‘Mam, kunnen
we hier zwemmen?’ Vraagt Rune als ze met de auto over een snelstromende,
kolkende rivier rijden. ‘Nee, dat kan hier niet. Hier is het veel te
gevaarlijk.’ ‘Waarom? Want het water ziet er heel lief uit met al die witte koppen.
Het is net shampoo. Eigenlijk rijden we over een shampoorivier.’ ‘Die
shampoorivier van jou is anders een hele gevaarlijke rivier. En wat jij als
shampoo schuim ziet, is in werkelijkheid het hoofd van de groene
monsters.’’Groene monsters? Zijn hier groene monsters?’ Rune draait zich om en
kijkt door het achterraam naar de rivier die nu achter ze ligt. ‘Ja, hier zijn
grote groene monsters die niet willen dat kinderen komen zwemmen.’ ‘Waarom niet?’
‘Omdat ze een hekel hebben aan kinderen.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat kinderen altijd
plassen in het water. Daarom.’ ‘Bah! Ik plas nooit in het water. Dus ik mag er
wel zwemmen.’ ‘Maar dat jij nooit in het water plast, dat weten de groene
monsters natuurlijk niet.’
Rune kijkt
stil voor zich uit. Tot nu toe zag hij overal snelwegen, bergen, weilanden met
grazende koeien en huizen. Heel veel huizen met heel veel mensen. En nergens
zag hij water. En nu hij dan eindelijk water heeft gevonden, mag hij er niet in
zwemmen. Wat een stom land is dit!
‘Mam, die
groene monsters, kan ik daar geen vrienden mee worden? Dan maak ik gewoon eerst
een tekening en die neem ik mee als ik het water in ga. Als ze dan langskomen
geef ik de tekening aan ze.’ ‘Dat is heel lief van je, maar de groene monsters
willen geen tekening. Ze willen met rust gelaten worden.’ ’Waarom?’ ‘Omdat ze
heel hard gewerkt hebben om al het smeltwater veilig af te voeren, omdat ze
alle rotzooi naar de oevers hebben gebracht, zodat de grote mensen het vuilnis
naar de werf konden brengen en nu zijn ze moe. Ze hebben totaal geen behoefte
aan zwemmende kinderen. Ze gaan de hele zomer een beetje uitrusten.’
Twee dagen
later gaan de kinderen zwemmen met pappa en mamma. In een bergmeer, helemaal
gevuld met smeltwater uit de bergen. Zonder kolkende watermassa’s en zonder
schuimende shampoo koppen op het water. Gewoon een lieflijk meer aan de rand
van het dorp.
‘Mam, die
groene monsters, zijn die hier ook?’ ‘Nee schat, hier kun je gewoon veilig
zwemmen. Zonder groene monsters die je naar beneden trekken.’ Rune springt in
het water, zwemt een paar rondjes en rent dan toch het water weer uit. ‘Mam, ik
ga wel in het gewone zwembad zwemmen. Ik vertrouw het water toch niet helemaal.
Er zitten telkens allemaal planten om mijn voeten. Misschien zijn er toch wel
groene watermonsters.’ ‘Die zitten hier echt niet, die hebben zich verstopt in
de rivieren. Wat je hier voelt, zijn de waterplanten. ‘ ’Waterplanten of niet,
ik vertrouw het niet. Ik ga naar het zwembad.’
Terwijl Rune
naar het zwembad loopt, ziet mamma opeens een waterplant omhoog komen. Steeds
groter groeit hij. Mamma kijkt met grote ogen naar het meer. Het zal toch niet?
Het zal toch echt niet? Maar dan gooit een lachende tiener een waterplanten pruik
van zijn hoofd. Zijn kleine zusje rent gillend het water uit. Mamma haalt
opgelucht adem. Geen watermonsters. Toch zwemt ook mamma de hele vakantie niet
meer in het meer, maar gezellig samen met Rune in het zwembad, waar ze de blauwe
bodem gewoon goed kan zien. Soms ga je bijna in je eigen sprookjes geloven.
Groen watermonster? Nee, gewoon blauwalg bij ons in het kanaal. Ik was te erg geschrokken om een foto te maken van de lachende lolbroek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten