We gaan de
schooltuintjes weer in. En het is warm. Heel erg warm. 3 kinderen gaan in een
schaduwtuin zitten met hun harkjes, om de grond om te woelen op zoek naar
insecten. “Is dat goed mamma van Finn?” Ja, dat is goed. De boog kan niet
altijd gespannen staan. Met een paar andere kinderen maken we de tuin
onkruidvrij. Onkruid schiet omhoog met de warme temperaturen. Emmer vol verzamelen
we. Wat voor de kinderen onkruid is, omdat we nu eenmaal geen gras en
paardenbloemen in de tuin willen hebben, is echter voedsel voor de kippen en de
konijnen. Dus lopen we iedere keer voor we terug gaan naar de klas eerst langs het
dierendagverblijf.
De kippen
hopen altijd op een lading wurmpjes, maar die hebben de kinderen dit keer niet
meegenomen. Hadden geen zin om op wurmenjacht te gaan in zinderende zomer
hitte. Gekrioel van glibberige beestjes over handjes en armpjes zagen de
kinderen niet zitten. De dieren moeten het doen met groenvoer. Vegetarische
maaltijd. Als je dan zo zit ga je vertellen over het voer van de kippen en wat
voor effect dat heeft op de eieren die ze leggen. Bijzonder vinden de kinderen
dat. Onkruid in onze tuin is voer voor de kippen die door dat lekkere groenvoer
weer overheerlijke verse eitjes leggen. De cirkel is rond. Of halfrond, want
eigenlijk zouden we de eierschalen dan nog weer door onze tuinen moeten
vermalen. Of de kinderen het verhaal helemaal begrijpen is me niet helemaal
duidelijk, feit is wel dat de kinderen het geweldig vinden om de kippen te
voeren. “Hij pikt in mijn vinger!” Is een veelvuldig gehoorde kreet. 4 andere
kleuters kijken dan bewonderend naar de vingertop van klasgenoot en slaken
enthousiaste kreten. Kindje vergeet helemaal te huilen van de schrik.
Naast het
dierendagverblijf staat sinds een jaar een insectenhotel. Met oude stammetjes,
rietjes, bamboe, houtschors, dakpannen
en bladeren. Omdat we nu geen levende wormen hebben, besluit ik het insectenhotel
bij de tuinles te betrekken. Kinderen vinden het wel een beetje eng, want ze
zien een wesp. Allemaal zien ze de wesp en deinzen achteruit. Het is een vlieg
vertel ik. “Nee hoor, mamma van Finn, want hij heeft gele strepen. Dus is het
een wesp.” Ik vertel dat het vermomde vliegen zijn. Die zich camoufleren,
verkleden voor de grote vogels. Die denken dat ze een wesp zien en laten de
vlieg met rust. “Wow! Wat een slimme vlieg!” En de kinderen komen dichterbij.
We kijken naar de stengels en de blokken hout. Op zoek naar ontwaakte insecten,
als plotseling een hele narrige boze vogel vlak over onze hoofden scheert.
“Wat was
dat?” Vragen 5 kinderen verschrikt. Ik heb werkelijk geen idee waar dat beest
vandaan kwam, maar het was een vogel. Een lijster of een merel. Ik heb het niet
goed kunnen zien. We kijken nog beter naar het insectenhotel en dan zien we
het: er zit een nest helemaal bovenop alle stronken, rietjes, dakpannen, vlak
onder de nok van het hotel. “Een vogelnest! We hebben een vogelnest gevonden!”
Helemaal goed kunnen we het niet zien, zelfs niet als we boven een stronk gaan
staan, maar we denken een paar eitjes te ontwaren. Een echt werkend vogelnest!
Snel, stil en onder de indruk vegen we onze schoenen en gaan terug naar de
klas. Een vogelnest in het insectenhotel. Die mamma heeft een 3 sterren
slaapplaats gevonden. Ik vond het niet nodig om aan de kinderen te vertellen
dat de insecten waar zo druk een veilige schuilplaats voor de winter voor is
gebouwd, nu ten prooi gaan vallen aan hongerige baby vogel snaveltjes. Soms
moet je weten wanneer je genoeg verteld hebt over de natuur.
Leuk gedaan mamma van Finn.
BeantwoordenVerwijderen