donderdag 31 januari 2013

Tapas.

We gaan tapas eten vanavond. Gewoon bij 1 van mijn tantes. Niet in een restaurant. Gewoon zelf tapas maken en meenemen. Voor iedereen 1 tapas. Of was het voor iedereen 6 tapas? Of moest je 6 mensen meenemen met ook ieder 6 tapas. Verwarring alom. Kwam door mij. Als we alle 6 namelijk 1 tapas meenemen, heb je dus 6 tapas. Beetje weinig vind u ook niet. Ik wel. Ik hou erg van eten. Dus ik zette Ben aan het werk en ik zette de kinderen aan het werk en nam mee: Zweedse zalmrolletjes en Noorse appeltaartjes. En zelf nam ik dan wel mijn goede humeur mee. Maar ik werd toch een beetje aangestoken door dat hele tapas gebeuren. Ik zou toch ook wel iets kunnen maken? Gewoon zelf? Voor mijn verjaardag kreeg ik een tapas maak boekje voor dummies. Appeltje eitje dus. Tapas voor dummies. Tapas voor mij.

Ik begon met de gazpacho. Mooie rode substantie op de foto. Gezellig in een glaasje en dan een stuk karton erin. Stuk karton heet met een luxe woord: serranochips. Voor in de oven. Dat kan ik. Koken uit de oven vind ik erg leuk. Gewoon alle ingrediënten die je in huis hebt in een ovenschotel, in de oven. Lekker eten. Maar nu gingen alleen de serranoplakjes in de oven. Loeidure ham die je vervolgens uitdroogt. Heeft dat beest dus voor niets lekkere malse billen gekweekt op de bergweiden van Oostenrijk. Of in de pruttige klei van West-Friesland. Maar we denken het beest liefdevol in een romantische omgeving. Dat zit zo: ik ben normaal niet zo van de romantische, maar nu ben ik verliefd. *Zucht*

De tomaten moest ik teder onderdompelen; ontschillen en in de keukenmachine doen. Nu had ik die hele keukenmachine dus nog nooit van mijn en zijn hele leven gebruikt, dus dat was ook wel spannend. Komkommer, rode paprika. Rode paprika. Die had ik net aan Niels gegeven. Groene dus. Spaanse peper. Spaanse peper? Oeps. Gister door de nasi gegaan. Ik heb nog wel een potje peper. Zal ook wel goed zijn. Alles in de machine en blenderen maar. Ik heb nu groene soep ipv rode en de peper is een beetje overheersend. Geeft niets. Ik neem het gewoon mee, serveer het in mooie glaasjes, met dat stukje kartonnen ham en dan is het tafelversiering. Moeten we per slot van rekening ook hebben.

Ik bladerde verder, had de smaak te pakken en kwam uit bij de gevulde uitjes. Uitjes schillen, in een bouillon 20 minuten gaar laten koken en dan het binnenste eruit lepelen en mengen met roomkaas. Nou, ik geef het u te doen. Heeft u ooit geprobeerd om het binnenste van een ui uit te lepelen? Niet te doen! Ik besloot de uien na enige mislukte uitlepelpogingen gewoon in zijn geheel in de machine te doen en te mengen met de roomkaas. Nu had ik dus een hele mooie uienvulling, maar wat moest ik daar dan mee vullen? Geen idee. Paprika? Zaten dus in Niels en in de groene soep. In de resterende tomaten? Grillen in de oven en dan uienmengsel erin? Ook dit gerecht neem ik mee. Zet ik het in een schaaltje op de verwarming. Om de vieze geurtjes van de frituur te verdrijven. Zal mijn tante vast heel blij met me zijn. Of gaat het huis dan onwelriekend ruiken naar ui? Naar heel veel ui?

De appeltaartjes maak ik toch maar zelf, want Niels zit op school. Staat een beetje vreemd als ik hem thuis houd omdat hij voor zijn moeder Noorse taartjes moet bakken. Voor ik aan de slag ging las ik bij Trudy op haar blog dat ze een banaan door haar appeltaart had gedaan. En laat ik nu ook een banaan in huis hebben!! En cashewnoten. Ook gezond. Fijn geslagen met een deegroller en hup in het mengsel. De appel was een beetje zuur en de banaan neutraliseerde het geheel. Ze staan nu in de oven. 6 hartjes. Omdat ik dus verliefd ben. *Zucht* En nog een paar kleine vormpjes voor de kinderen voor vanavond. Want mamma gaat wel lekker uit eten, maar de kinderen willen ook wel een feestje. Bij ons is het eigenlijk altijd feest. Er gebeurt zoveel in ons gezin, ook nu weer, en dan moet je zelf de slingers ophangen om het leven nog een beetje leuk te laten zijn. Voor jezelf, maar zeker ook voor de kinderen. Ik ben heel benieuwd vanavond.



En als ik morgen of overmorgen niet reageer op uw blogs, dan heb ik toch ergens een regel van de repten gemist en lig ik gezellig ziek te zijn. En voor mijn tantes en mijn nichtjes die vanavond ook aanschuiven: ik snap het best hoor als jullie mijn groene soep met kartonnen chips gewoon laten staan en de uien op de vensterbank proberen te verdringen. Blijven we evengoed gewoon goede vrienden. En gaan we volgende keer gewoon weer naar dat leuke restaurant.


zaterdag 26 januari 2013

Mexicaan.

Het is mijn verjaardag en de dag loopt totaal anders als van te voren bedacht. Pappa moet namelijk vanaf vandaag opeens weer een aantal weken aan het werk. Lekkere timing. Maar wat niet anders kan, dat kan niet anders. Ik zal eerlijk toegeven dat ik wel een beetje gespannen ben. Hoe gaat het de komende weken allemaal lopen? Geen idee. Dus we gaan gewoon dag voor dag afstrepen. We zien wel waar we uitkomen en hoe we uitkomen.

Maar goed. Mijn verjaardag dus. 37 jaar en voor het eerst voel ik me oud. Kan ook te maken hebben met mijn nog steeds haperende lichaam. Mijn lichaam die niet zo goed op schaatsen durft te staan, die lopend naar de supermarkt gaat, want fietsen door de sneeuw? Heb ik dat tot vorig jaar gewoon gedaan? 37 jaar en voor het eerst oud. De dag begint dus hectisch, met twee zieke kinderen, een derde die naar logopedie moet en een pappa die naar de zaak gaat. 9.15 kind nummer 3 zit op school, twee kinderen in de auto lekker onder dekens en ik besluit even iets recht te zetten. Even maar. Paar minuutjes. Duren iets langer vandaag. We zijn helemaal niet boos en weten heus wel wat we aan de ander hebben. Cryptisch? Ja, voor u waarschijnlijk wel, maar ik ga vrolijk naar buiten. Mijn dag is weer gemaakt. Soms kan er iets tussen mensen in staan en dan heb je een steen in je maag. Er sluimert iets wat de wereld uit moet. Praten mensen! Gewoon de stoute schoenen aan en praat met de ander. Komt alles goed. Nu ook. We waren dus helemaal niet boos.

De high tea voor half vier verschuif ik naar de lunch. Lekkere hapjes op tafel en 3 stralende kinderen. Mogen we gewoon nog een mini moorkop? Mogen we nog een bladerdeeg hapje? Mogen we gewoon alles wat we lekker vinden? Ja, dat mag vandaag dus allemaal. Kinderen genieten. Ik ook. Mijn dag is gemaakt. Ik zit hier aan tafel met de allergrootste cadeautjes. Cadeautjes die ondanks hun koorts, de hapjes te lijf gaan.

's Avonds toch uit eten, met de kinderen naar de Mexicaan. pappa gaat niet mee. Kan niet weg. Geeft niets. Ik red me wel. Hoewel, op het laatste moment wil Finn toch niet mee. Hij wil naar oma en in bad. Wil eigenlijk naar bed. Pakt zijn tas en dan belt pappa. Kan hij nog mee? Komt ie eraan. Alles kan vandaag. Pappa neemt de bus en komt via alle buitenwijken van het dorp bij oma aan. Wereldreis op het platteland.

Op naar de Mexicaan. We krijgen een tafel in de hoek op een verhoging. Apart van de rest van het restaurant. Speciaal verzoek. Zit je lekker rustig. Gekleurde pantoffels op tafel. Voor je vieze vingers. Of voor op schoot. Zijn servetten volgens de kinderen. Ze kijken hun ogen uit. Zijn hier lang niet geweest. Zien een zingende Mexicaan boven het hoofd van twee andere etende mensen. Schieten in de lach. Zien een dames beeld met een enorme buste achter mamma staan. "Dat is geen dame, dat is de complete bar!" Zien bedelaarpoppetje op rand staan. Bedelaar met mandjes. Altijd handig zo'n beeldje vindt mamma. Als je iets niet lekker vind, verstop je het in die mandjes.


Pappa krijgt zijn bitter lemon. Met een schijfje citroen. Pappa gaat met stokje schijfje te lijf. Creatieve bezigheidstherapie in restaurant. Sophie vraagt of je daar ook nog voor moet betalen. En of er geen kok is die dat schijfje even uit kon knijpen.

Even later krijgen we onze borden voorgeschoteld. Niels kijkt naar mijn bord en vraagt zich hardop af waarom er vleestomaten in een vegetarisch gerecht zitten. Sophie merkt op dat er bedorven tanden in haar sla zitten. Mamma verslikt zich bijna in eten en kijkt naar het bord van dochter. Mais. Sophie. Dat noemen we mais. We eten verder. Sophie is toch nog echt niet lekker en valt in slaap op de bank. Hoofd op mamma's benen.

Ondertussen leren we Niels hoe hij de aandacht van de bedienende mevrouw kan vragen. Niels wil namelijk nog een toetje. En de kaart. Om te kijken. "Ik klap wel in mijn handen en dan roep ik: "Ober!" "Nee, je moet heel voorzichtig je vinger opsteken en dan komt die mevrouw vanzelf." Sophie veert half slapend op. "Maar nooit je middelvinger hoor!"

De kinderen nemen ijs en mamma gaat aan de koffie. Ierse koffie. "Als we nu straks naar buiten gaan, dan moeten jullie mij wel voorzichtig door het restaurant begeleiden hoor. Dat ik vol gratie naar de deur ga en niet van tafel naar tafel" Zeg ik met een grijns op mijn gezicht. Zien de kinderen niet. "Is goed hoor mam, maar dan laten we u buiten wel vallen hoor. U bent al veel te zwaar." Goed, zelfs op je verjaardag moet je het dus ook niet van je kinderen hebben. Ik heb een top verjaardag gehad!


donderdag 17 januari 2013

Schaatsend naar de Zuidpool.


“Mam! Ik ga morgen schaatsen met school. Wilt u even mijn schaatsen zoeken?” En zoon ploft neer. Tuurlijk schat. Doe ik straks. En uiteraard vergeet ik het. Het is dat Ben zijn naam in mijn ring heeft laten zetten, anders zou ik zo met een wildvreemde man aan de haal gaan. Ik vergeet alles en iedereen. Schaatsen dus. Die liggen in de berging, waar ik ze vorig jaar zelf heb neergelegd. Maar na vorig jaar is echtgenoot gestopt met werken en zijn complete technische dienst en zijn complete collectie technische naslagwerken uit het jaar nul; lees: papieren naslagwerken uit het jaar nul, zijn in de berging beland. Ergens tussen de ski’s en de baby autostoelen in. Wie iets bewaart heeft wat nietwaar?

Schaatsen. We zoeken schaatsen. En we vinden hele leuke ouderwetse nostalgische houten schaatsjes. Die van vroeger. Die van toen we zelf klein waren en er ieder jaar een tocht der tochten gereden werd. Niels gaat daar niet op schaatsen. We vinden roze schaatsen. Verstelbare. Van zijn zus. Vind Niels ook al geen goed idee. Ik eigenlijk ook niet. Snap zoon wel. We vinden Zandstra schaatsen. Rode. Met dubbele ijzertjes. Ook niet voor Niels. We zoeken en zoeken en vinden van alles. Van alles wat we helemaal niet willen vinden. Niet nu in ieder geval. Na een uurtje vinden we dan eindelijk een verfrommelde doos. Met stoere ijshockey schaatsen. Niels kan schaatsen met zijn klas.

We gaan ook even heen om te kijken en om foto’s te maken en vooral om te genieten. Als wij net aankomen stapt een meisje op het ijs. Om er meteen weer af te stappen. “Dat is glad!” Eh, ja. Dat is dus ijs. IJs is glad. Kun je schaatsen. Anders heet het klunen. Grappig meisje. Jongens en meisjes schaatsen samen over de baan. Over het ondergelopen weiland bij de school. Kloppen sneeuw van elkaars rug als er iemand gevallen is, leven mee met schoolgenoot die valt en een pleister nodig heeft. Houden wedstrijdjes en ook voor de laatste is een schouderklopje en een opgestoken duim.  Kinderen die niet meer verder willen schaatsen gaan aan de kant staan kijken.

“Het ijs kraakt juf!” roepen een paar meisjes die angstig van de baan afstappen. “Goed zo. Goed ijs hoort te kraken. Krakend ijs barst niet” Meisjes vertrouwen het toch nog niet zo. Blijven voor de zekerheid even aan de kant staan. Ben komt aangelopen. Heeft foto’s gemaakt van ijspret. En zakt pal voor de meisjes door het ijs. Meisjes zeggen: “zie je wel!” Gaan zitten op het bankje en trekken schaatsen uit. Jongens komen kijken en vinden het machtig interessant. IJs dat op nog meer plaatsen wakken begint te vertonen. Water stroomt langzaam over ijs.

2 klasgenootjes van Niels staan even later naast Ben en bekijken de schade. “Daarom gingen wij dus niet meer schaatsen. Straks zakken we er door, en dan?” “Dan zijn je schoenzolen nat. Of de ijzers van je schaatsen. Als je goed kijkt, kun je het gras van het weiland nog gewoon zien.” “O, ja. Hier is normaal altijd een sportveld” Giechelend kijken ze elkaar aan.  “Weet je wat het leukste zou zijn?” Vraagt Ben aan ze. Dat de ijsvloer het nu begeeft en de hele bovenbouw inclusief juffen tot hun enkels in het water staan denk ik en hou mijn camera in de aanslag. “Dat er een ijsschots ontstaat en dat we daar dan op staan en we wegdrijven.” “Wegdrijven? Waar naartoe dan? “ “Naar de Zuidpool!” “Echt? Kan dat dan?” Ik kijk nog eens naar schaatsende massa op ondergelopen weiland. Weiland met dijken aan de zijkanten. Met rondom bebouwing. Moet wel HEEL hard gaan vriezen willen we afdrijven naar de Zuidpool. “Hoe groot is die kans pappa van Niels?” “Nul procent” stelt Ben ze toch maar gerust.

Wij stappen weer op de fiets en laten kinderen schaatsen en genieten. Schaatsen op school. Hoe gaaf is dat?

Goed nieuws.

Goed nieuws. Dat is het denk ik wel. Mijn hersenen waren schoon volgens de norse neuroloog die dit keer overigens een vlotte neuroloog was. Ik schoot bijna, echt bijna vol. Schone hersenen. Wie had dat bij mij verwacht? Ik niet in ieder geval en Ben denk ik ook niet. De mensen om me heen vinden mij al jaren zo gek als een deur en hadden ook geen schone inhoud van mijn koekenpan verwacht. Maar dat was wel wat de beste man zei.

Opgelucht stonden we met een paar minuten weer buiten. "Ik kan niets meer voor u doen" zei de man en klapte zijn map dicht. Of eigenlijk dus mijn map. Mijn groene map. Met mooie foto's. Die we overigens niet te zien kregen. We geloven hem op zijn woord. Hij stuurde mij weer terug naar mijn huisarts en dan gaan we een nieuw traject in. Maar wil ik dat wel? Soms moet je niet alles willen weten. Soms is het genoeg om schoon te zijn. Geen tumor in mijn hoofd, geen botsplinters en verder was er dus ook niets te zien.

Ben denkt daar anders over. Ik huppelde opgelucht naar buiten, tot de glazen trap weer in zicht kwam, en Ben sjokte peinzend achter me aan. Ben was helemaal niet blij, want als dit het niet was, wat is het dan wel? Ben wil graag een nieuw traject in. Ik denk daar voor de goede orde over na.

Ondertussen zit ik ongeveer op 60/70% van mijn kunnen. Van mijn eigen ik. Stapje voor stapje gaan we vooruit en deze week ook af en toe weer een paar stappen achteruit. Ik vind namelijk altijd alles leuk en doe dus van alles, maar dat moet ik dan 's avonds bekopen. Doodmoe lig ik sociaal te zijn op de bank. Kan natuurlijk veel beter gewoon naar bed gaan, maar dan zit Ben zo helemaal alleen beneden. En dus zitten we sociaal met zijn tweeën beneden. Ik met een boek en Ben met zijn ipad. Gelukkig zijn wij nog steeds het gezin kneus en co en gaan alle gebeurtenissen van de afgelopen twee maanden Ben ook niet in zijn koude kleren zitten en zijn we 's avonds gewoon gezellig samen stil. En ik heb dus een schoon hoofd.

Als je dan 's avonds thuiskomt met je kinderen en donuts om het goede nieuws te vieren, ligt er een stapel post op de mat. En een enveloppe. Een hele mooie die ook nog eens heel lekker ruikt. Post voor mij.

Overbodig om te melden dat ik ditmaal wel mijn tranen de vrije loop liet. Wat een waanzinnige attentie van een waanzinnige vrouw! Rechtsboven is een boekje met hele mooie teksten die je diep in je hart raken.
Eefie dank je wel!!

En als toetje komt dochterlief ook nog met een tekening. Mamma is nu een clown en dat is best wel leuk eigenlijk.




Iedereen ontzettend bedankt voor alle blijken van meeleven. Ik ga de komende tijd bedenken of ik wel verder wil onderzoeken wat er mis gaat in mijn hoofd.

zaterdag 12 januari 2013

MRI Scan.

9 januari. MRI scan.

Eigenlijk ben ik vrij rustig als we richting Ziekenhuis rijden. Ik ga het wel zien. De hele dag wel een beetje chagrijnig geweest, (sorry gezin) maar wat moet dat moet. Veel te vroeg melden we ons in het ziekenhuis. Ben gaat mee naar binnen aangezien ik last heb van claustrofobie. " U gaat met uw vrouw mee naar binnen?" "Nee! dat niet hoor, hij gaat alleen ergens op een stoel zitten." Zweet breekt me uit bij het idee dat Ben ook in de tunnel geperst moet worden. In die krappe tunnel geperst moet worden. Zusters met schoenlepels staan al klaar. Arts heeft zijn bergschoenen aan om het laatste duwtje tegen achterste te kunnen geven. Mevrouw achter de balie schiet in de lach. Ben kijkt mij aan en begint ook te lachen. "Dat bedoelde ik ook hoor. Uw man gaat gewoon op een stoel zitten. Achter het apparaat." Halve meter kleiner in 2 minuten. Begint goed zo.

Zittend in de wachtruimte hoor ik telkens een trein langskomen. Tsjoem, tsjoem, tsjoem, tsjoem. Twee mannelijke ziekenhuis hulpen komen langs met een oude dame in een bed. Oude dame gaat op de foto. Dame is de weg een beetje kwijt. Vraagt of iemand haar haar misschien nog even kan kammen en of iemand haar lippen wil stiften. Dame krijgt een inwendige foto. Heren mogen niet mee naar binnen en nemen ook plaats in onze wachtruimte. Starten een gesprek over de teamleiders. Over hoe de ene teamleider veel beter is als de andere. "En dan wordt er weer even flink gescheld!" "Gescholden" interrupteert de tweede man. "Nee, echt gescheld. Dan wordt er weer even driftig op een belletje geslagen." De tweede man vind het een topgrap. Ik niet. Het is duidelijk te horen dat het een uitgekauwde grap is. Zo'n grap die iedere keer weer op tafel komt. Zo'n grap waar je indruk mee wilt maken bij nieuwe mensen. Zo'n grap die opgepakt wordt door je collega's en zo'n grap die je op een bepaald moment zelf voorgeschoteld krijgt. Zo'n net niet grap. Of een totaal niet grap. Maar gepensioneerde man heeft er weer even mee gescoord vanavond. Oude dame is inmiddels op de foto gezet en mag weer naar haar zaal. "Wat een slechte service hier" klaagt de dame. "Niemand die even de moeite nam om mijn haar te kammen."

En dan mag ik naar binnen. We hebben ons heel goed voorbereid, want we mogen geen ijzer mee naar binnen nemen. Zelf neem ik een pyjama broek mee en voor de verandering heb ik die dus gestreken. Ik strijk alles. Van theedoeken tot het ondergoed van de kinderen, maar mijn pyjamabroek strijk ik dus nooit. Vandaag dus wel. Er zaten 3 sierknoopjes op en die heeft Ben er netjes voor me afgeknipt. Ben heeft van zijn trainingsbroek alle ritsen getornd. Ritsen in zijn broekspijpen en rits van boven. Voor niets blijkt als we in krap kleedhokje staan. "U mag uw broek aanhouden, maar alleen wel even uw riem afdoen" "Maar er zit toch een knoop aan mijn broek?" "Ja, maar dat geeft niet. Die zit vast. Uw bh uit en dan een hemdje aan." Schiet mij maar lek. Dat is dus weer typisch iets voor ons. Tornen we ritsen uit een goede trainingsbroek, voor niets. Gewoon helemaal voor niets. Broek hoeft niet uit.

Binnen wil mevrouw meteen beginnen, maar ik heb eerst nog wel enkele vragen. Of de bovenkant open blijft bijvoorbeeld en of ze het licht aan laten staan. Wat ze doen als er brand uitbreekt en ik nog in dat apparaat ligt. Zie Frankenstein afbeelding op mijn netvlies verschijnen. Zwart geblakerde Anna Marie met gesmolten plastic kap rond haar hoofd. "We gaan het proberen" Hoe sneller we beginnen redeneer ik, hoe sneller we klaar zijn. Ik ga liggen, met mijn hoofd in beugel. Maar mijn (veel te) gespierde schouders zitten klem. Passen niet op bank. Stoten tegen hoofdbeugel aan. Ik moet dus iets naar beneden schuiven, zodat mijn hoofd niet helemaal klem zit in beugel, maar mijn schouders in ieder geval vrij zijn. "Gaat dit zo?" "Nee, er komt nog een kap overheen" Ik schiet in de stress bij het zien van kap die op ondergedeelte komt. "Blijft dit los?" "Ja, dit blijft los" Klik-klik. Kap zit muurvast. Zweet stroomt langs mijn schouderbladen en tranen staan in mijn ogen. "Om uw man te kunnen zien hebben we spiegeltjes" En plop, er wordt een ingenieuze spiegelconstructie geplaatst. Vlak boven mijn ogen. Ik zit nu helemaal opgesloten. Raak in paniek. "Weg!!" Die dingen hoef ik niet. Ik kom weer tot adem en mevrouw onderneemt nog een poging. Ik zie Ben inderdaad achter me zitten. "Prima" zeg ik. "Begint u maar" Stilliggen AMS, stilliggen, is het des te sneller weer over. Goed stil blijven liggen.

Apparaat maakt een klere lawaai. Radio op de koptelefoon staat aan, maar je hoort alleen een beetje muziek tijdens de pauzes. Verder is het net alsof je een slaapplek hebt in een machinekamer van een zeeschuimer. Oorverdovend lawaai. Tijdens een volgende sessie hoor ik het apparaat uitzenden: May-day/may-day/may-day. Apparaat schud af en toe van links naar rechts onder mijn rug. Stoemp-stoemp-stoemp. Rug spieren worden niet bepaald zachtzinnig gemasseerd. Weer een volgende sessie: tsjak/tsjak/tsjak/tsjak. Groentes worden gesneden op een hakblok. Klopt ook wel; de groentes in mijn hersenpan.

En dan opeens na een half uur schuif ik zomaar weer naar buiten. Mijn handen zijn ijskoud en mijn tenen zijn verstijfd. Helemaal gaar ben ik, maar zo trots op mezelf. Klinkt stom he? Trots zijn op jezelf. Maar ik ben het. Ik, die nog niet eens in een tuinschuurtje met de deur dicht durf te staan, ik die absoluut niet in een file wil staan in de tunnel, ik die altijd, maar dan ook altijd de deur wil zien, ik die nooit met mijn rug naar een massa mensen ga staan, ik die het liefste de deur van het toilet open laat, heb een MRI gewoon gedaan. Gewoon gedaan. Met een half uur was het klaar. Wauw!!!!

We gaan koffie drinken. Ben en ik. "En dan was dit nog wel een ruime MRI  er zijn ook veel krappere." Zegt Ben. "Welnee," Antwoord ik. "Dat komt omdat jij gewoon te dik bent." Het werd stil aan de andere kant van de tafel. Heel stil. Geen idee waardoor, maar Ben dronk zijn cappuccino in stilte.

Hoe het nu met me gaat? Ik durf weer te fietsen, wel veel voorzichtiger dan anders, heb geen conditie meer, ben 2 kilo gegroeid van het niets doen en het slapen, heb gister voor het eerst een klein stukje met de auto gereden, kan weer gewoon praten, maar moet af en toe toch nog zoeken naar mijn woorden, heb nog steeds af en toe rode streepjes onder mijn getypte teksten, maar vind de fout dan meestal wel. Kortom; het gaat goed. Of in ieder geval beter. Ik ben er nog niet helemaal, maar we gaan stapje voor stapje verder. En volgende week krijgen we de uitslag van de scan. Ik ben benieuwd. Maar het zou mij niets verbazen als er niets uitkomt. Dat ik gewoon over-over vermoeid ben geweest en dat mijn lichaam keihard op de rem heeft getrapt. STOPPEN JIJ! Zei mijn lichaam en ik luisterde. Moest wel. Maar goed, ik loop vooruit op de feiten. We gaan het volgende week zien.

donderdag 10 januari 2013

Ziekenhuis.

De reden dat ik de laatste tijd niet meer zo veel blog heeft te  maken met de gebeurtenissen in december. En dan niet eens het overlijden van mijn opa en zijn (indrukwekkende) uitvaart, maar de dingen die zich rond mijn hoofd afspeelden.

Na een bezoekje aan de huisarts, ik werd verstandig, werd ik doorverwezen naar de neuroloog. In het ziekenhuis. Die dag, de voorgaande dagen en ook de daaropvolgende dagen kon ik amper praten, liep ik zwalkend over straat en was ik dood en dood moe. Ik was er, maar mijn hoofd deed het niet. Nu de weergave van ons ziekenhuisbezoek in december. Inmiddels kan ik namelijk weer redelijk foutloos schrijven. 

13 december. 

We gaan naar het ziekenhuis. En lopen door de lange rechte gangen. De lange rechte gangen die vreemd ruiken. De gangen waar overal andere gangen op uit komen en waar overal mensen lopen. Drommen mensen lopen links; rechts; voor en achter je. Ik heb moeite om overeind te blijven. Klem me als een aapje aan Ben vast. Loop zo dicht mogelijk langs de muren voor houvast. In 1 van de gangen ligt een meneer op de grond. Met zijn hoofd in een vitrinekast. Ik speur naar bloed en blijf staan. Als enige blijven we staan. Alle andere haastige mensen lopen door, kijken niet op of om, kijken niet naar man die op de grond ligt. Met zijn hoofd dus in een vitrinekast. Man kan wel dood zijn. Zijn lichaam slingert zich als een hindernis over de ziekenhuisvloer. Mensen stappen geïrriteerd over hem heen. Lopen door. Meneer heeft een nijptang in zijn hand. Ik begin te grijnzen. Ik ben getuige van een snelcursus: hoe steel ik de vitrines in een druk ziekenhuis leeg in 5 minuten, terwijl tientallen gejaagde mensen langs snellen. En geen aandacht hebben voor op de grond liggende slingerende man. Ik blijf nog heel even verwonderd stilstaan. Man kan namelijk ook echt gewoon wel dood zijn. Dat doen mensen namelijk regelmatig in het ziekenhuis. Liggen dood te zijn. Deze kijkt op. Geërgerd. Om mij omdat ik stil blijf staan. Hij komt omhoog en stoot zijn hoofd tegen glazen plank boven hem. Kunstig beeld begint vervaarlijk te wiebelen.

Op de afdeling blijken we een afspraak te hebben met meneer Ko-assistent. Ben doet het woord en mevrouw achter de balie krijgt het Spaans benauwd. In Alkmaar. Spaans benauwd in Alkmaar. Ben vind de grap over meneer Ko-Assistent niet grappig en gaat daar dieper op in. "Ik heb alleen een mevrouw staan op de lijst." Probeert de mevrouw te redden wat er te redden valt. "Dat klopt" zegt Ben. "Hier staat ze inderdaad." Handig zo'n man die alles letterlijk neemt. Ik glimlach vriendelijk naar dame.

Ondertussen ben ik een beetje opstandig. Gister bij de huisarts moest ik allerhande onzinnige testjes doen. Mijn tong uitsteken, bolletjes indraaien met mijn handen en met mijn ogen dicht voetje voor voetje schuifelen. Ik donderde om. Had het nota bene nog zo gezegd. "Ik val telkens om!" Maar niet luisteren he, gewoon niet luisteren die huisartsen. Moest antwoord geven op vragen als welke dag van de week het was en welke maand. Wat mijn geboortedatum was en waar ik mij bevond. Vragen waarvan ik de antwoorden schuldig bleef. Moest met mijn vingers het puntje van mijn neus aanraken en nog meer van dat soort infantiele vragen. Voelde me alles behalve serieus genomen en had een kneiterende koppijn. Heel benieuwd dus waar ze hier mee aan zouden komen.

Ook hier kreeg ik vreemde vragen. In welk ziekenhuis bent u nu? In welke plaats? Hoe heet het ziekenhuis? Geen idee. Ik heb nooit geweten dat het ziekenhuis in Alkmaar, helemaal niet het ziekenhuis in Alkmaar heet. Op welke afdeling bent u? Die wist ik. We waren namelijk via een hele enge (ik val dus telkens om) glazen open trap naar de eerste verdieping gegaan. De eerste verdieping riep ik triomfantelijk. Blij dat ik eindelijk een antwoord wist. Fout! Welke afdeling. Is dus niet hetzelfde als welke verdieping. (Ik leg het even uit) Langzaam betrokken de gezichten van mevrouw Ko-assistent en van Ben. Langzaam kreeg ik door dat er ergens iets niet goed ging. Ik wist de antwoorden op de vragen niet. Ook hier moest ik testen doen. Testen, zo werd me nu wel uitgelegd, die ik moest doen om te kijken of er ergens een stuk hersenen het niet zou doen. We mochten weer plaats nemen in de wachtkamer. Ik was compleet gesloopt. Het duurde een uur, maar het voelde alsof ik een triatlon had volbracht. Was compleet af! De tranen stonden in mijn ogen.

Mevrouw Ko-assistent had gemeld dat de neuroloog straks ook nog enkele vragen zou stellen. En dus ging ik de kleuren van de stoelen in me opnemen en de kleuren van de muren en de hoeveelheid kapstokken. Was me aan het voorbereiden op nog meer stompzinnige vragen. 

Maar binnen stak de man een hele verhandeling af, waar Ben en ik beide totaal niets van begrepen en hij werd na een tijdje stil. Verwachtingsvol en een beetje nors keek hij ons aan. Ik scrolde door mijn hoofd naar een vraag en het bijbehorende antwoord. Maar hij had geen vraag gesteld en wachtte dus ook niet op een antwoord. Wachtte ergens anders op. Geen idee waarop. Gelukkig snapte Ben ook niet wat de bedoeling was. Neuroloog werd een beetje boos toen wij vroegen of hij de vraag wilde herhalen. "Vraag? Vraag? Ik heb helemaal geen vraag gesteld!" Wat is dan nu de bedoeling? "De bedoeling is dat u een MRI krijgt. Om te kijken wat er fout gaat in uw hoofd. Voor nu moet u het maar rustig aan doen. Heeft u ijzer in uw lichaam?" Het zweet brak me uit. Weer zo'n vraag met vast een dubbele bodem. Ik dacht goed na voor ik antwoord gaf. "Nee?" "Ja, het is ja of nee. Heeft u ijzer in uw lijf?" Ik begreep opeens in een helder moment dat hij vast doelde op een metalen plaat in een arm of been. "Nee! Die heb ik niet." Mooi, dan kunt u nu een afspraak maken bij de balie. Tot ziens!" "Maar die vragen dan?" Die stel ik niet. Die heeft Ko-assistent al gesteld."

Uitgeput en geen steek wijzer, maar wel heel heel klein verlieten wij het ziekenhuis. Op naar mijn inmiddels vaste plek op de bank. In de woonkamer. Met een deken en een kruik. Slapen. Wilde ik. Slapen, slapen en wakker worden zonder hoofdpijn.

maandag 7 januari 2013

Turngala.

Opeens valt mijn oog op een piepklein berichtje in de rechterbovenhoek van de krant. Laatste bladzijde. Epke komt naar ons dorp. DE Epke. Onze Gouden Epke. Epke uit Lemmer. Lemmer. Dat is dat dorp van de echte mannen. Van de Beer uit Lemmer op de schaats, die zo mooi in bad kon gaan met zijn sponsor. Waarvoor je aan de buis gekluisterd bleef zitten. Hoe onbeduidend de wedstrijd ook was. Want misschien, misschien deed hij zijn pak wel los aan de bovenzijde en mochten we een stukje van zijn magistrale lijf aanschouwen. Week na week keken we naar het schaatsen. Naar de Beer uit Lemmer. En nu hebben we een nieuwe Beer uit Lemmer. Die draaiingen aan de rekstok weet te maken die niemand ooit voor mogelijk had gehouden. Die in bed gaat liggen met zijn sponsor. Zonder shirt. Zucht. Helaas ben ik inmiddels 10 jaar ouder en getrouwd. 

Epke komt naar het dorp. Maar hoe ga ik uitleggen aan de kinderen en aan eega dat ik naar een turngala wil op mijn laatste zondag van de vakantie. Gaan ze nooit intrappen. Weten meteen hoe de vork in de steel zit. Of hoe het wasbordje lokt. Maar dan helpt het jeugdjournaal een handje. Ze maken melding van de Gouden Epke die naar turngala's gaat. Zo ook in ons dorp. Oudste zoon veert enthousiast op. Gaat kijken op het internet, "hij komt naar ons en we mogen voor 1 euro mee gymmen!" Jongste broer huppelt vrolijk mee, want hij heeft nieuwe gymschoenen. Kan hij dan aan. Zusje is verlegen, maar wil graag turnen. "De kinderen willen zondag naar een turngala in de sporthal schat." Meld ik met een pokerface maar inwendig borrel ik. "Naar een turngala? Wat moeten ze daar doen dan?" "Epke komt!" Brult oudste zoon. "Nou, daarom dus. Ze mogen turnen met Epke." Toch handig om kinderen te hebben.

De zondag. Licht gespannen pak ik de sport tassen van de kinderen in. We rijden naar de zaal. 2 uur te vroeg, maar stel dat hij eerder komt. Parkeerwachters wijzen ons onze plaats. Parkeerwachters! De zaal puilt uit. Overvolle tribunes en rennende kinderen. Kinderen die alle onderdelen uit mogen proberen. Voor een euro dus. Pappa's en mamma's moeten op de tribune. Onze kinderen zouden onze kinderen niet zijn als ze het eng vinden. Dood eng al die mensen en al die rennende kinderen. Nemen netjes ook plaats op de tribune. Naast ons. Kijken eerst eens een uurtje naar alle bedrijvigheid en willen helemaal niet meer gymmen. 

Maar dan gaan ze toch. Met zijn drieën. Op de balk, op de trampoline, op een tumblebaan en ze rennen rondjes. Gaat helemaal goed komen. Om een uur of 1 ontstaat er beroering in de zaal. Moeders gaan staan en kinderen beginnen te gillen. Ik denk dat hij er is, zeg ik. Meer voor mezelf dan voor iemand anders. Kinderen mogen plaats nemen aan de rand van de mat. Wij zitten op een tribune. De verste. Bijna bovenaan. Opeens een golf van gegil, bewegende mensen, klappende mensen en heel in de verte loopt onze Beer uit Lemmer. Met dat waanzinnige wasbordje. Maar hij heeft ook gewoon een trui aan. Zie ik zelfs vanuit mijn positie. Jammer. Gemiste kans.

Hij gaat gymmen met de kinderen, tilt ze omhoog alsof het veertjes zijn. Zijn de meeste turnkindjes ook. Geen grammetje vet zit er aan die lijfjes. Goed te zien door de badpakjes die ze dragen. Hij gaat handstanden doen en wedstrijdjes op je handen lopen. Zijn grijns is door de hele zaal te zien. Ook helemaal bij ons. Ik moet me inhouden om niet op te staan en voor het lint te gaan staan. We moeten netjes blijven zitten. Oei, wat moeilijk. Maar speciaal voor moeders zoals ik, zijn er linten gespannen. Niet 1 lint, niet twee linten, nee wel 3 linten boven elkaar. Aan palen. Kinderen kunnen er tussendoor, maar stijve mamma's niet. Heel even twijfel ik. Zal ik de sprong wagen? Zal ik van de tribune rennen, onder de touwen door, dwars door de zaal naar Epke rennen? Maar mij kennende stoot ik tussendoor de balken van de liggers, ga ik gestrekt via de springmat terwijl de kinderen door blijven springen. Tsjoing-tsjoing-tsjoing, ga ik door de lucht, veel te lange ledematen die alle kanten op zwaaien, proberend naar de kant te komen, en val ik gestrekt voor Zijn voeten met een verwilderde blik en dito haar. Ondertussen schieten de fotografen hun rolletjes vol en schamen mijn kinderen zicht te pletter. Ik kijk nog een laatste keer om me heen en zie de halve school zitten. Netjes op de tribunes. Ik zucht nog een keer en ga op mijn handen zitten.

En dan wordt ons geduld beloond. Hij komt ook aan onze kant van de zaal een demonstratie van iets geven. Handstand/flikflak/radslag overslag oid. Geen idee, maar zijn t shirt zakt natuurlijk mooi als hij op zijn hoofd staat. Ik sommeer Ben om foto's te maken. En dat doet hij. Wij zien alleen zijn benen en af en toe zijn rode kop. Zijn krullen alle kanten op en zijn grijns onwrikbaar op zijn gezicht. Epke! Onze Gouden Epke! Gewoon vlak bij ons. De moeders om me heen hebben het ook moeilijk. Onze mannen zijn heel lief, maar hebben toch niet dat mooie wasbordje. En we zijn dus echt veel te oud voor die fantastische spontane Beer uit Lemmer, maar ook mamma's moeten wat te dromen overhouden. En dat snappen onze mannen best.

De kinderen zijn blij. Hebben geturnd en gespeeld, hebben een foto met handtekening en zijn op de foto geweest met Epke. Hun held Epke. Hun held mamma. Mamma zoekt er maar 1 van haar eigen leeftijd. Hmmmm. Van haar eigen leeftijd. Wat zullen de kinderen daar nou precies mee bedoelen?

Hoe zou het tegenwoordig met de oude Beer uit Lemmer zijn? En met zijn wasbordje? 


Na heel lang zoeken hebben we een foto gevonden met een heel klein stukje wasbord. Verder zagen we eigenlijk alleen maar benen en armen en hoofden van mamma's die wel waren gaan staan.