donderdag 16 april 2015

Kamperen.

‘Mam, bij de buren zijn de kleinkinderen aan het logeren. Ze mogen vannacht in tenten slapen. Mogen wij ook alstublieft in een tent in hun tuin slapen?’ 3 stralende kinderen staan voor hun moeder op en neer te springen. “Mag het mam, mag het?’ ‘Mag het van de buren?’ ‘Ja! Dat mag, als het ook van jullie mag. Mag het mam? Mag het?’ ‘Jullie mogen bij de buren kamperen.’ ‘Yes!! We gaan kamperen! Waar zijn de slaapzakken en de luchtbedden?’

De kinderen vliegen door het huis. Slaapzakken, luchtbedden, pyjama’s, zaklampen, knuffelberen en kussens worden allemaal in de bolderwagen geladen. ‘We gaan!’ ‘Waar is de tent? Jullie vergeten bijna het allerbelangrijkste. ‘ ‘Die hebben we niet nodig mam. Ture heeft tipi tenten.’ ‘Tipi tenten?’ ‘Ja, een soort indianentent. Hele grote witte tenten. Met twee luchtpijpen in het dak zodat we naar de sterren kunnen kijken.’ ‘Tipi tenten met luchtpijpen? Nog nooit van gehoord. Maar jullie nemen toch ook gewoon de tent mee. Die zonder luchtgaten in het dak waar de muggen dus niet in kunnen. De slangen en de teken ook niet. Om maar niet te spreken over de slakken en de krekels.’ ‘Nu weten we het wel weer mam! U verpest ons kampeernachtje nu al weer. We nemen onze tent wel mee voor de zekerheid, maar we hebben ’s nachts natuurlijk helemaal geen last van al die beesten. Die moeten toch ook gewoon slapen?!’

Mamma kijkt de kinderen na als ze met de bolderkar over het grasveld lopen richting de spoordijk en bij de rand van het bos afslaan naar de buren. Rune draait zich nog even om en zwaait vrolijk. ‘We gaan vanavond ook nog worstjes grillen! En ik heb mijn beer in uw bed gelegd. Dan bent u niet zo alleen!’ Mamma lacht en loopt weer naar binnen. Het huis is nu al ontdaan van alle vrolijkheid. ‘Wat gaan wij vanavond doen nu de kinderen er niet zijn?’ ‘We gaan straks eerst maar eens kijken of de tenten staan en alles goed gaat. Dan kunnen we meteen vragen of de buren komen barbecueën.’ ‘Maar de kinderen dan? Dan zijn ze helemaal alleen.’ ‘Ture is 16. Die let echt wel goed op de kinderen. Die verzint geen vreemde acties meer.’

Ondertussen zijn de kinderen bij de buren aangekomen. Ture is druk in de weer met hout sprokkelen voor het kampvuur vanavond. ‘Hoi, jongens. We hebben worstjes en marshmallows en brooddeeg. Kunnen we vanavond als het donker is bij het kampvuur zitten en ons eigen eten grillen.’ ‘Leuk! Waar zijn de anderen?’ ‘Die zijn in de paardenwei de tenten aan het opzetten.’ ‘Moet jij geen tent opzetten?’ ‘Die van mij is heel makkelijk. Gewoon twee stokken in de grond en het tentdoek er over.’

Aan de achterkant van het huis staan in de paardenwei al 4 tenten. Dicht bij elkaar en met de ingangen naar elkaar toe. Nisse en Julia rennen naar de andere kinderen toe. ‘Hoi, wat staan de tenten gezellig! Wij hebben ook een tent mee, dat moest van mamma, een met een dicht dak tegen het ongedierte. We hebben ook chips mee en limonade.’ Rune komt intussen mopperend aanlopen met de bolderwagen achter zich aan. ‘Leuk, dat jullie even hielpen. Waar zullen wij de  tent opzetten?’ ‘Hier, we hebben precies nog een plek overgelaten . Als jullie tent hier komt te staan, kunnen we vanavond de ritsen openlaten en dan kunnen we gewoon in onze slaapzakken liggen en toch met elkaar praten. Dat is veel gezelliger dan wanneer we de tenten gewoon maar ergens neer zouden zetten. We helpen wel even met het opzetten.’

Binnen 10 minuten staat ook de tent van Rune, Nisse en Julia. ‘We gaan zwemmen in het meer! En als het straks donker wordt gaan we het kampvuur aanzetten.’ De kinderen trekken hun zwemkleding aan en rennen naar het meer.

Inmiddels hebben pappa en mamma de buren uitgenodigd voor het avondeten. Voor ze weer terug gaan naar huis, lopen ze langs het tentenkamp. Waar is de tipi tent van Ture?’ ‘De tipitent van Ture?’ Vraagt de buurvrouw verbaasd. ‘Geen idee. Ik wist niet eens dat hij een tipi tent heeft. Volgens mij slaapt hij met Bosse in de tent. Deze hier is van de jongens. Tipi tent?’ ‘Ja, de kinderen hadden het over een tipi tent met twee luchtgaten zodat ze makkelijk naar de sterren konden kijken.’ ‘Geen idee. Hij zal wel weer een grap met ze uitgehaald hebben.’

Pappa en mamma lopen samen met de buren naar huis waar ze gezamenlijk gaan barbecueën.  Door de bomen komt af en toe het geluid van lachende kinderen. ‘Die vermaken zich prima. Willen jullie nog iets drinken?’ De volwassenen hebben net als de kinderen een geslaagde avond.

Aan de andere kant van het bos zijn de kinderen uitgegeten. Wel gooien ze nog iedere keer stukken hout op het kampvuur en beginnen ze elkaar verhalen te vertellen. Hoe later op de ouder hoe meer trollen en watergeesten er in de verhalen verschijnen. Rune kruipt dicht tegen zijn grote broer Nisse aan.  Een beetje eng vindt hij het allemaal wel. ‘Gaan we al naar de tenten? Ik ben eigenlijk wel een beetje moe.’ Ture begint hard te lachen. ‘Bangerd! Je bent natuurlijk gewoon bang voor de trollen. Datz e straks het bos uitkomen en je zomaar op je schouders tikken. Terwijl hij dat zegt, tikt hij zijn nichtje op haar schouders. Die schreeuwt het uit van schrik. Ture begint nog harder te lachen. ‘Rotzak!’ Zegt zijn nichtje en ze loopt boos naar haar tent. Alle kinderen kijken haar na en willen eigenlijk ook wel naar de tent. Nisse staat op. ‘Zullen wij ook naar de tent gaan?’ Rune en Julia knikken. De andere kinderen gaan ook allemaal staan en lopen naar het tentenkamp.

Rune draait zich nog even om naar het kampvuur. ‘Waar staat jouw tent nu Ture? Waar ga jij slapen?’ ‘Maak je om mij maar geen zorgen. Mijn tent staat binnen 5 seconden. Pas jij nu maar op voor de bosgeesten die ’s nachts tevoorschijn komen.’ Rune rent snel achter de kinderen aan, schopt zijn schoenen uit en duikt de tent in. ‘Wat heb jij nu ineens?’ Vraagt Julia aan haar grote broer. ‘Niets, ik ben gewoon moe en er komen allemaal muggen achter me aan. Die beesten slapen zelfs in het donker niet.’

Allemaal zijn ze vastberaden om de hele nacht wakker te blijven om  met elkaar te praten en om naar de sterren te kijken. Maar de een na de ander valt toch in slaap en al snel is het hele tentenkamp in een diepe rust gedompeld. Tot de buurman en buurvrouw teruglopen na een gezellige avond. ‘Zullen we nog even bij de kinderen kijken? Even controleren of alle tenten wel dicht zijn.’ De buren lopen om het huis en zien 5 tenten in een kring bij elkaar staan. Een klein stukje verder zien ze een witte lap bungelend aan twee stokken. De lange benen van Ture steken naar buiten. ‘Wat heeft die jongen nu weer voor een vreemde tent?’ ‘Dat zal die tipi tent wel zijn. Die wil ik wel even van dichtbij bekijken.’ De buurman loopt naar de tipi tent van Ture en begint opeens heel hard te lachen. De benen van Ture beginnen te bewegen en het slaperige hoofd van Ture komt omhoof door 1 van de luchtgaten. De buurvrouw komt op het gelach van haar man aan. ‘Wat krijgen we verdorie nu weer! Ture! Wat doe jij met mijn onderbroek? Ben jij nu helemaal gek geworden! Kom met je hoofd uit die pijp vandaan! Meekomen! Jij slaapt voor straf binnen. Niets kampeeravontuur voor jou meer! Mijn onderbroek! Hoe haal je het in je hoofd?’ De buurvrouw loopt mopperend naar huis met Ture aan 1 oor achter zich meeslepend.


De kinderen die wakker zijn geworden van het kabaal en door de deuropeningen kijken zien een tegenstribbelende Ture die voortgetrokken wordt door een boze vrouw. ‘De bosgeesten! De bosgeesten nemen Ture mee!’ Allemaal risten ze de tenten dicht en verstoppen zich diep onder hun slaapzak. Al snel vallen ze weer in slaap. Zo zien ze niet dat de buurman schuddend van het lachen terug loopt naar huis. De tipi tent van Ture laat hij staan. Als een soort vogelverschrikker voor de bosgeesten. 


2 opmerkingen:

  1. Weer een heerlijk verhaal, fantasie en kinderen, die kun je niet losmaken van elkaar en ja die luchtgaten..ha, ha...
    Jammer dat het 's nachts nog te koud is anders zou het heerlijk zijn in de tent.

    Lieve groetjes, Eefie

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Prachtig verhaal.Waar je al niet een tent van kunt maken. Groetjes,

    BeantwoordenVerwijderen