zondag 19 juli 2015

Het bejaardentehuis op de alm.

We zijn op vakantie in Oostenrijk. Niemand heeft eigenlijk enig idee waarom we hier in hemelsnaam zitten, maar we zitten hier en dus maken we het er maar het beste van. Wij zitten op de vierde verdieping. Er is nog 1 verdieping boven ons. De vijfde dus. Daar woont de Adelaar samen met zijn vrouw. Mevrouw Ekster. De hele dag zitten zij samen op hun balkon. Kijkend naar beneden. Glurend door een verrekijker en als ze iets zien wat ze niet zint, maken ze foto’s. Ze maken een bewijsalbum. Een bewijsalbum van allerhande zaken die niet door de beugel kunnen. Volgens meneer Adelaar en mevrouw  Ekster. Hij is voorzitter roept hij meerdere malen op een dag. Voorzitter van de Europese Unie? Voorzitter van de jeu de boules club? Voorzitter van de plattelandsmannen of toch voorzitter van de FBI? Niemand die het weet, maar hij is ergens voorzitter van en zij maakt foto’s. Als bewijs.

‘Vindt u het goed dat uw zoon die ketting kapot maakt?’ Dat was onze eerste aanvaring met de Voorzitter van iets. ‘Mijn zoon maakt niets kapot. Hij maakt sinusgolven.’ ‘Dus u vindt het goed dat uw zoon die ketting kapot maakt? Hij hangt al aan een paar extra touwen omdat hij stuk is.’ ‘Dus maakt mijn zoon hem niet kapot. Dat is hij al, anders zouden er geen extra lussen inzitten. Nogmaals, mijn zoon maakt prachtige sinusgolven.’ Nu denken wij zomaar dat meneer de voorzittende Adelaar geen idee heeft wat sinusgolven zijn. We laten dat ook maar. In ieder geval staat er nu een foto in het bewijsalbum van de ketting met de gerepareerde lussen.
Daarna begon het gezeur. Over zingende mensen, over een echtpaar dat ruzie had, dat gebeurt nu eenmaal wel eens op vakantie, over voetballende kinderen, over kinderen in de lift, over kinderen die op het hek zaten, want ze hadden de Oostenrijkse boer met zijn werkmannen juist ook op die manier op het hek zien zitten. Dat zag er zo stoer uit, dat de kinderen dat ook gingen proberen. Maar nonchalant zitten op een hek is nog niet eens zo makkelijk, en over kinderen die over de brug hingen om steentjes en takjes de snelstromende rivier in te gooien. Mevrouw Ekster en haar camera hadden het er maar druk mee.

De buren hebben een hondje mee. Dat hoorden we pas toen het onweer aan kwam rollen over de bergen. Het hondje begon zielig te huilen. Eerst heel zachtjes, maar steeds een beetje harder. Wij keken met een schuin oog omhoog naar het balkon om te zien of Ekster en Adelaar de hond zouden horen. Huisdieren verboden. Terwijl het hondje bij iedere rommel iets harder begon te huilen, gingen wij steeds een beetje harder praten om de hond maar te overstemmen. Tevergeefs. ‘ Ik hoor een hond!’ riep mevrouw Ekster en klik-klik deed haar camera. Het balkon van de buren staat nu ook in het bewijsalbum. Net alsof iemand later kan zien dat er achter die deuren een huilende hond zat.

En terwijl ze het balkon van de buren fotografeerde, kwam ze tot de ontdekking dat er over de ladder op ons balkon een handdoek hing. ‘Een handdoek! Er hangt op die brandtrap gewoon een handdoek!’ En weer werd het bewijsalbum een foto rijker. Terwijl ze die foto maakte, zag ze ook een doos op het luik staan. ‘En een blokkade van het noodluik! Ze hebben er een doos met wijn op staan!’Klik-klik deed de camera boven ons. Mamma stikte inmiddels van het lachen. ‘Een lege doos. Ze is nu een lege doos aan het fotograferen. Vieren we onze vakantie in een bejaardentehuis? Waar echt helemaal niets mag?'


Voor mamma was de maat vol toen de onderburen wilden gaan barbecueën. Met vrienden en buren. Een ieniemienie barbecue dingetje werd opgesteld, kooltjes aangestoken en mevrouw Ekster kreeg een rolberoerte. ‘Ze gaan barbecueën! Hebben ze toestemming gevraagd? ‘ ‘Nee’, zei meneer de voorzittende Adelaar, en hij toog in vol ornaat naar beneden om de orde te herstellen. Even later zagen we de onderburen de brandende barbecue met behulp van een paar bezems verplaatsen. Even keken ze omhoog. ‘Niet van ons hoor, wij hebben totaal geen last van jullie barbecue. Wij hopen alleen maar dat jullie een hele gezellige maaltijd hebben.’ Mevrouw Ekster stond boven ons te stampvoeten. De onderburen riepen vrolijk terug naar boven: ‘We weten wel zeker dat het niet bij jullie vandaan komt.’ Mevrouw de Ekster begon vervaarlijk in en uit te ademen. Even later nam meneer de Adelaar weer plaats op het balkon. ‘Ik heb me netjes als voorzitter gemeld en heb gezegd dat het niet door de beugel kon dat een barbecue niet van te voren aangevraagd wordt.’ ‘Prima schat, als een man het doet, accepteert iedereen het. Vooral als je voorzitter bent, maar als een vrouw het doet, is ze direct ook een bitch.’  Laat dat nu de eerste zinvolle uitspraak zijn van het bovenbalkon waar wij het volledig en helemaal mee eens zijn.



1 opmerking:

  1. Lleuk verhaal, maar je zal ze zomaar op je vakantie boven je hebben zitten sterkte
    groet mien

    BeantwoordenVerwijderen