Ergens hier ver vandaan heeft eens een dropjes fabriek
gestaan. En in die dropjes fabriek maakten ze:
….. juist. Dropjes! En 1 van de dropjes had altijd en overal het hoogste
woord. Kon alles beter, wist alles beter, was gewoon beter. Vond hij zelf. Zijn
broertjes en zusjes en zijn vriendjes en zijn buren en zijn leraren en de
mevrouw in de schoolkantine, werden knettergek van de verhalen die het dropje
vertelde. De godganse dag. 24/7. Hij was de beste met rekenen en hij kon de
mooiste tekeningen maken en hij was de sterkste met gym. Vond hij allemaal
zelf, want in de praktijk had hij het zo druk met praten dat hij helemaal niet
oplette en dus helemaal niet zulke goede cijfers haalde. En het niet eens door
had als de tegenstanders wel 10 doelpunten maakten.
“Ik koop later de mooiste auto en ik trouw het mooiste
meisje zei hij en sloeg een arm om het mooiste dropje uit de klas. Ik krijg de
beste baan. Ik word directeur en ga dan golfen. De hele dag en mijn
secretaresse doet het werk. Simpel zat. Ik ga het maken in deze wereld!!!!”
De jaren verstreken en kleine dropjes werden groot. Het
werd kortom tijd om de vleugels uit te slaan. Kleine dropjes gingen de grote
wijde wereld in. Waren de afgelopen jaren groter en sterker geworden. Hadden voor
verschillende richtingen gekozen. Er waren trekdroppen, en ruiten. Muntstukken
zoet en zout. Hoestdropjes en kokindjes. En het manse dropje had een jas van
suiker aangekregen. Trots liep hij rond. “Zie je nou wel” riep hij. “Ik heb het
altijd geweten. Ik word een hele grote! Zie mij hier nu staan met mijn mooie
glimmende jas.” De dag kwam dat de
dropjes afscheid namen van hun juffen en hun meesters, en van de kantine
mevrouw, de nieuwe buren met hun baby, de jongste broertjes en van de tuinman.
Afscheid nemen, of opnieuw beginnen. Daar kwamen ze niet helemaal uit. 1 voor 1
vertrokken ze. In zakken, in doosjes. De ene had een nog mooier transportmiddel
dan de ander. Het gesuikerde dropje stond op het perron en het werd leger en
leger om hem heen. En voor het eerst, voor het allereerst werd hij stil. Hij
hield zijn mond. Want spannend was het wel. “Ik ben een hele grote!” Riep hij
toch nog eenmaal. Gegniffel was zijn deel. Zacht gegniffel achter zijn rug. Wie
durfde er om hem te gniffelen? Boos draaide hij zich om.
En wat hij daar zag deed hem met zijn ogen knipperen. 1
keer, twee keer. Nog een keer, maar het beeld bleef hetzelfde. Achter hem op
het inmiddels bijna lege perron stonden nog wel 100 kleine dropjes met
glanzende suikerjassen. Allemaal dezelfde kleine suiker dropjes. Krijg nou wat.
Hij was niet uniek, hij was niet apart. Hij was er 1 uit een dozijn! “Maar ik
word directeur!” Brulde hij over het perron. Het gegniffel verstomde. “Ik krijg
het mooiste kantoor en de mooiste secretaresse en de mooiste golfset en de
duurste auto met chauffeur en dan ga ik over de hele wereld reizen! Ik ben
avonturier!” De suikerdropjes kwamen om hem heen staan. En als hij nu helemaal
op zijn tenen ging staan, helemaal op het puntje van zijn tenen, dan was hij net
ietsje hoger. Ietsje maar. Maar net genoeg voor het arrogante dropje.
Tsj, tsj, tsj, tsj. Er kwam iets aan. “Onze trein!” “Onze
auto!” “Onze bus!” “Onze fiets!” “Onze step!” “Een skateboard!” Riepen 100
kleine dropjes door elkaar. Hun suikerjassen kraakten. Er kwamen kleine doosjes
aan. Toverdoosjes. “We worden toverdoosjes!” ”Nee!” Riep het directeursdropje. “Ik
ben de tovenaar! En jullie mogen mijn leerlingen zijn. Ik zal jullie door de
midden zagen en weg toveren en dan misschien weer terug. Ik ben de beste! En de
mooiste en wie tilt mijn golftas?” Per 10 dropjes was er 1 toverdoosje. En het
directeursdropje kwam in een mooi versierd doosje terecht. Met een prinses op
de zijkant. Het dropje dat zijn golftas droeg verdween in een ander doosje. Met
een halve draak. “Geef terug! Die tas is van mij!” Het dropje met de golftas grijnsde
terug. Naast het gemene dropje stond het aller mooiste meisjes dropje wat hij
ooit had gezien. Ze zwaaide vriendelijk, maar sloeg haar arm om het verkeerde
dropje. Het dievendropje. Die er met zijn golftas vandoor ging. En nu dus ook
al met zijn vriendin. Nog voor hij kon vragen naar haar naam.
De hele reis was hij stil. Heel stil. De reis duurde en
duurde. Via een donkere laadruimte van een vrachtwagen naar een magazijn in een
supermarkt. Via het magazijn naar de helder verlichte winkel waar de mensen
langs de schappen liepen. Zakken pakten met zijn vriendjes trekdrop, en zijn
klasgenoten Engelse drop. Maar hij bleef liggen. Helemaal beneden in het schap.
Goedkopere dropjes en dus hadden ze een plaatsje onderaan gekregen. Maar op een
mooie Herfstige dag stonden er opeens 3 mensenkinderen te wikken en te wegen. “Welk
dropjes nemen we?” Het grootste jongetje keek lang naar de dropjes, schudde
zijn hoofd en ging er met een chocoladereep vandoor. Het kleine meisje wikte en
weegde, keek een paar keer naar de mooie toverdoosjes maar pakte uiteindelijk
een zak honingdrop. Het kleinste jongetje zag niet wat er allemaal in de
schappen lag. Kon alleen de onderste planken zien. Koos spekjes. Gedrieën
liepen ze weg. Het directeursdropje was verdrietig. Intens verdrietig. “Ik zal
nooit een golfbaan zien en nooit een mooi huis hebben en geen mooie vrouw
trouwen en dat is allemaal jullie schuld! Jullie zijn waardeloos!” En hij
keerde zijn rug naar de andere suikerjassen. Maar dat had hij niet hoeven doen,
want de 9 andere dropjes zaten al met hun ruggen naar hem toe.
Maar toen gebeurde het. Het kleine jongetje kwam terug
gerend, wierp de spekjes terug in het vak, keek naar beneden en pakte de zak
met daarin: …… Juist. De toverdoosjes!
“En nu begint mijn grote reis pas echt! Ik ga het
maken, ik word directeur en jullie blijven allemaal klein. Jullie moeten
precies doen wat ik zeg en mogen niets doen zonder mijn toestemming. De mooiste
vrouw is voor mij en de grootste auto ook.” Hij kletste en kletste en had niet
door dat niemand luisterde. Zoals hij dat eigenlijk nog nooit door had gehad.
Het dropje in het mooiste toverdoosje kwam in een
trommel terecht. En die trommel kwam bij de deur te staan. De hele avond ging
de deurbel en dan stonden er glimmende lampionnen voor de deur. Met daarachter
dan zingende kinderen. En als de kindjes uitgezongen waren mochten ze een
snoepje pakken. Uit de glimmende zilveren trommel. “Neem mij! Neem Mij!” Brulde
hij de hele avond. Maar de kindjes wilden geen brullend toverdoosje. Ze pakten
wel de halve draak met zijn golftas en zijn vrouw die hij nooit zou leren
kennen. Liedje na liedje, lampion na lampion bleef hij in de zilveren schaal
roepen naar de kindjes die hem geen van allen meenamen. Meenamen op wereldreis.
Het feest van de lichtjes was opeens af en de schaal verdween in de donkere
diepe voorraadkast. Om er nooit meer uit te komen. Hij werd weer stil. De
andere dropjes begonnen weer te gniffelen.
Eeuwen duurde de gevangenis. Voor
zijn gevoel. In het echt 2 dagen. 2 dagen na het lichtjes feest vond de mamma
van de 3 kinderen het de hoogste tijd om eens iets aan de berg snoep te doen.
Ze deed de kast open, pakte een toverdoosje. ZIJN toverdoosje en opende heel voorzichtig
de zijkanten. Voorzichtig, want dan beschadigde zijn paleis natuurlijk niet.
Maar de mamma opende heel voorzichtig het doosje zodat de pappa van de kinderen
niet zou horen dat ze doosjes drop zat leeg te eten. Of eigenlijk van plan was
om doosjes drop leeg te gaan eten. Er ging namelijk iets gruwelijk fout. In de
ogen van de mamma en in de ogen van het dropje. Daar waren en zijn ze het beide
over eens. De mamma pakte een dropje uit het doosje. Het directeursdropje. Zij
blij, hij blij. Tot hij zag waar de reis naartoe zou gaan. Een diep donker gat
met vlijmscherpe witte deuren. “Nee!!”Gilde het dropje. “Hmmmm,” deed de mamma.
En daarna KRITSJTSTJST, Agggghhhhhhh,
gruggghhhhhhhhhh, tranen liepen over haar wangen terwijl het dropje met al
zijn kracht omhoog kroop via gladde glibberige glijbaan. Donkere gladde glijbaan. “Nee!!”Riep hij nog eens,
maar niemand die hem hoorde. De mamma werd ondertussen rood en bang. Dacht aan
haar kinderen die over een half uur thuis zouden komen. En die ze nog wel wilde
zien. Mamma deed nog eens Gggggggggggggggg.
Maar de pappa bleef zitten waar hij zat. Op de bank. Met zijn ipad. Keek in
zijn digitale agenda en daar stond nergens, maar dan ook echt nergens dat vrouw
vandaag zou stikken. Hoefde hij dus ook niet in actie te komen. Aansteller
dacht hij vast ook nog. (Maar dat heeft hij nog niet toe gegeven) pappa bleef
zitten en mamma werd stil. Mamma werd stil. Stikte in directeursdropje met zijn
suikerjas.
Opeens kwam pappa toch in actie. Zijn vrouw was stil en
een vrouw die stil is, is een dode vrouw. Niet handig. Pappa begint te vragen
of het goed gaat. Mamma staart glazig terug. Ziet niets door tranen die over
wangen biggelen. Kan ze trouwens ook al niets aan doen. Gebeurt vanzelf. Pappa begint
voorzichtig op rug te kloppen. Rug van vrouw. Helpt niets. “Zal ik maar een
Heimlich doen schat?” Vraagt pappa beleefd. Maar mamma reageert nog steeds
niet. Doet alleen nog maar ie-ie-ie-ie.
Heel zachtjes. Pappa gaat achter vrouw staan, vouwt zijn handen onder ribbenboog,
duwt zijn 85 kilo door ribben heen. GGGGGGGGT,
doet mamma van 3 kinderen. Pappa herhaalt zijn actie, want heeft door dat hij
anders zelf voor zijn eten moet zorgen. Voortaan. En voor zijn sokken en zijn
ondergoed en zijn kinderen en voor alles eigenlijk. Zet wederom 85 kilo tegen
ribbenboog en herhaalt actie en ja! Het kleine directeursdropje schiet los.
Schiet omhoog naar het licht. Vliegt met een fraaie boog de kamer door en denkt
aan wereldreis die nu gaat beginnen. Maar pijlsnel eindigt onder bank. En daar
slijt hij nu zijn dagen. Naast kindersok. Naast aangegeten chipje, naast
broodkruimel en speelkaart. Naast speelgoedauto en pepernoot. En voor het eerst
van zijn leven is hij echt helemaal stil. Zijn wereldreis is hier geëindigd.
Onder een bank. Maar eigenlijk is hij voor het eerst tevreden. Pappa ook. Pappa
is de held van de dag. En de mamma? Die heeft alle dropjes weggegooid. Heeft
zere beurse ribben. Heeft een zere keel en knuffelde eens extra met haar
kinderen. Het had opeens heel anders kunnen zijn. Grafsteen had zomaar
aangepast moeten worden. In plaats van:
Ze
heeft haar leven geleefd en van iedere dag genoten zou er bijna. Echt bijna
hebben gestaan:
Gestikt
in een dropje!
Hai Anna Marie! Ik heb genoten van je verhaal. Ja, die mama’s kunnen er wat van... snoepen uit de (kinder)snoeptrommel! Gelukkig heeft het verhaal een goed einde.
BeantwoordenVerwijderenFijne dag,
Helene
wat een geweldig verhaal! Ga zo door, ik volg je met heel veel interesse.Gr. Janny
BeantwoordenVerwijderenga eens in de schoenen van dat drópje staan!!!!!:P
BeantwoordenVerwijderen