vrijdag 7 juni 2013

Een verrassing.

We gaan de schooltuintjes weer in. En het is warm. Heel erg warm. 3 kinderen gaan in een schaduwtuin zitten met hun harkjes, om de grond om te woelen op zoek naar insecten. “Is dat goed mamma van Finn?” Ja, dat is goed. De boog kan niet altijd gespannen staan. Met een paar andere kinderen maken we de tuin onkruidvrij. Onkruid schiet omhoog met de warme temperaturen. Emmer vol verzamelen we. Wat voor de kinderen onkruid is, omdat we nu eenmaal geen gras en paardenbloemen in de tuin willen hebben, is echter voedsel voor de kippen en de konijnen. Dus lopen we iedere keer voor we terug gaan naar de klas eerst langs het dierendagverblijf.

De kippen hopen altijd op een lading wurmpjes, maar die hebben de kinderen dit keer niet meegenomen. Hadden geen zin om op wurmenjacht te gaan in zinderende zomer hitte. Gekrioel van glibberige beestjes over handjes en armpjes zagen de kinderen niet zitten. De dieren moeten het doen met groenvoer. Vegetarische maaltijd. Als je dan zo zit ga je vertellen over het voer van de kippen en wat voor effect dat heeft op de eieren die ze leggen. Bijzonder vinden de kinderen dat. Onkruid in onze tuin is voer voor de kippen die door dat lekkere groenvoer weer overheerlijke verse eitjes leggen. De cirkel is rond. Of halfrond, want eigenlijk zouden we de eierschalen dan nog weer door onze tuinen moeten vermalen. Of de kinderen het verhaal helemaal begrijpen is me niet helemaal duidelijk, feit is wel dat de kinderen het geweldig vinden om de kippen te voeren. “Hij pikt in mijn vinger!” Is een veelvuldig gehoorde kreet. 4 andere kleuters kijken dan bewonderend naar de vingertop van klasgenoot en slaken enthousiaste kreten. Kindje vergeet helemaal te huilen van de schrik.

Naast het dierendagverblijf staat sinds een jaar een insectenhotel. Met oude stammetjes, rietjes, bamboe, houtschors, dakpannen  en bladeren. Omdat we nu geen levende wormen hebben, besluit ik het insectenhotel bij de tuinles te betrekken. Kinderen vinden het wel een beetje eng, want ze zien een wesp. Allemaal zien ze de wesp en deinzen achteruit. Het is een vlieg vertel ik. “Nee hoor, mamma van Finn, want hij heeft gele strepen. Dus is het een wesp.” Ik vertel dat het vermomde vliegen zijn. Die zich camoufleren, verkleden voor de grote vogels. Die denken dat ze een wesp zien en laten de vlieg met rust. “Wow! Wat een slimme vlieg!” En de kinderen komen dichterbij. We kijken naar de stengels en de blokken hout. Op zoek naar ontwaakte insecten, als plotseling een hele narrige boze vogel vlak over onze hoofden scheert.


“Wat was dat?” Vragen 5 kinderen verschrikt. Ik heb werkelijk geen idee waar dat beest vandaan kwam, maar het was een vogel. Een lijster of een merel. Ik heb het niet goed kunnen zien. We kijken nog beter naar het insectenhotel en dan zien we het: er zit een nest helemaal bovenop alle stronken, rietjes, dakpannen, vlak onder de nok van het hotel. “Een vogelnest! We hebben een vogelnest gevonden!” Helemaal goed kunnen we het niet zien, zelfs niet als we boven een stronk gaan staan, maar we denken een paar eitjes te ontwaren. Een echt werkend vogelnest! Snel, stil en onder de indruk vegen we onze schoenen en gaan terug naar de klas. Een vogelnest in het insectenhotel. Die mamma heeft een 3 sterren slaapplaats gevonden. Ik vond het niet nodig om aan de kinderen te vertellen dat de insecten waar zo druk een veilige schuilplaats voor de winter voor is gebouwd, nu ten prooi gaan vallen aan hongerige baby vogel snaveltjes. Soms moet je weten wanneer je genoeg verteld hebt over de natuur. 

1 opmerking: