachen.

Maar nu vervelen ze zich. In het dorp wonen wel andere kinderen, maar die zijn allemaal weg. Het gerucht gaat dat er in het leegstaande huis van de familie Jacobsson wel nieuwe mensen komen wonen. Ergens in deze vakantie, maar niemand weet wanneer. Waarschijnlijk is het zo’n gerucht als er nu eenmaal geruchten zijn in een dorp. Iemand hoort iets van een ander die iets gezien heeft wat een ander gedaan heeft. ‘Niets van waar’ bromt pappa dan altijd. ‘Wat zeg je?’ Vragen de buren dan. ‘Ik zei: O ja?!’liegt pappa dan terug met een knipoog naar de kinderen.  Pappa liegt nooit zegt hij, ‘ik verdraai alleen de waarheid soms een beetje.’

Nisse komt net naar buiten met drie sandwich ijsjes als er een verhuisauto het weggetje in draait waar hun huis staat. Hij gooit een ijsje naar zijn broer, 1 naar zijn zus en gaat naast ze zitten. Hun voeten bungelen over de rand. ‘Het ziet er inderdaad naar uit dat we nieuwe buren krijgen. Ben benieuwd of er ook kinderen zijn.’

De verhuisauto rijdt helemaal naar het einde van de straat en stopt dan precies voor de deur van het huis van Jacobsson. Er stapt 1 grote kale man uit. ‘Hallo.’zegt hij, ‘mooi weer vandaag.’ Volwassenen kunnen nooit iets anders zeggen dan: mooi weer vandaag, wat een weer vandaag, het regent weer eens vandaag, gaat de zon nu ook schijnen vandaag? Rune knikt. ‘Ja, meneer. Mooi weer vandaag.’De man kijkt naar de kinderen en loopt dan naar de achterzijde van de auto om de deuren open te doen.

Rune, Julia en Nisse draaien hun lichaam zo ver als ze kunnen zonder van de veranda af te vallen. ‘Zie jij kinderspeelgoed?’ ‘Ik zie wel een kinderfiets.’ ‘Welke kleur?’ ‘Roze.’ ‘Bummer.’ Zegt Nisse. ‘En een groene! Ik zie ook een groene!’ ‘Mooi. Eindelijk ook een jongen in de straat.’ ‘He! Ik woon hier toch ook!’ Zegt Rune verontwaardigd. ‘Jij bent geen jongen, jij bent mijn broertje.’ Rune geeft zijn grote broer een por en wil snel van de veranda afspringen als er nog een auto de straat in rijdt. Ze houden hun adem in. Dat zullen ze zijn. Daar zitten ze in.

Uit de auto stapt een man. Een donkere man. En aan de andere kant stapt een vrouw uit. Een donkere vrouw. ‘Het zijn buitenlanders, het zijn helemaal geen Zweden, we krijgen weer buitenlanders in de buurt, alle huizen worden verkocht aan buitenlanders, zodat we hier in de winter helemaal alleen zitten.’ ‘Nee hoor, zegt de vrouw, we zijn geen buitenlanders. We hebben alleen een kleurtje. Siem en Sarah, komen jullie kennis maken met de buurkinderen?’


Nisse heeft een kleur op zijn gezicht als hij op de buren afloopt. ‘Sorry, ik bedoelde er niets mee, maar in alle huizen in deze straat wonen alleen vakantiemensen.’  Op het moment dat de nieuwe buurvrouw hem een hand geeft, horen ze pappa schreeuwen. ‘De trap! Mens in hemelsnaam, houdt de trap vast!’Gevolgd door een oerkreet, een paar scheldwoorden en een schaterende lach van mamma. Mamma komt naar buiten gerend. ‘Jullie zouden nu eigenlijk jullie vader eens moeten zie…. O hallo, ik ben Anna’ Ze schudt de buurman de hand die verbijsterd naar mamma kijkt en dan naar zijn hand waar een klodder behangplaksel vanaf glijdt. En dan bent u de nieuwe buurvrouw, ik ben dus Anna. Ook de nieuwe buurvrouw ontkomt niet aan de schuddende hand van mamma. En ook bij de buurvrouw plakt een klodder behangsel aan haar hand. Net als Rune, Julia en Nisse denken dat de eerste kennismaking niet slechter kan, komt pappa scheldend naar buiten lopen. Over hem hangt een hele baan behang. De klonten lijm plakken op zijn gezicht en zijn bril hangt scheef over zijn oren. ‘Nou, en dit is dus onze vader.’ Rune wijst naar zijn vader en loopt met hangende schouders naar binnen.  ‘Je kunt nooit meer een eerste indruk maken.’