Dochter wil heel graag samen met mamma naar de stad. Mamma
niet. Mamma zit aan de heftige medicijnen en is zo suf als een egel in
winterslaap. Dochter heeft echter wel gelijk als ze zegt dat er nooit tijd voor
haar is en zo sleept een mamma zich in de auto om zich te laten rijden naar de
stad. Mamma mag door die pilletjes niet zelf achter het stuur. Laten rijden.
Dat dringt opeens door en mamma gaat eens rechter zitten in de auto. Met
chauffeur. Wat een luxeleven.
In de stad huppelt mamma bijna van het ene restaurant naar
het andere. Mamma heeft honger en wil luxe eten met dochter in een luxe restaurant.
Vooral huppelt mamma, omdat ze bijna in haar broek plast. Vast ook door die
pillen. Dochter heeft echter helemaal geen zin in luxe maaltijd. 'Er zit een
goede patatbakker op een hoek mam, loop maar mee.' Mamma werpt een laatste blik
in raam van restaurant. Heerlijke maaltijd staat daar op tafel bij echtpaar op
leeftijd. Een entrecote met nasi. Vreemde combinatie, maar goed. Een tik op het
raam met een gezegelringde vinger werpt mamma weer terug in de realiteit.
Patatbakker op een hoek.
Eerst huppend de H.ema in. Dochter ziet popcorn met een
smaak van tompouce. Ik heb echter nog maar 1 doel. Het toilet! Huppend
hup ik de brede marmeren trappen op. Achter een zakenmijnheer aan.
Zakenmijnheer stapt op de draai van de trap opzij om mij voor te laten gaan.
Niet slim. Niet slim. Welke man gaat er nu achter (lees onder) een
huppende vrouw lopen? Een vrouw die overduidelijk haar blaas niet onder
controle heeft. Niet slim, niet slim, niet slim. Maar ik red het tot de
toiletten. Om daar te stuiten tegen toiletjuffrouw. Toiletjuffrouw wil geld
zien. Wil snel geld zien. Ik wil ook snel, maar kom niet langs mevrouw met
bus toiletspray in haar hand. 50 cent, 50 cent. 'Ik moet ook mam!' Ships. 'Kan ik
hier ook pinnen?' Toiletjuffrouw positioneert de spuitbus even beter. 'O! Wacht' zucht een zwetende ik, 'ik red het precies! Kijk wat goed.' Toiletjuffrouw is
vast heel ernstig ongesteld, want er kan geen lach vanaf.
Waar we in hemelsnaam voor betaald hebben vraag ik me nu een
dag later nog af. Het stinkt, het plakt, je kunt je handen alleen wassen door
een kraan aan te raken, die je dan met pasgewassen handen weer dicht moet
draaien. IEIIIIIIIIIIIII! Gatver, en we moeten nog eten bij de patatbakker op
de hoek. 'Eerst je handen wassen, dan met doekjes de kraan dichtdraaien en
daarna pas je handen afdrogen' doceer ik dochter die als een gedrilde officier
keurig in de maat precies dat doe wat ik ook doe.
Patatbakker op de hoek. Meer is het ook niet. Wel bekroond
volgens plakkaat. 'Meenemen of hier opeten?' Ik veer op. 'Hier opeten?' Ik ga op
mijn tenen staan om achter in de zaak te kunnen kijken, maar daar staan geen
stoelen. 'Hier opeten?' Stamel ik. 'Waar dan?' 'Hier.' Zegt de man. 'Dat lijkt me
duidelijk. Hier opeten of meenemen?' Ik kijk nog eens om me heen en zie her en
der plukjes patat etende mensen zitten en staan. Heel armoedig vind ik dat. 'Meenemen alstublieft. Twee porties zonder saus.'
'Meenemen?' Vraagt dochter? 'Waarheen dan meenemen?' 'Dat weet ik
niet' sis ik terug. 'We verzinnen wel iets.' Iedere vezel in mijn lichaam verzet
zich tegen in de openbaarheid eten. Altijd al een hekel aan gehad. Mensen die
op straat eten, of in een winkelcentrum, of in de bioscoop, of in de rij bij
het theater. Langs de lijn, in het zwembad. Bah!
Maar wie donderdagavond in de binnenstad van Alkmaar is
geweest, heeft ons kunnen zien zitten. Midden op een verhoging op straat.
Allebei zittend op onze rugtas. Met een patatzakje op schoot. Eten en
voorbijgangers bekijken. We waren een bezienswaardigheid zoals we daar zaten.
Naast de bloemenschuit en de waagtoren prijken dochter en ik nu in een Japans
fotoalbum. Zwervers. Luidt het onderschrift vast. Zwervers met een patatje
zonder van de patatbakker op de hoek. Bekroond.
Als laatste, als dochter al een hele nieuwe garderobe heeft
geshopt, het is maar goed dat mamma niet zo helder is, gaan we naar mijn winkel. 'Kunt u ook eens iets leuks kopen.' Kunt u ook eens iets leuks kopen?
Zegt ze dit nu werkelijk hardop? Ik kan het niet vragen, want dochter schuift al geroutineerd truien, vesten en jurken opzij. 'Dit is wel leuk, en dit en dit,
deze kleur maakt u oud en met die is het net of u nog met de jeugd mee wil
doen.' Met de jeugd mee wil doen? Net alsof? 'Ik ben de jeugd! Ik ben echt
absoluut de jeugd van de toekomst!' Dochter geeft een stapel kleding aan en laat
zich in een stoel zakken.
Daar sta ik dan en wordt geconfronteerd met een enorme ik.
Echt een enorme ik zoals je ze alleen in sprookjes ziet. Met armen als trams en
twee heupen als bijzettafels. Of tafeltjes. Bijzettafeltjes. Het valt wel mee.
Het valt echt wel mee. Ligt aan de inval van het licht en aan die rare
spiegels. Ik stap uit het pashokje en bots tegen een andere passende vrouw. Een
akelig slanke passende vrouw. Ze draagt een heel mooi kort rokje. Van leer!!! In
een hippe modekleur en draait en draait voor de spiegel. Ik trek automatisch
mijn billen in en hou mijn adem vast. Als ik loslaat, vul ik de hele spiegel en
verdwijnt akelig slanke vrouw. Haar posh echtgenoot kijkt triomfantelijk toe.
Zelfs dochter, mijn dochter, zie ik vanuit haar stoel goedkeurend knikken. Heb
ik er geen enorm dikke billen in'?' kraait veel te slanke vrouw. Ik adem uit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten