maandag 24 november 2014

Steentijd.

‘Mam, vandaag ben ik geen Sinterklaas meer, maar Piet. Ik wil profpiet zijn.’ ‘Prima jongen. Trek je wel gewoon je broek aan?’ ‘Echt niet! Een Piet heeft geen broek.’ Finn komt naar beneden met akelig dunne beentjes. Dunne witte beentjes. Buiten is het miezerig en koud. ‘Zo ga jij dus niet naar school.’ ‘Heeft u wel eens een Piet gezien met een broek onder zijn broek?’ ‘Nee, maar wel een Piet met een maillot onder zijn broek. Dus trek jij nu een maillot aan van je zus.’ ‘Echt niet! Met roze bloemetjes zeker?’ ‘Nee met groene.’ Prof Piet Finn kijkt mij boos aan. ‘U krijgt van mij niets in uw schoen morgenochtend!’ ‘Kijk Prof Piet , je zus heeft ook gewoon zwarte maillots.’ ‘Evengoed krijgt u niets in uw schoen.’

‘Loop ik nu niet een beetje voor gek?’ ‘Welnee. Vroeger droegen de mannen ook gewoon jurken.’ Bij Finn rollen de tranen van het lachen over zijn wangen. ‘Jurken, nou die trek ik echt niet aan. Een man in een jurk, dat kan dus echt niet.’ Als hij na het tandenpoetsen beneden komt en zijn vader ziet lopen begint hij weer hardop te lachen. ‘Wat is er?’ Vraagt zijn vader. ‘Zijn er ook foto’s dat u vroeger in een jurk liep?’ Ben kijkt heel verbaasd naar Finn en vervolgens heel boos naar mij. ‘Wat heb je die jongen nu weer op de mouw gespeld?’ ‘Niets. Helemaal niets. Finn, met vroeger bedoel ik een tijd dat pappa en mamma nog niet geboren waren. En opa en oma niet en hun ouders ook niet. In een tijd dat de mensen in berenvellen liepen en in huizen leefden van klei, takken en stront. In de steentijd.’ ‘Dat wil ik dan wel eens zien. Vanmiddag ga ik met de tijdmachine naar de steentijd. Maar ik trek wel gewoon een broek aan.’

En zo komt het dat de tijdmachine weer buiten staat, er een mand met proviand aan boord gesleept wordt, Finn met broek en dikke jas plaats neemt in de machine en een handvol knijpers mee neemt. ‘Waar heb je die voor nodig?’ ‘Voor als ik uitgenodigd wordt in zo’n huis van stront. Kan ik een knijper op mijn neus zetten.’ Het jaartal is ingesteld op 3500 voor Christus. Finn reist af naar de nieuwe steentijd. Naar het huidige Denemarken om precies te zijn. Bestemming: Skarp Salling.

Na een rustige reis door tijd en ruimte komt Finn in een prachtig bosrijk gebied. Hij ziet pluimpjes rook uit huizen komen, en overal lopen mensen met houten stokken. Als Finn dichterbij komt, ziet hij dat het stokken zijn met scherpe stenen er aan bevestigd. ‘Hallo, ik ben Finn en ik kom eens bij jullie op bezoek.’ Overal komen mannen met stokken vandaan, die in een cirkel om hem heen gaan staan. ‘Ik doe jullie geen kwaad. Kijk, ik heb eten bij me.’Finn laat de mand met eten zien, pakt er een stuk brood uit en neemt een hap. Vervolgens zet hij de mand op de grond en wijst naar de mannen. ‘Voor jullie en voor jullie gezinnen. Er zit ook chocolade in, maar ik denk dat jullie dat niet kennen.’ De dapperste man van het stel, heeft intussen al een Lions uit de mand gepakt en zet er zijn tanden in. Snel spuugt hij de hap weer uit. De speren worden weer op  Finn gericht.  ‘Nee, kijk zo. Het zit nog ingepakt.’ Finn wikkelt het papiertje van een nuts en begint smakelijk te eten. ‘Nu jullie, anders eet ik straks alles op.’  Als de mannen door hebben dat Finn geen ruzie komt maken, laten ze de speren zakken en lopen ze met de mand naar de hut die in het midden staat. Daar hebben alle vrouwen en kinderen zich verzameld. ‘Fien.’Bromt 1 van de mannen en wijst naar Finn. ‘Nee, Finn. Mijn naam is Finn. Jag heter Finn. Dat is Zweeds, maar misschien verstaan jullie dat wel.’

Als de vrouwen zien wat er in de mand zit en hoe dat werkt met het ingepakte eten, beginnen ze  het vuur in een kuil in het middelste van de hut op te stoken. Er gaat gekookt worden. Lekker, denkt Finn. Hij heeft best honger gekregen. Tot zijn verbazing ziet hij dat de mannen binnen komen met een heel varken. Het varken wordt boven het vuur gehangen en de vrouwen gaan aan de slag met stenen potten en handen vol graan. De vrouwen en kinderen slaan er met een steen op en zo werd het graan steeds een stukje fijner. Uiteindelijk blijven er een soort platte koeken over. Het varken ruikt heerlijk en de koeken smaken prima. Na de maaltijd geeft Finn te kennen dat hij eigenlijk wel moe is. Tegen de wanden van de hut liggen stapels zand en huiden van dieren.  Hij wikkelt zich in en valt als een blok in slaap.

De volgende morgen is iedereen al vroeg wakker en bedrijvig in de weer met van alles en nog wat. De mannen gaan op jacht, de kinderen verzorgen de dieren die aan de rand van het dorp staan in een soort weiland, en de vrouwen gaan met klei in de weer. ‘Leuk! Mag ik meedoen? We hebben laatst op school ook met klei gewerkt. Toen heb ik een gezicht gemaakt. Wat maken jullie?’ Potten. De vrouwen maken potten. Prachtige potten die als ze klaar zijn, versierd worden met mooie tekeningen. Finn is onder de indruk dat ze met zo weinig spullen, toch potten kunnen maken.

Ik dacht altijd dat de mensen in de steentijd de hele tijd op jacht waren en van de ene plek naar de andere reisden, maar jullie hebben hier een soort dorp gebouwd. Knap hoor. Dat scheelt een heleboel energie. Wat me vooral verbaast is dat jullie ook een veld met graan hebben geplant. Die koeken van gister waren erg lekker. Je kunt er ook brood van bakken. En het is wel handig om schapen te houden. Die geven melk en jullie kunnen ze scheren. Dan haal je de wol van ze af. Kunnen jullie weer mooie kleren van maken. Jullie snappen helemaal niets van wat ik allemaal vertel he? Geeft niet hoor. Ik spreek geen steentijds, en jullie geen Nederlands.’ Finn ratelt aan 1 stuk door. Maar dan ziet hij de mannen uit het bos komen. Ze huilen en kijken heel verdrietig.

Eén van de mannen uit het dorp heeft de jacht met de dood moeten bekopen. In stilte beginnen de mannen met het graven van een kuil. De vrouwen en kinderen verzamelen hun mooiste spullen om mee te kunnen geven aan de dappere jager. 1 van de potten, met de mooiste versieringen, wordt gevuld met graan. Als de kuil diep genoeg is, leggen de mannen hun overleden vriend in de kuil, zetten de geschenken er bij, naast de pot gaan er handbijlen en de speren van de gedode jager mee het graf in. De man wordt toegedekt met een dierenhuid. Terwijl de vrouwen en kinderen in een grote kring rond het graf staan, beginnen de overige mannen grond in het graf te scheppen. En zelfs als de kuil dicht is, scheppen de mannen verder. Finn pakt ook een schep en schept zwijgend mee. Er verrijst een behoorlijke berg. Een grafheuvel weet Finn, die heeft hij al eerder gezien.

Als alle dorpsbewoners zich afzonderen in hun hutten om hun verdriet te verwerken, loopt Finn terug naar zijn tijdmachine. Het is tijd om weer naar huis te gaan.


‘Mam, als we weer in Denemarken zijn, moeten we naar Skarp Salling. Daar ligt in een grafheuvel een prachtig bewerkte pot in een graf van een jager. Het is een van de mooiste potten die ik ooit heb gezien.’’Skarp Salling? Laten we eens op internet kijken.’ Mamma toetst in: Skarp Salling pot Denemarken en dan verschijnt groot in beeld: een foto van een werkelijk schitterend bewerkte pot. Finn is een klein beetje verdrietig dat zijn grafheuvel en zijn pot al gevonden zijn, maar als hij leest dat de jager nog steeds in zijn graf rust en de pot een ere plaats heeft in het Nationaal museum in Denemarken en zelfs een plek heeft op een Deens bankbiljet is hij gerustgesteld. Het was een leerzame reis.  

4 opmerkingen:

  1. Wat een mooi verhaal. Zo wordt de geschiedenis ineens een stuk inzichtelijker! Waar ik nu wel heel benieuwd naar ben, is waar die jager aan is overleden. Jachtongelukje? ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik zie het helemaal voor me, het hele verhaal. Zo wordt geschiedenis een stuk leuker... Het zou toch wel mooi zijn als we allemaal zo'n tijdmachine hadden. Ik wil er wel een hoor...
    Ik wens je een fijne avond,
    Liefs,
    Mirjam

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat een leuk stukje geschiedenis! Heeft Finn nu de mannen in jurken gezien?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Dat is nog eens een leuke manier van terug in de tijd reizen. Heerlijk verhaal heb je er weer van gemaakt. Groetjes,

    BeantwoordenVerwijderen