Tijdens een stukje taalstudie kwam ik een grappige tekst tegen. Ik las hem in 1 keer, en had pas na 2 regels door dat er iets niet klopte. En dan kan ik het weer niet laten om te gaan schrijven. Sorry daarvoor, maar anders blijft het maar in mijn hoofd rondhangen en daar krijg ik een stuiterende hoofdpijn van. Hou u vast, zware kost. En het is taalkundig gezien nog niet eens volledig, maar daar streef ik vandaag ook niet naar. In ieder geval: veel plezier.
In Groot Brittanniƫ is er een onderzoek geweest naar de volgorde van letters in een woord. De conclusie was dat als je de eerste en de laatste letter op zijn plek liet staan, je de overige letters kon verwisselen. Dat noem je met een mooie term: Redundantie. Dat is het overbodig zijn van taalcomponenten. De overbodige componenten (in dit geval de tussenliggende letters) kunnen echter niet worden weggelaten, ze zorgen er voor dat je het taalbeeld; het plaatje correct kunt zien. Hetzij in 1 oogopslag, hetzij na wat gepuzzel. Daarnaast hebben wij in Nederland natuurlijk ook te maken met spellingregels, die het ons verbieden om zomaar letters weg te laten. Maar daar gaan we nu verder niet op in.
Onderstaande voorbeeldtekst heb ik van het internet afgenomen. Geen idee wie het oorspronkelijk geschreven heeft, want het circuleert als een olievlek over het wjerdwielde web.
Stelchs 55% van de msenen kan dit leezn: Vlgones een oznrdeeok op een Eglnese uvinrietsiet mkaat het neit uit in wlkee vloogdre de ltteers in een wrood saatn, het einge wat blegnaijrk is, is dat de eretse en de ltaatse ltteer op de jiutse patals saatn. De rset van de ltteers mgoen wllikueirg gpletaast wdoren en je knut vrelvogens gwoeon lzeen wat er saatt. Dit kmot odmat we neit ekle ltteer op zcih lzeen maar, het wrood als gheeel.
Hoe is dit mogelijk? Wij lezen een groep letters als een woord. In onze hersenen zijn al duizenden woorden opgeslagen met een beeld eraan vast. We scannen feitelijk de letters en maken er een woord van. Het maakt voor ons niet uit of de letters op de juiste plaats staan.
Beginnende lezers echter, denk aan groep 3 leerlingen lezen echter wel klank voor klank de letters, zij zullen vlgones dan ook niet zien als volgens. Zij hebben namelijk nog geen beeld woordenboek in hun hoofd opgeslagen. Ze herkennen woorden fonetisch, en zullen in het begin ook veel woorden fonetisch schrijven. (fonetisch= schrijven wat je hoort. sgool in plaats van school.) Langzaam aan wordt in de loop van de basisschool periode de woordenschat uitgebreid. En aan het eind van groep 8, misschien al eerder zullen de leerlingen bovenstaande tekst kunnen lezen en ook begrijpen wat er staat.
Eigenlijk scannen we alle woorden razendsnel in ons hoofd. Als de leerkracht een O op het bord schrijft, kan dat nog alle kanten op. Oppasoma bijvoorbeeld. Als er dan een L achter wordt gezet, zijn er al minder mogelijkheden. OLdeberkoop is er 1. Vervolgens schrijft de leerkracht verder OLI. OLIevlek. OLIF. Nu is er (volgens mij) nog maar 1 mogelijkheid. OLIFANT. Door veel te lezen scannen we woorden en vullen we ook zelf woorden snel in terwijl die er niet staan. Zo heb ik ooit in de krant een kop gelezen en me minutenlang afgevraagd wat een bommel-ding nou toch was. Er stond alleen helemaal geen bommel-ding in de krant. Er stond Bommelding. Maar door het (te) snelle scannen maakte ik een fout die we allemaal wel eens maken, maar dan is er nog de context van het verhaal die ons weer op het rechte spoor brengt. Of gewoon nog een keer rustig opnieuw de tekst lezen. Letter voor letter. Net als de kinderen in groep 3.
Onderstaande voorbeeldtekst heb ik van het internet afgenomen. Geen idee wie het oorspronkelijk geschreven heeft, want het circuleert als een olievlek over het wjerdwielde web.
Stelchs 55% van de msenen kan dit leezn: Vlgones een oznrdeeok op een Eglnese uvinrietsiet mkaat het neit uit in wlkee vloogdre de ltteers in een wrood saatn, het einge wat blegnaijrk is, is dat de eretse en de ltaatse ltteer op de jiutse patals saatn. De rset van de ltteers mgoen wllikueirg gpletaast wdoren en je knut vrelvogens gwoeon lzeen wat er saatt. Dit kmot odmat we neit ekle ltteer op zcih lzeen maar, het wrood als gheeel.
Hoe is dit mogelijk? Wij lezen een groep letters als een woord. In onze hersenen zijn al duizenden woorden opgeslagen met een beeld eraan vast. We scannen feitelijk de letters en maken er een woord van. Het maakt voor ons niet uit of de letters op de juiste plaats staan.
Beginnende lezers echter, denk aan groep 3 leerlingen lezen echter wel klank voor klank de letters, zij zullen vlgones dan ook niet zien als volgens. Zij hebben namelijk nog geen beeld woordenboek in hun hoofd opgeslagen. Ze herkennen woorden fonetisch, en zullen in het begin ook veel woorden fonetisch schrijven. (fonetisch= schrijven wat je hoort. sgool in plaats van school.) Langzaam aan wordt in de loop van de basisschool periode de woordenschat uitgebreid. En aan het eind van groep 8, misschien al eerder zullen de leerlingen bovenstaande tekst kunnen lezen en ook begrijpen wat er staat.
Eigenlijk scannen we alle woorden razendsnel in ons hoofd. Als de leerkracht een O op het bord schrijft, kan dat nog alle kanten op. Oppasoma bijvoorbeeld. Als er dan een L achter wordt gezet, zijn er al minder mogelijkheden. OLdeberkoop is er 1. Vervolgens schrijft de leerkracht verder OLI. OLIevlek. OLIF. Nu is er (volgens mij) nog maar 1 mogelijkheid. OLIFANT. Door veel te lezen scannen we woorden en vullen we ook zelf woorden snel in terwijl die er niet staan. Zo heb ik ooit in de krant een kop gelezen en me minutenlang afgevraagd wat een bommel-ding nou toch was. Er stond alleen helemaal geen bommel-ding in de krant. Er stond Bommelding. Maar door het (te) snelle scannen maakte ik een fout die we allemaal wel eens maken, maar dan is er nog de context van het verhaal die ons weer op het rechte spoor brengt. Of gewoon nog een keer rustig opnieuw de tekst lezen. Letter voor letter. Net als de kinderen in groep 3.
Anna Marie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten