zondag 31 augustus 2014

Finn bouwt een tijdmachine.

‘Mam, nog even over die tijdmachine. Kunnen wij die bouwen denkt u?’ ‘Uiteraard kunnen we dat.’ ‘Mooi, helpt u mee?’ En Finn loopt naar buiten. Op sokken, want dat gaat sneller. ‘We hebben hout nodig en spijkers. Een hamer heb ik al’ en Finn zwaait met een hamer boven zijn hoofd. ‘Hout, ja we hebben wel houten planken en ook nog ergens een houten bed.’ ‘Mooi! En we hebben een besturingssysteem nodig, maar laten we eerst de buitenkant maar bouwen. Pakt u het hout even?’

Stapels hout komen er achter het konijnenhok vandaan. Het houten bed blijkt van spaanplaat te zijn en staat helemaal bol en er groeien paddenstoelen op. Het hoofdeinde is wel goed. Met een paar klappen slaan we het hoofdeinde los van de rest van het bed.  ‘Het wordt een deur!’ Enthousiast staat Finn heen en weer te springen.  Mamma timmert de bed delen vast aan een paar planken. ‘Het is al een tijdmachine mam!’ Finn sleept twee tuinkratten naar de machine en slaat er met een paar klappen spijkers door. ‘Zo, dat wordt de keuken.’ Mamma heeft ondertussen een kapstok gevonden. Want hoe kun je nu door tijd en ruimte reizen zonder kapstok? Een tijdinstelknop heeft Finn ook al. Die sloopt hij samen met pappa uit een vaatwasser. Handig. Een pappa met een reparatiebedrijf aan huis.

Maar als de machine voor de helft af is, komen we hout te kort. ‘Oei, als ik nu naar vroeger reis, val ik er misschien wel halverwege uit, of sneeuw ik onder. Hoe moet dit nu? Hebben we nog ergens hout?’ Finn loopt met hamer door het huis op zoek naar meubelen die hij kan gebruiken voor zijn machine. Maar mamma vindt dat niet goed. Ik weet wel iemand die misschien wel een pallet voor je heeft. ‘Ja, 2 mamma, want ik mis ook nog een dak.’ Ondertussen maakt Finn zijn eerste reisplannen. ‘Ik reis naar mijn babytijd. Dan kijk ik of jullie wel goed voor me zorgden.’ ‘En ik ga naar 1970’ zegt Sophie. ‘1970? Wat wil je daar dan doen?’ ‘Dat is heel ver weg in het verleden. Was u toen al geboren?’ ‘Nee, toen was ik nog niet geboren. Precies! Dat is dus heel ver in het verleden.’

Finn zit inmiddels op zijn plastic stoel. Klaar voor take off. Maar dan ziet mamma iets wat echt niet kan. ‘Gordels. We missen gordels!’ ‘Mam, als we naar het verleden gaan, hebben we geen gordels nodig hoor. U zegt zelf altijd dat kinderen vroeger gewoon in een rieten mand zaten. Gordels! Wie wil er nu gordels!’ ‘Zonder gordels komen jullie niet van de grond! Hebben jullie dat begrepen? Ja, mam. We bellen Ome Melchior wel. Misschien heeft hij ook wel een stuur en nog meer knoppen.’

Ondertussen is de eerste opdracht binnen. Er is in Zweden een ei gelegd. Door een kip. Maar door welke kip is een raadsel. ‘Jongens, we reizen vanavond als de machine af is naar Zweden. Naar de afgelopen nacht. Kunnen we kijken welke kip verantwoordelijk is voor het leggen van het eerste ei. En als er iets mis gaat, is dat niet zo heel erg, want dan lopen we maar 1 dag op achter.’


‘Zal mamma wel door hebben dat het een speel tijdmachine is?’ ‘Ik denk het niet. De fantasie van mamma draait weer overuren. Ga jij het tegen haar zeggen?’ ‘Nee, ik kijk wel uit. Dan is ze straks heel verdrietig en helpt ze niet meer mee. Ik wacht even tot de tijdmachine helemaal af is. Dan zeg ik het wel.’ ‘Maar nu is het nog reuze handig dat ze meehelpt, want die boormachine is best wel zwaar.’

vrijdag 29 augustus 2014

Tijdversneller.

Je hebt je verkeken op de hoeveelheid huiswerk en weet dat je het zonder hulp niet gaat redden. Samen met je moeder ga je aan je bureau zitten. Onderwerp: veenlijken die geofferd zijn. Of eigenlijk mensen die ooit geofferd zijn en nu als veenlijk terug gevonden worden. 1 van de vragen is: zouden wij er nu nog achter kunnen komen waarom dit meisje is geofferd in de 16e eeuw? Het antwoord waar de Geschiedenis docent op zit te wachten is natuurlijk deze: ‘nee, want door de zuurgraad in het veen, zijn de DNA structuren vernietigd.’ Zoon komt met een andere verklaring. ‘Misschien wel. Als we ooit een werkende tijdmachine ontwikkelen, kunnen we terug reizen naar de 16e eeuw om getuige te zijn van haar offering. Daarna reizen we weer terug om het in de geschiedenisles te vertellen.’ Zo simpel kan het leven zijn. Ik ben benieuwd of die leerkracht mee kan gaan in zijn gedachtegang. Of hoe dik de rode streep straks in zijn schrift zal zijn.

En dan heb ik nog 2 van die apart denkende kinderen. Dochter maakt een varken in de klas. Dat wordt een verjaardagskalender. Ik begreep uiteraard het meest voor de hand liggende niet: het waren niet gewoon alleen maar varkens, nee het waren feestvarkens. Allemaal vrolijke varkenssnuiten met en zonder feesthoedjes, met en zonder slingers en 1 stel dikke varkensbillen. 1 leerling had geen gezicht gemaakt, nee; één paar varkensbillen staarden ons aan. En u raadt het al:  die zijn van mijn dochter. Het varken van mijn dochter kijkt precies tegengesteld van alle anders varkens. Alle leerlingen kijken naar de klas en mijn dochter kijkt naar buiten. Of eigenlijk tegen de muur, maar dat klinkt zo benauwd.

Jongste zoon: ‘mam, als we vanmiddag thuis zijn, gaan we knutselen.’ ‘Leuk! Wat gaan we maken?’ ‘Een Tijdversneller.’ ‘Een tijdversneller?’ ‘Ja, want nu is het vandaag, nu is het nu en over een maand komen er nieuwe poppetjes in de winkel voor de WII U. Dus als we dan vanmiddag een tijdversneller bouwen, kunnen we naar volgende maand vliegen en dan kan ik vanavond nog met de nieuwe poppetjes spelen. En niet pas volgende maand.’


Een tijdversneller. En het gaat allemaal al zo snel. Maar stiekem zou ik best een maand naar voren willen gaan in de tijd om te zien hoe oudste zoon zich handhaaft op de grote school. Om te zien of de  chaos in zijn hoofd minder is geworden. Kopen we meteen de poppetjes voor jongste zoon en reizen we daarna terug naar de 16e eeuw om te voorkomen dat het meisje in het veen geofferd wordt. Dan hebben we alleen wel iets uit te leggen aan het Drents Museum. Ach, Carpe Diem. 1 dag tegelijk. Dan komen we er wel. En als ze in Drenthe nu erg boos zijn op ons, reizen we gewoon door naar de volgende dag.

En ondertussen hebben we een boek gewonnen met bovenstaande foto. De opdracht was om je te laten inspireren door een boekomslag. Dan kon je het boek winnen nog voor het in de winkel lag. En omdat ik stiekem ook een beetje anders naar de wereld kijk, hebben we gewonnen. 

dinsdag 26 augustus 2014

Schedel.

We gaan wandelen op de berg. Dat is omdat pappa op oude kaarten heeft gezien dat er aan onze kant kliffen zijn. Steile kliffen waar je misschien niet eens op kan komen, maar als dat wel kan, dan hebben we een magnifiek uitzicht op de omgeving van ons huis. Het is 30 graden en wij willen eigenlijk alleen maar zwemmen. Maar met ouders is het net als met kleine kinderen: soms moet je ze hun zin geven. Anders blijven ze de rest van de dag mokken. En dus gaan wij terwijl het veel te warm is, wandelen op de berg.

Mamma neemt haar beroemde rugtas weer mee. Haar rugtas waar voor een weeshuis eten en drinken in zit, en een EHBO set waar de plaatselijke dokterspost blij mee zou zijn. Ze moet hem zelf tillen. Pappa loopt namelijk voorop met een kaart en een GPS. Heeft geen oog voor mamma die bijna met haar neus op de grond loopt in een poging rechtop te lopen met die enorme hutkoffer op haar rug. Wij bieden ook niet aan om de tas te tillen. Zien jullie het voor je? Kun je ons van de grond schrapen.

Na een stevige klim, duikt pappa opeens rechtsaf de bossen in. Vertwijfeld blijven wij staan. Is het nu de bedoeling dat wij hetzelfde doen, of gaat hij alleen maar even plassen? Dat doen pappa’s namelijk. Die kunnen gewoon zo hup van het pad af om te plassen. Doen ze ook ongegeneerd. Langs de weg zie je ze ook wel eens naast hun auto staan. Mamma’s doen dat niet. Mamma’s gaan van het pad af, lopen een heel eind het bos in, gaan achter een dikke boom zitten en roepen dan: ‘als er iemand aan komt, moeten jullie roepen!’ Hoezo dom?! Ik schets de situatie: mamma zit ergens in de bossen achter een dikke boom. Wij staan quasi nonchalant op het pad. Als er iemand aan komt lopen, gaan we roepen: ‘er komt iemand aan!’ En dan denkt mamma dat niemand in de gaten heeft dat ze ergens achter een boom verstopt zit! En dat ze ook niet door hebben wat ze daar aan het doen is!

Maar goed, pappa dook dus het bos in. Wij besloten om even op mamma te wachten. En daarna gingen we achter haar aan van het pad af. Heel voorzichtig liepen we naar de rand van de bomenrij. We bevonden ons op een stuk grasland. Ongeschikt voor koeien en eigenlijk ook voor ons. De tas werd op de grond gezet en eerst kregen we drinken en iets lekkers. Toch handig dat die tas mee was. Mamma ging achter pappa aan om te kijken welke route veilig zou zijn voor ons. Maar aan de kant waar we nu zaten, was geen veilige route te bedenken. 1 verkeerde stap en we zouden meters en meters de diepte in vallen. We gingen dus weer door het bos terug naar het pad en probeerden het een stukje verder. We kwamen weer bij een grasvlakte uit, maar bij deze vlakte konden we schuin afdalen naar beneden. We liepen nu als het ware onder de steile helling door waar we net nog bovenop zaten.

Pappa liep voorop. Rune, Nisse en ik ertussen en mamma achter. Dan kon ze ingrijpen als 1 van ons weg zou glijden, of af zou dwalen. Terwijl we tussen de  jeneverbes struiken door liepen, bleef mamma staan. Helemaal doodstil stond ze naar een punt iets hoger op de berg te kijken. Pappa en de jongens liepen door, die hadden geen oog voor mamma, maar ik bleef staan. Keek ook omhoog, en zag niets. Mamma begon richting bergwand te lopen. Op de grens van het gras en de bomen stond ze stil. ‘Barend!’ Riep ze met trillende stem, ‘er ligt hier een schedel!’ Spannend was mijn eerste gedachte en ik rende naar mamma. Maar mamma zei dat ik niet dichterbij mocht komen. Tussen de bladeren, onder het mos en gevallen takken, lag een stuk bot. Pappa kwam tussen de jeneverstruiken vandaan met Rune en Nisse in zijn kielzog. ‘Dat wil je toch altijd? Een schedel vinden? Want dan kun je daar weer iets over schrijven.’ ‘Ik geloof dat ik dat niet meer zo’n leuk idee vind.’ Pappa ging naast mamma staan en stond toen ook even stil te kijken. Met een tak verplaatste hij de schedel en mamma slaakte en zucht van verlichting. Het was van een dier. Van een hert. Je zag aan 1 kant nog een aanhechting van het gewei. We besloten de schedel mee te nemen. Leuk voor thuis. In de boekenkast. Leuk ja! Wat een vreemd idee weer. Een schedel in je kast! Ik ken niemand anders die een schedel in de kast heeft!


Mamma trok haar T-shirt uit en pappa rolde daar de schedel in. En zo reden wij aan het einde van de vakantie naar huis. Met een hertenschedel gewikkeld in een paars shirt onder de tas met  Zweedse lekkernijen. Ik kijk er niet eens meer van op. Maar wat nu het aller-grappigste is: thuis vond mamma het toch eigenlijk maar luguber zo’n dood beest in de kast. En nu is hij op school. Leuk voor de kinderen op school! Mijn ouders zijn echt compleet de weg kwijt. Gelukkig dat wij ons hoofd er nog een beetje bij houden. 
Af en toe. 

zondag 24 augustus 2014

Water overlast?

De afgelopen dagen regent het. Enorme hoosbuien. ’s Nachts voelt het alsof je dakpannen van je dak spoelen. In mijn tuin is het gras groener als nooit tevoren, en drijven de planten uit mijn potten. Scheelt mij weer werk, hoef ik ze straks niet meer uit te planten.  Ze zoeken zelf hun weg, geholpen door moeder natuur. En we moeten iets wat ons gegeven is niet weigeren. Er was daar een spreekwoord over.

De kinderen vinden het prachtig. Spelen gewoon buiten en lopen met druipende kleding door het huis. Mamma wast wel. En toen mijn jongste op de allereerste schooldag met zijn nieuwe glimmende schoenen in de diepste plassen op het schoolplein stond om te bekijken welke plas het diepste was, hoorde je mij dus ook niet morren. Ik vroeg me hoogstens af waarom alle andere kinderen langs de plassen liepen en er wederom 1 van mij IN de plas stond. ‘Dan doen we proefjes mam.’ Is het standaard antwoord, dus de vraag hoeft niet eens meer gesteld te worden. Het leven kan zo simpel zijn.

Vanavond hadden we een verjaardag. Op de fiets  en onderweg kwamen we een mooi mannetje tegen. Stralende ogen en dansende blonde krullen op zijn hoofd. Rode laarsjes en een rode brandweerhelm. Voetbal mee. Het was denk ik de bedoeling van zijn mamma om samen met de bal te spelen. Even lekker uitbanjeren voor het slapen gaan. Nu is het bij ons in het dorp gek geregeld. Na iedere fikse regenbui lopen schoolpleinen en speelveldjes onder water. Doelgebied transformeert in zwembad en op school hebben we een zwembad in de zandbak.  Ach, hoe luxe wil je het hebben?

Terwijl wij met zijn mamma staan te praten, loopt het mannetje met zijn laarsjes door de plassen. Hij stampt en stampt nog eens. Kijkt hoe de spetters omhoog komen. Stampt nog harder en heeft nog hogere spetters. Dan hoort hij sirenes in de verte. ‘Wat hoor ik nou?’ ‘Ik denk politie en brandweer.’ ‘Dan komen ze voor mij!’ Roept hij enthousiast en pakt zijn helm weer. Hij gaat bij de brandweer en oefent alvast met wateroverlast. Als zijn moeder niet oplet, want wij staan nog steeds met haar te praten, gaat hij met zijn handjes onder water. Dikke modder loopt in straaltjes door zijn vingertjes. Dat vind hij duidelijk erg grappig, want hij pakt nog een hand vol modder en gooit dat met plezier de lucht in. Toverspul die modder. Veel leuker dan die saaie duplo blokken. Zijn moeder vindt dat uiteraard een stuk minder grappig. ‘Doe dat maar niet, dan zit het straks in je haar.’Oei. denk ik. Die valkuil heb ik ook vele, vele malen voor mezelf gegraven. En ja. Zoals het een echt ontdekkend jongetje betaamt, voelt hij met zijn modderige hand in zijn haartjes. (Sorry M, maar het was wel een grappig gezicht)

Even later vindt zijn mamma het wel welletjes. Tijd om naar bed te gaan. Hij loopt naar haar toe en besluit zijn laarsjes uit te trekken. Het water stroomt er uit. En dan doet hij dat wat mijn jongens ook altijd deden. Op blote voetjes terug rennen richting plas en modderpoel. Maar daar trekt zijn mamma toch echt de grens. Genoeg is genoeg. Mijn weekeinde kan niet meer stuk. Als ik naar de nieuwe schoenen van jongste zoon kijk, die er echt een stuk minder flitsend uitzien, denk ik aan die prachtige krullenbol met zijn stralende ogen. Kinderen leren door te ontdekken. En ik ook. Ik moet gewoon een paar laarzen kopen. Brandweerrode laarzen.


Zouden ze ook maat 43 hebben? Spring ik maandag met de jongens mee. 

dinsdag 19 augustus 2014

Eten van Hollandse bodem.

Ga ik gehoor geven aan een oproep in blogland? Ga ik schrijven over Nederlandse groentes? Is dus niets voor mij, om te schrijven over datgene wat je op je bord hebt liggen. Eten, eet je. Daar schrijf je niet over. Ik niet in ieder geval, maar ik doe een poging. Ben per slot van rekening ook de beroerdste niet.

Terug van vakantie en er is sprake van een export verbod. Of eigenlijk heeft Rusland een import verbod voor groenten en fruit uit Nederland. En zo sta je, om onze tuinders een steuntje in de rug te geven, te koken met Hollandse groentes en Hollands fruit. (Behalve die nectarines, ik kon ze echt niet laten liggen)

Nog niet eens zo makkelijk. Het halen van de boodschappen nam iets meer tijd in beslag. Normaal pak je achteloos uien, komkommers, aardappelen, tomaten en alle andere gezonde vitamines die je nodig denkt te hebben in de week die komen gaat. Nu lees je alle verpakkingen op zoek naar herkomst. En kom je met twee dozen vol lekkernijen thuis.

En dan begint eigenlijk het moeilijkste. Hoe verwerk je alles in maaltijden voor het uit zichzelf begint te bewegen? En voordat je keuken bevolkt wordt door schermen fruitvliegjes?

We beginnen met een mieschotel. Mienestjes met kool, paprika's, champignons, ui, bosuitjes en knoflook. (Waarschijnlijk ook niet uit Nederland, maar ze hangen toch al in de keuken. Gekocht ver voor de boycot) Heerlijk. Als nagerecht hebben we verse zelfgemaakte appeltaart. Want ja, die 3 kilo appelen moeten wel op.

De dag erna eten we een gevulde maaltijdsalade. Sla, tomaten, tonijn en nog het een en ander aan groenvoer aangevuld met croutons. Omdat de kinderen die zo lekker vinden. Als nagerecht eten we wafels met aardbeien. 1 van de producten waarbij je ogen altijd groter zijn dan alle magen in je gezin. 3 enorme dozen hebben we en de kinderen zien rood van de aardbeien. Maar toch lekker, en we helpen de Nederlandse teler. En onze huishoud pot, want 3 enorme bakken voor maar 3 euro. Waar vind je dat tegenwoordig nog? Hoewel, tegenwoordig vind je dat dus op iedere straathoek.

En vanavond hadden we risotto. Met Hollandse courgettes en kastanjechampignons. Als toetje fruitsalade, omdat ik vandaag echt het eerste vliegje op heterdaad heb betrapt. De kinderen vinden het wel weer genoeg. Of we ook weer eens gewoon normaal eten. Zonder al die groene en rode accenten in hun maaltijden. Morgen eten we denk ik zelfgemaakte patatjes, gesneden uit Nederlandse Piepers met een sausje van gepelde en geperste tomaten. Zullen ze het doorhebben?
Een gedeelte van de oogst. Morgen weer nieuwe halen.

Voor meer bloggers die koken met Nederlandse groenten: kijk even bij Lynda

20-08: Update. hebben we vanavond aardappelen gegeten? Nee. Macaroni met prei, rode ui, knoflook, bosui, gele paprika, ham, mosterd salami en tomaten uit de tuin van de Geheim agent juf. Hmmm. Op smaak gemaakt met geitenkaas (honing smaak) en Basilicum uit onze eigen tuin. Van Nederlandse bodem dus. Niet dat ik last heb van het export verbod, ik bedoel maar: nog nooit een Rus aan de deur gehad die mijn groentes' mijn fruit of mijn kruiden wilde kopen. Gelukkig maar. We vinden het zelf veel te lekker.
En die geitenkaas komt natuurlijk ook niet uit onze tuin. Maar dat spreekt voor zich. Hoewel, u kunt het natuurlijk nooit weten met ons.

maandag 18 augustus 2014

Reuzen

Volgens mamma hebben er reuzen gewoond op de berg voor ons huis. Onzin natuurlijk. Reuzen! Wie gelooft er nu in reuzen? Mamma schrijft verhalen en soms verzint ze de meest idiote dingen! Dan moeten we wel lachen. Vooral als mamma net doet of ze boos is en onze oren wil opeten! Dat doet ze niet, maar toch rennen we dan allemaal een kant op. Met mamma achter ons aan als boze heks of als enge wolf. Maar een verhaal verzinnen over reuzen is wel een beetje dom.

Dachten we. Nu twijfelen we toch wel erg. We liepen op de mythische berg en daar was een oude haven. De metalen liften om boten in het water te hijsen stonden er nog steeds. Je kon via een soort trap naar beneden lopen richting het water. En als je dan op de onderste trede ging liggen, kon je net met je vingertoppen het water aanraken. Behalve Rune. Hij was net te klein. Hij schoof liggend op zijn buik steeds een stukje verder naar voren. Tot hij bijna in het water kukelde! Mamma greep hem zo in zijn broeksband en tilde hem in 1 keer omhoog. Net zo sterk als een reus onze mamma.

Dat kwam, zei ze, omdat we nu in het huis van de reus waren. Knettergek is ze. Heb ik dat al eens verteld? ‘We zijn op visite bij de reuzen van de berg.’En vrolijk wees ze ons op de ingestorte puinhopen aan de rand van het water. ‘Kijk, hier was de woonkamer, en hier de badkamer, hier was zijn toilet en hier sliep hij.’ Warempel; zo waar als ik hier nu sta, het klopte! De rotsblokken vormden een badkamer met bad, een woonkamer met tafel, een slaapkamer met bed. Je kon het allemaal nog prima zien. We klommen voorzichtig over de losse stenen. Stel je namelijk eens voor dat de reus precies thuiskomt, als er 3 kinderen op zijn eettafel staan!Of nog erger: op zijn versgewassen, fris gestreken wit gebloemde beddengoed! Oei oei.

Rune stelde de vraag die we allemaal wilde stellen: ‘mamma, waar is de reus nu naartoe?’ ’Hij is verhuisd.’ ‘Verhuisd? Waarom?’ ’Omdat hij last had van zijn buren.’ ’Van zijn buren? Woonden er nog meer dan?’

Mamma begon enthousiast te praten over een compleet reuzendorp aan de rand van het meer. Zucht, daar ging ze weer. Ze vertelde over hoe de reuzen zich hier veilig voelden. Hoe ze af en toe een paar vissen vingen en aardappelen van het land haalden en dat de boeren dat helemaal niet erg vonden, want de reuzen zorgden er voor dat er geen vossen in de buurt kwamen om de kippen op te vreten. Die vossen waren bang voor de reuzen.

Ondertussen liepen wij over een smal paadje langs de steile wanden van de berg. Af en toe daalden we af naar het water, ons vastgrijpend aan boomwortels. Het ene na het andere reuzen huis vonden we. Bijzonder interessant was het en de reuzen begonnen ook voor ons te leven. Dat doet mamma. Ze laat verhalen tot leven komen. Het was eigenlijk heel leuk.

Tot we op een uitstekende rots zaten en er opeens een vreselijk kabaal vanonder de rotsen vandaan kwam. We schrokken enorm en renden de heuvel weer op. Pappa en mamma moesten heel erg lachen toen ze ons met zijn drieën omhoog zagen klimmen. Mamma kroop op handen en knieën naar de rand van de rots en keek voorzichtig naar beneden. Het water had zich in de loop van vele jaren een weg gebaand onder de rots door. Het stromende en klotsende water maakte om de paar golven een loeiend geluid. ‘Whoe! Wie is er in ons huis? Whoe, we komen thuis, we komen thuis! Whoe!!’


Reuzen in Zweden. Het zou zomaar waar kunnen zijn, met mamma weet je het  nooit helemaal zeker.
De ingang van een reuzen huis. Links nog een stuk woonkamer van de buren Reus.

zondag 17 augustus 2014

Heide velden

De heide staat in bloei en dat wil ik wel eens bekijken. Jaren geleden dat ik de prachtige velden met paarse heide heb gezien. En dan woon je zo dichtbij! Druk, druk, druk en in het weekeinde willen we eigenlijk alleen maar lekker thuis zijn. Bijkomen van een drukke werkweek. Maar nu hebben we vakantie gehad en zijn we uitgerust.  Wandelen in de duinen dus. Buiten lijkt het wel herfst. We zijn een week terug uit Zweden en hebben alleen maar regenbuien gezien. Zo van de warme Zweedse zomer de koude en natte Nederlandse herfst in. Maar nu wil ik dus die bloeiende heide zien.

Dus zetten we 3 mokkende kinderen in de auto: 'of we wel gezien hebben dat het heel hard regent en dat de wolken erg donker zijn?' Ja, dat hebben we, maar aan zee is het vast beter. Trekken de buien naar zee en de lucht boven de duinen dus open. Kom op: we gaan.

En jawel, bij de duinen aangekomen is het droog. Van strakblauwe luchten kunnen we niet spreken, maar het is droog. De inktzwarte wolk die iets verder boven de boomtoppen hangt negeer ik. Ben ik erg goed in. We zijn per slot van rekening echte Noord-Hollanders. Uit de zompige klei komen wij. We zijn niet van suiker! Lopen zullen we. De kinderen pakken snel eerst nog 2 vuilniszakjes en 2 vuilprikkers en dan kunnen we. We lopen van wandelroute naar wandelroute. Om uit te komen bij de paarse paaltjes richting paarsbloeiende heidevelden.

Maar na een uur wandelen gaat die paarse route opeens samen met de zwarte roet route. De roet route. Ondertussen is het gaan regenen, maar mijn humeur is niet stuk te krijgen. De foto’s worden niet zo mooi. Hoewel ik nu eindelijk een camera heb met filter. Een regenfilter. Die regen wordt heviger en heviger. De kinderen mokken nog harder. Welke moeder verzint het om te gaan wandelen in dit noodweer? Dat we onderweg een kudde grazende koeien met puntige hoorns tegenkomen doet hun humeur ook al geen goed. Als we eindelijk op het hoogste punt in de omgeving staan is het met het humeur van de kinderen juist wel goed gesteld. Als ware dj’s staan ze de wolken op te zwepen. Straaltjes water lopen overal. En de kinderen hebben zich overgegeven. Eigenlijk wel gaaf dit. ‘Als we thuis zijn gaan we lekker douchen en dan trekken we onze pyjama’s aan. Doen we de gordijnen dicht en steken we kaarsjes aan mam. Gezellig’.

Boven is mij 1 ding pijnlijk duidelijk geworden. De vernietigende duinbranden van een paar jaar geleden hebben hier het zwaarst gewoed. De ondergrond en de bomen zijn nog steeds zwart. De bovenlaag hersteld zich, maar de enorme paarse velden bevinden zich niet meer in dit gebied. Uiteraard zien we heidestruiken en uiteraard genieten we. Van de zee die we tussen de duinen zien, van de wolken die woest over ons heen blazen, van de koeien die staan te grazen en van de natuur die oersterk is en opnieuw opkomt.


Na een dikke twee uur zijn we weer terug bij het bezoekerscentrum. We kijken bij de imker en stralen water lopen zo mijn nek in. Vervolgen hun weg naar beneden. Alles natmakend wat ze tegenkomen. Ik kijk verbaasd naar boven. Op zoek naar een gat in het dak, maar het water komt uit mijn haar. Verzopen katten zijn we. Op weg naar huis. Het was een mooie wandeling door oer-Hollands weer.  

vrijdag 15 augustus 2014

Inbreken.

Pappa en mamma gaan ons huis verkopen. Ze hebben het over ratio en emotie en dat de ratio heeft gezegd dat het beter is om het huis in de verkoop te zetten. Nu weet ik niet wie die ratio is, maar als ik hem tegenkom ga ik hem tegen zijn schenen schoppen. Ik vind die emotie een stuk liever. Die zegt namelijk dat we ons huis gewoon moeten houden.

Dinsdag kwam de makelaar en precies op dat moment kwam er een regenbui over. De eerste in al die weken dat we hier nu zijn. Dat is toch een heel duidelijk teken dat we gewoon hier moeten blijven wonen, maar nee: pappa stond de makelaar bij de weg op te wachten. ‘Anders kan hij ons pad niet vinden.’ We wonen nogal afgelegen en als je niet weet waar je af moet slaan, dan vind je ons nooit.  Pappa werd kletsnat. Net goed, maar na een paar minuten vond ik dat eigenlijk toch wel zielig, dus bracht ik hem een paraplu.

De makelaar kwam met een collega en ze wilden van alles weten. Ze liepen door het hele huis, op sokken, want hier doen de mensen hun schoenen uit als ze bij iemand op bezoek komen. Ze dronken koffie en aten onze lekkerste koekjes op. En alsof dat allemaal nog niet genoeg was gingen ze ook nog alles fotograferen! Wij waren niet blij en mamma had spontaan last van een zandkorrel in haar oog. Jaja. We hebben hier niet eens zand. Maar van ons kreeg ze geen knuffel en geen zakdoek, en ook geen paraplu. Het is haar eigen schuld! Na een paar uur gingen de mannen weg en gingen wij zwemmen om toch nog een beetje een leuke dag te hebben.

De week daarna was het een komen en gaan van vreemde auto’s op ons pad. Allemaal mensen die belangstelling hadden voor ons huis. Als wij ze zagen staken we onze tong uit en gingen we heel hoog op de trampoline springen. Het gebeurde wel eens dat die mensen evengoed uit hun auto stapten en dan door onze tuin gingen lopen. Mamma lag meestal in de achtertuin op een ligbed met een boek. Zonder bikini topje! En dan riepen wij niet dat er mensen aan kwamen. Hahaha! Mamma rende dan altijd heel hard naar binnen om een T-shirt aan te trekken en keek dan vanuit haar slaapkamer raam of de mensen al weg waren. De volgende dag had mamma een T-shirt naast zich liggen. Pappa liep ook een keer in zijn blote buik naar de schuur toen er net een auto wilde stoppen. Die mensen schrokken zich een apehoedje. De auto werd razendsnel gekeerd. Die kopen ons huis vast niet. Eigen schuld. Ons huis verkopen aan vreemde mensen. Wat denken pappa en mamma nu helemaal?

In de allerlaatste week belde de makelaar. Of wij nog een sleutel wilden komen brengen. En zo gingen we ’s morgens vroeg naar de makelaar. Pappa had een sleutel in de deur gestoken. Mamma vroeg aan pappa of hij dan ook nog sleutels had. Die had hij zei hij. Wat hij er niet bij vertelde was dat die sleutels binnen lagen. Mamma vroeg nog een keer of hij sleutels bij zich had. ‘Jaha.’ Riep pappa toen licht geïrriteerd. En dus draaide mamma de deur op slot. Met sleutels die ze in ging leveren bij de makelaar. Ik hoef zeker al niet verder te vertellen?

Weer thuisgekomen moesten we allemaal plassen. En dus renden we zo snel als we nog konden naar huis. Pappa ging de schuur openzetten. Wij stonden allemaal bij de deur te wachten tot pappa met de sleutels kwam. Mamma riep heel boos of hij nu eens op wilde schieten, want ze deed het bijna in haar broek. Rune en Nisse stonden inmiddels al aan de rand van het bos de bomen water te geven. Pappa kwam aangelopen en zei tegen mamma dat ze de deur dan maar open moest doen als ze zo nodig moest! ‘Maar jij hebt de sleutels!’ ‘Nee hoor, die heb ik niet. Jij hebt zelf de deur dicht gedaan.’ ‘Ja en die sleutels heeft de makelaar nu! Waar zijn jouw sleutels?’ Pappa werd bleek. ‘Mijn sleutels? Ik heb helemaal geen sleutels’ en hij voelde voorzichtig in zijn broekzakken. ‘Ik heb geen sleutels.’ Dat kwam er nog heel zacht uit. We keken allemaal naar een boze mamma die op het punt stond te ontploffen, maar dat kon niet, want dan zou ze in haar broek plassen.

‘Dat is dan lekker. Ik vraag het je 3 keer en ja, jij had sleutels bij je. Het is heel simpel, zorg maar dat je de deur open krijgt. Ik moet plassen.’ Mamma bleef voor de verandering heel rustig. Dat kwam denk ik door haar blaas die op knappen stond. Pappa pakte de langste ladder en zette hem tegen het huis. Hij klom soepel naar boven, liet zich over de vensterbank vallen met zijn schoenen naar buiten bungelend, schopte diezelfde schoenen vervolgens naar beneden en liep de trap af om van binnenuit de deur open te doen. Mamma struikelde met haar broek op haar knieën naar binnen.


Eigen schuld, dikke bult. Moeten ze maar niet zo’n onzinnig besluit nemen. Het huis verkopen! Bespottelijk gewoon! Het huis neemt gewoon op eigen wijze wraak.
En voor diegenen die geïnteresseerd zijn waar we de afgelopen 5 jaar hebben gewoond: Ons huisje!
P.s. er zijn nog veel meer avonturen beleefd, dus jullie zijn nog niet van mij en mijn broertjes af. 

vrijdag 8 augustus 2014

De snoepjesboom

In de tuin van onze buren staat een toverboom. Volgens mamma is het een Linde boom, volgens de buren is het een P.ippi Langkous boom. ‘Iedere woensdag komt Pippi langs om snoepjes en drinken in de boom te hangen.’ ‘Onzin.’ Zei pappa. ‘Wil je wedden?’ Vroeg de buurman. Wij keken al springend en ja knikkend naar pappa. ‘Ja, ja. Dat willen we zien. Een echte P.ippi Langkous boom waar snoepjes in hangen!’ Pappa en de buurman gaven elkaar een knipoog. Dat zagen Rune en Nisse niet, maar ik wel. Ik ben echt niet gek. Pippi die snoepjes in een boom hangt! Maar ik wil die boom natuurlijk wel zien. ‘Kom over een half uur maar langs om koffie te drinken.’ Zei de buurman tegen pappa. ‘En neem je vrouw en kinderen vooral mee.’
                                                         En nu is mamma vergeten om een foto te maken. Dan maar dit vreemde insect. Heeft ook                                                                             te veel snoepjes gegeten.
Na een half uur zenuwachtig heen en weer huppelen, gaan we eindelijk naar de buren. Met een pak speculaasjes. Nederlandse speculaasjes voor bij de Zweedse koffie. Pappa en mamma lopen heel rustig over ons pad. De frambozen zijn rijp en ze staan iedere keer stil om roze frambozen te plukken. Dat is toch raar? De buren wachten met koffie op ons en zij staan maar vruchten te eten. Straks hebben ze geen honger meer. Dat zou wel erg onbeleefd zijn. Aan het einde van het pad gaan we naar links en staan we in een wonderbaarlijke tuin. Bij ons huisje staan in de zomer niet zo veel bloemen, maar hier lijkt het wel een paradijs met bloeiende planten.

De buurman en de buurvrouw staan ons op te wachten. De buurman wil eerst even knuffelen met mamma. Niet met pappa. En de buurvrouw wil dat ook niet. Best zielig voor pappa, maar die schijnt dat niet zo erg te vinden. Wij geven een hand en het pak speculaas. De buurvrouw kijkt heel blij en de buurman neemt ons mee naar een enorme klimboom achter hun huis. De takken met bladeren komen tot op de grond, maar het is geen treurboom. Het is een soort huttenboom. De takken hangen rondom helemaal tot aan de grond, maar als je door de bladeren heen stapt, kom je in een soort indianentent terecht. Weet je wat ik bedoel? Zo’n tent waar je helemaal in kunt staan. Wijd van onderen en dan puntig van boven.

De buurman vertelt dat hij Pippi net weg heeft zien fietsen. Ik zie het voor me. Pippi die hier aankomt op de fiets, snoepjes in de boom hangt en dan weer op de fiets terug gaat naar huis. Wij zijn wel een paar keer bij haar thuis geweest en toen zaten we wel twee uur in de auto! En dan zou ze nu naar ons toe komen fietsen? Haha! ‘Ga maar kijken’ zegt de buurman in het Zweeds. ‘Klim maar omhoog.’Dat klinkt in het Zweeds trouwens als: kletter maar op. Alsof je naar beneden moet kletteren vanuit de boom. Maar goed, Rune en Nisse waren al voorbij de eerste takken en opeens gaven ze een kreet. ‘Er hangt hier een zak met snoepjes!’ Ik keek naar de buurman en zijn vrouw. Op hun gezicht verscheen een enorme glimlach. Zie je wel dat zij het gewoon gedaan hebben? Maar uiteraard speel ik het spel mee en klim ook snel omhoog achter mijn broertjes aan.

Maar hoe hoger we kwamen, hoe meer we vonden. Heel hoog hingen pakjes drinken, flesjes cola, en zakjes met snoepjes. Wij keken langs de takken door het gebladerte naar beneden. Daar ergens stonden pappa en mamma met de buren. We konden ze nog net horen praten. ‘De buurman is vast al wel 80 en de buurvrouw is heel klein en vast al 70.’ ‘Denk jij dat de buren deze snoepjes hebben opgehangen?’ Vroeg ik aan Nisse. ‘Nee, natuurlijk niet. Zie jij de buren al zo hoog klimmen?’ ‘Pippi heeft dit gedaan. Ze is net op haar fiets weggefietst. Dat zei de buurman zelf.’ Antwoordde Rune en hij klom voorzichtig naar beneden met in zijn hand een zak toffees.


Toen wij weer veilig op de grond stonden, en er dus niet uitgekletterd waren, gingen de grote mensen koffie drinken. Wij zaten onder de boom met onze pakjes drinken en onze toffees. We keken naar de buren en waren het over 1 ding eens. Zij konden echt niet in de boom klimmen. Dus misschien, misschien komt Pippi toch iedere week op de fiets langs om snoepjes in de boom te hangen. Eigenlijk maakt het niet zo heel veel uit. We hebben een fantastische dag gehad met de snoepjesboom in een wonderbaarlijke tuin.